woensdag 13 december 2006

INTERNETDATING

bitterlemon.eu - Discussie Internetdating (1) * December 2006

door Tom Zwitser

Internetdaten is tegenwoordig hét middel om de hoop op een relatie levend te houden. Honderdduizenden Nederlanders in de leeftijd tussen
18 jaar tot ver over de 50, zijn lid van een datingsite Het geeft aan dat Nederlanders zowel moeite hebben om een relatie te onderhouden en
tegelijk moeite hebben met hun single-zijn. Daarom neemt men genoegen, zoals een van de honderdduizenden profielen zegt met ''lekker
single te zijn, op zoek naar leuke contacten, waarbij de mogelijkheid om de echte liefde tegen komen niets meer dan een leuk extraatje zou
zijn''. Met andere woorden: ze rekent er al niet meer op de ware liefde tegen te komen en ze houdt haar hoofd boven water met
chatcontacten.

De vraag is of ze de echte liefde wel wil tegenkomen. De verdroogde foto bij dat profiel toont ook allesbehalve iemand die op zoek is naar
''leuke'' contacten en tegelijk nog ''lekker single is''. Misschien slaagt ze er werkelijk in zichzelf wijs te maken dat ze ''lekker single'' is, iets wat voor ieder normaal mens niet aan haar af te zien is. Iemand wiens droom daarentegen nog in volle glorie het leven bepaalt en de echte
liefde wel wil tegenkomen durft rustig op haar profiel te zetten: "Ik ben een echte vrouw en houd van aandacht en attenties. Een man moet
me willen begrijpen en me meenemen weekendjes weg (Parijs/Milaan). Ben jij de man die mij gelukkig maakt?" Ik ben bang dat ook zij niet
zal slagen en de liefde van haar leven niet zal tegen komen. Datingsites, kortom, zijn plaatsen van ongegeneerd dromen en nog
ongegeneerder de desillusie tentoonspreiden. Iemand die deze tweedeling doorheeft schrijft: ''ik heb een erg gelukkig leven, ben erg
zelfstandig, heb een eigen huis, een geweldige baan en vrienden, maar toch mist ik af en toe een maatje. Heb jij je leven op orde en wil je dat
met mij delen? Neem dan contact met mij op''.

Zo zijn er nog een aantal onbegrijpelijke zaken aan e-dating (internetdaten). Vrijwel iedereen schrijft op haar profiel dat ze ''leuk, spontaan
en enthousiast is'' en ook iemand zoekt die ''leuk spontaan en intelligent is''. Of in een andere variatie kan het ook voorkomen: "Ik ben een
leuke, spontane en gezellige meid. Herken je je hierin? Stuur dan een mailtje." Wanneer iedereen deze eigenschappen bezit en zoekt in de
ander, zouden er toch eigenlijk geen fenomenen als online datingsites mogen bestaan? Iedereen zou zonder meer ogenblikkelijk voorzien
worden in een maatje. De massaliteit van datingsites geven juist het onvermogen aan om via geijkte paden een partner te vinden, of men
doet de moeite niet meer om via de geijkte paden een partner te vinden, of men zoekt volgens heel ander criteria naar een partner, namelijk
op allerlei steekwoorden die op eigenschappen moeten duiden. Die eigenschappen weet je niet wanneer je mensen in real life ontmoet. Het
scheelt allerlei vermoeiende kennismakingsgesprekken en zo'n online kaartenbak geeft het gevoel dat je een voorselectie kan doen die je op
andere plaatsen niet kan doen. Maar wat in 's hemelsnaam zegt de kwalificatie ''leuk'' van iemand? Iemand die leuk is kan een volgend
moment toch helemaal niet leuk zijn? Toch moet je schijnbaar van jezelf zeggen dat je leuk en spontaan bent, anders keuren de potentiële
maatjes je af.

Verlies van eigenschappen

Met andere woorden; men kan geen partner vinden omdat leukheid, spontaniteit en enthousiasme geen eigenschappen zijn. Mensen hebben
geen echte eigenschappen meer. Ze hebben ook niet meer de eigenschap om een relatie aan te gaan en deze te onderhouden. Daarom vindt
iedereen zichzelf uit pure ellende maar gezellig, open en spontaan. De crux zit in het profiel zelf. Iemand die een profiel van zichzelf opstelt
presenteert zich als een autonoom en vrij individu. Dit begin klopt al niet. Zodra een mens autonoom en vrij van achtergrond, familie en
land denkt te zijn verliest hij of zij eigenschappen. Een toenemende individuele autonomie gaat gepaard met een verlies aan eigenschappen.
Dus wat moet men voor andere woorden schrijven? Ze hebben niets anders. Het is typisch modern om over zogenaamde eigenschappen na
te denken alsof dat iets is dat helemaal onafhankelijk van de rest, alleen in mij bestaat. Vroeger had men die en dacht men er niet over na.
Het is heel moeilijk om mijzelf een eigenschap toe te schrijven die ik geheel los van enige context bezit. Dus kan je dat maar beter laten. Nu
heeft men geen enkele eigenschap, maar blijkt na allerlei psychologische analyses dat je bijvoorbeeld extravert bent, behoefte hebt aan een
stabiele omgeving en iemand die je begrijpt. Die iemand is automatisch leuk natuurlijk. Maar zijn dit echte eigenschappen? Wanneer je er
achter komt dat je een stabiele omgeving nodig hebt, ontdek je immers een normale menselijke behoefte. Maar om te bedenken dat je zelf
moet bijdragen aan die stabiele omgeving omdat de mensen om je heen die ook nodig hebben, blijkt een stap te ver. We kunnen dus gerust
allemaal labiele chaotische persoonlijkheden zijn, maar onze omgeving moet die wel kunnen opvangen. Iedere sociale omgeving wordt een
soort van opvangruimte voor mensen die denken dat ze vrij en autonoom zijn, maar die keer op keer crashen omdat die laatste vent of
meid die je op Internet ontmoet hebt toch een smeerlap blijkt te zijn. Ik stel me zo voor dat die relatie huilerig wordt uitgemaakt met de
zin: ''Je schreef dat je leuk was!''

Je zal maar een omgeving hebben met louter beroepscrashers die allemaal denken vrij en autonoom te zijn. Er komt een generatie aan die
niets anders gewend is. De enige stabiliteit ligt in de regelmaat van een mentale crash.

Wanneer je denkt dat die stabiele omgeving niet nodig is, is er netzo goed een steekje los. Je moet wel een heel erg getraumatiseerd
buitenbeentje zijn om je tegen een stabiele omgeving te verzetten. Je moet op z'n minst een bepaalde periode van je leven nooit te boven
gekomen zijn, om een haat tegen een stabiele omgeving te ontwikkelen en blijvend ressentiment tegen alles en iedereen te koesteren.
Waarom komen mensen ertoe om te denken dat het vinden van een partner wel op Internet lukt, als het via de geijkte paden niet lukt? Het
wordt alleen maar moeilijker op Internet, ondanks de enorme hoeveelheid aan profielen waar je doorheen kunt klikken. Na een avondje
profielenbladeren zei het ene meisje me netzo min iets als het volgende meisje. Ze vonden zichzelf allemaal leuk en spontaan. Het was zelfs
erger: na een avondje profielenklikken wilde ik helemaal geen leuk en spontaan meisje meer. Laat die maar lekker in de kaartenbak.

Wanneer je dus wil zoeken naar een partner in zo'n kaartenbak, mag je dus absoluut niet meer dan 10 – 20 per dag bekijken, wil je er nog
een zinnig oordeel over vellen. Maar dan hebben we het nog niet over de foto gehad die door de meesten bij het profiel geplaatst wordt. Je
mag al blij zijn als je in de eindeloze zee met ellendige foto's een goede foto tegenkomt. In de afdeling ''buitenland'' wil nog wel eens een
gewoon en leesbaar profiel te vinden zijn van een Vlaams meisje, en kun je ook af en toe een prachtige foto van een Oekraïens of Russisch
meisje tegenkomen. Deze meisjes hebben nog een voorkomen op de foto, al versterkt hun massale aanwezigheid in de Nederlandse
kaartenbakken wel het idee, dat er nog een massale huwelijkshandel floreert tussen West en Oost-Europa.

Nederlandse meisjes laten zich bij voorkeur fotograferen in de disco, of in Thailand of aan een Spaans strand. De flits maakt in een keer
een lelijke make-up laag op het gezicht zichtbaar en de schijnbaar onbewust blik van verveling en onverschilligheid maakt er ook geen
aantrekkelijk geheel van Ik ben benieuwd waar deze meisjes hun leukheid verstopt hebben. Of zou men zichzelf leuk vinden omdat iedereen
die leuk is nu eenmaal vaak naar de disco gaat, zo nu en dan eens een brutale mond kan opzetten en regelmatig stomdronken over straat
zwalkt en de volgende dag weer onder een systeemplafond en TL licht zit te werken voor de volgende uitspatting? Ben je dan leuk?
Geen wonder eigenlijk dat men met zo'n leven ''ontzettend van reizen houden'' en ook van uitgaan en shoppen. De meeste meisjes hebben
een ontzettende reislust en eisen die ook bij een toekomstige partner. Ik wordt al moe wanneer ik eraan denk.

Als men al niet eens een mooie foto van zichzelf weet te maken (en zelfs de studiofotograaf kan dat niet) denkt men dan zomaar een
partner tegen te komen? Ik zou troosteloos worden wanneer ik mijn hoop op deze modderige kaartenbakken moest vestigen. Een avondje
bladeren is niet bepaald goed voor het vertrouwen in de medeburgers.

Lees verder...

vrijdag 1 december 2006

SAMIR A. OF GEERT W.?

BL Commentaar 1 december 2006 * Samir A.

door Tom Zwitser

Het nieuws van vandaag, 1 december 2011. Vandaag wordt de uitspraak verwacht in de zogenaamde zaak Hofstadgroep II. Deze groep
met Geert W, Marco P, en Hilbrand N. is aangeklaagd voor ondermijning van de rechtstaat, het plannen van georganiseerde aanslagen
tegen Nederlandse politici en het verpesten van het volk. Ze worden door de aanklager ‘een gevaar voor de democratie’ genoemd. De zaak is
ooit in gang gezet door een commissie van de AIVD die stuk voor stuk rechtstreeks uit de partijburelen van PvdA, VVD en Groen Links
komen.

De groep heet weliswaar Hofstadgroep II, maar heeft connecties met Venlo, Rotterdam en, naar verwacht wordt, ook in vrijwel alle grote
steden. Geert W. alias Amadeus, staat bekend als leider van de groep en heeft buiten de groep ook persoonlijk een grote aanhang. Het zal
juist dit aspect zijn dat bij de rechter zwaar weegt. De voorbeeldfunctie zal naar verwachting een extra zware veroordeling opleveren. De
invloed die hij heeft legt de aanklager uit als het ophitsen van mensen tegen hun gelijke medeburgers die elders in de wereld geboren zijn,
maar in Nederland verblijven en tegen de staat die door hen onmogelijk gemaakt wordt te functioneren.

De verdediging verwijst veelvuldig naar de zaak van Samir A. uit 2006 waar destijds ook niet bewezen kon worden dat het om een
georganiseerde groep van terroristen ging. Ook wijst de verdediging vooral op het feit dat Geert W. niet zozeer invloed heeft, maar dat zijn
boodschap vooral de steun geniet bij een percentage van het volk; naar schatting zo’n 10%.

De rechter zegt daar vandaag over dat hij niet oordeelt over de vraag of het om steun of invloed gaat. Hij moet gewoon de wet toepassen.
Deze wet stamt uit begin 2007 en perkt de vrijheid van meningsuiting in omdat deze vrijheid vooral negatief werd aangewend, ter afbraak
en belediging van mensen, ideeen en religies. De wet maakt het mogelijk dat mensen uit het publieke domein, of ze nu gesteund worden of
niet, veroordeeld kunnen worden voor elke fundamentele of ongepaste kritiek op religies, de democratie of individuen. Dit is destijds nooit
verder gedefinieerd.

De verdediging wijst er verder op dat de Hofstadgroep II het niet zozeer de staat onmogelijk maakt in de uitoefening van haar gezag,
maar dat de staat het juist de burger onmogelijk maakt burger te zijn. De aanklager zei enkele maanden geleden daarover dat dat
juridisch niet aan de orde is en dat er puur gekeken moet worden naar de handelingen die het functioneren van de staat in de weg staan,
omdat dat hetgeen is waarover juridisch gedebatteerd kan worden. Tijdens eerdere zittingen stak Geert W. vol ongeloof zijn handen in de
lucht toen de aanklager dit naar voren bracht hetgeen hem op een berisping van het hof kwam te staan. In een persverklaring zei hij
daarover dat het toch “ongelofelijk is dat het in rechtzaken alleen maar mag gaan om het belemmeren van de overheid, maar dat men dus
klaarblijkelijk niet de overheid kan aanklagen voor het langdurig en consequent belemmeren van de Nederlandse burger louter en alleen
omdat die overheid daar nooit een wet over heeft opgesteld. En ze zal wel gek zijn om dat te doen.”

"In feite", zo zei hij, “ontkent de staat het ambt van burgerschap en de daarbij behorende rechten en plichten. De Nederlandse overheid
pretendeert eigenlijk over een slavenvolk te heersen dat het met moeite in het gareel houdt, maar hard ‘denkt te moeten optreden’ tegen
mensen die zich tegen haar zogenaamd goede bedoelingen verzetten. De democratie is dus uitgelopen op een absolute machtsstaat. De
democratie als feodale despoot die uit naam van haar eigen burgers diezelfde burgers al haar rechten uit handen neemt. Ze vertrouwt haar
eigen burgers dus openlijk niet, maar maakt ze blij door ze eens in de vier jaar een worst voor te houden: ze kunnen nog kiezen om door de
CDA familie of de PvdA familie geregeerd te worden. Hetgeen voor de burgerrechten en de machtspretenties weinig uitmaakt. Daarom
moet de Nederlandse burger haar eigen rechten weer aan de staat onttrekken en tegelijk de zeggenschap die de staat heeft over de burgers
drastisch inperken.”

De wet die Geert W. nu opbreekt bekritiseert hij furieus: “we hadden die wet op de inperking van de vrijheid van meningsuiting nooit zo
moeten opstellen. Het gaat niet om het juridisch voorkomen van belediging en discriminatie. Immers, deze wet is zelf op een grote
belediging voor de Nederlandse burger uitgelopen.

Verwacht wordt dat Geert W. alias Amadeus een periode van vier jaar kan uitzitten met acht van zijn medeverdachten en daarna weer op
vrije voeten zal komen. Naast de hele bovenstaande discussie zal een belangrijke reden voor veroordeling zijn dat zij op heterdaad op
wapenbezit zijn bertrapt. Geert W. voerde aan dat het om zijn eigen veiligheid en verdediging gaat. Wegens diverse bedreigingen kon hij
zich niet anders dan bewapend en beveiligd buitenshuis begeven. De aanklager zei dat de persoonlijke veiligheid van Geert W. destijds
onderzocht is door de AIVD, maar dat deze bewapening onnodig achtten en zich tot dusverre ook nog geen incidenten hebben voorgedaan.

Verwacht wordt dat de aanklacht ‘plannen van aanslagen tegen Nederlandse politici’ wegens tegenstrijdige getuigenverklaringen terzijde
zal worden geschoven. Ondanks de vele videoboodschappen die Geert W. in de afgelopen jaren op de Nederlandse TV wist te krijgen kan
hem geen waterdicht bewijs ten laste worden gelegd. De aanklager betreurt dit enorm want met moderne technieken als het vertraagd
terugspoelen van de beelden is hij erachter gekomen dat zijn filmpjes zeker ‘schrikbarende elementen’ bevatten. Hij kon daar nog niet
gedetaileerder op ingaan.

Hij heeft gisteren al aangekondigd dat, wanneer deze aanklacht niet wordt gehonoreerd, hij een minutieuze studie zal indienen over de
definitie van het woord ‘aanslag’. Daarbij zal niet alleen gekeken worden naar de klassieke betekenis van terrorist, die met een
(zelfmoord)aanslag onrust zaait in het publieke domein, maar worden ook nieuwe vormen van terrorisme bekeken, zoals het tegenwerken
van bestuurs- en overheidstaken. Dit staat bekend als zogenaamd bureaucratisch terrorisme.

Marco P. en Hilbrand N. worden waarschijnlijk vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat het gaat om een georganiseerde groep
terroristen en hun band met Geert W. niet onomstotelijk vast ligt. Ze worden door de rechtbank toch vooral salonterroristen genoemd. Dit
is iets wat Geert W. juist betreurt: “omdat we er als conservatieven nooit in geslaagd zijn een eenduidig blok te vormen in Nederland,
slaagt de staat er nu in ons een voor een aan haar spit te rijgen”.

lees verder:

BITTERLEMON nr. 1 is samengesteld uit essays en kortere commentaren over begrippen als burgerschap, (overheids)gezag en de
verhouding tussen staat en burger. U kunt zich hierop abonneren of als nummer los bestellen. Verschijnt per 15 december 2006. Zie elders
op de site.

Lees verder...

woensdag 29 november 2006

VVD CRISIS... BEZWOREN?

BL Commentaar 29 november 2006 * VVD

door Tom Zwitser

Gisteravond heeft Frans Bauer "vol emotie" - huilend dus - de annulering van de concertreeks in Ahoy bekend gemaakt wegens een poliep
op zijn stem: "ik hoop dat jullie komen wanneer ik er weer sta – sorry". Onze volksheld kan het even niet. Het heldendom wordt dwars
gezeten door een poliep. Maar bij VVD-"leider" Marc Rutte is een poliep niet genoeg. Poliep Rita poliept niet genoeg om Rutte van zijn
heldenrol af te houden. Zelfs 60.000 stemmers poliepen niet hard genoeg om Rutte te doen inzien dat hij er nu beter even niet ‘kan staan’.
In de VVD heerst een hardnekkig sfeertje van poliepontkenning. En dat kan hen duur komen te staan, dat slaat namelijk op de stembanden.
Frans Bauer weet dat het hem de zijne kan kosten en wil dat het volk niet aandoen. Het volk wil dat Rutte ophoepelt, maar dat wil Rutte
zichzelf niet aandoen.

Nadat Marc Rutte op een bedenkelijke wijze deze zomer aan het roer van de VVD kwam te staan was hij helemaal het jongetje. Nu het na
de verkiezingen helder is dat de kiezers niet voor hem kiezen maar voor Verdonk als partijleider, wil hij niet gaan buitenspelen. En dat met
de verkiezingscijfers onder ogen toegegeven wordt dat er in de zomer vals geknikkerd is, is al helemaal niet aan de orde. Het heeft toch
lang genoeg geduurd zou je denken. Waar een partij met corifeeen als Bolkestein, Wiegel en Verdonk het toch vandaan haalt om gedicteerd
te worden door onbeduidende linkse koorballen is een waar raadsel.

Al langer wordt er aan de rechtse poten van de VVD gezaagd door de Van Aartsens, Ruttes die met een linkse scheiding in het haar wel op
het pluche mogen zitten, waar de rechtse scheiding altijd tweederangs zit.

Nee, volgens Rutte is de crisis bezworen, er komt geen commissie om te onderzoeken of het uiteindelijk-toch-niet-beter is dat Verdonk
partijleider wordt. Impliciet zegt hij dat er niet in de zomer vals geknikkerd is, maar juist tijdens de verkiezingen. Er moet ergens een
vergissing zijn geweest, moet Rutte denken, Rita meer stemmen dan hij, dat moet een telfout zijn. Manhaftig heeft hij vervolgens verklaart
dat er dus geen sprake kan zijn van een intern onderzoek onder leiding van Bolkestein en Wiegel. De uitspraak van dat onderzoek staat
immers al vast: Rutte out, Rita in.

Het toont nogmaals de barre tijd aan waarin de VVD verkeert. Ze nemen de verkeerde beslissingen, het laat de juiste mensen niet aan het
roer en verliest aan de lopende band. De liberalen zijn allesbehalve democratisch, zoveel is nu wel duidelijk. Niet voor niets heeft Wiegel het
partijleiderschap geweigerd voor de zomer. Hij moet weten wie er achter de schermen aan de touwtjes trekt en verantwoordelijk is voor de
hardnekkige afbraak bij de liberalen. Het is wachten op de echte strijd want die kan niet uitblijven. Rutte is aangeschoten wild en Rita - dat
weten we inmiddels – beschikt over jagersinstinct en zal stug door blijven poliepen totdat Rutte niet anders kan dan zijn afscheid piepend
bekend maken. Misschien dat dan het verlies aan stemkracht in de VVD op wonderbaarlijke wijze zal verdwijnen.

Lees verder...

dinsdag 21 november 2006

DROOMKABINET

BL Commentaar 21 november 2006 * Verkiezingsuitslag

door Tom Zwitser

Nederland heeft gekozen. Maar wat voor burgers zijn dat en hoeveel "land" is Nederland nog? Onze boeren hebben we
immers in de SP-soos gezet en onze klei is weggeasfalteerd. En wat wil Bitter Lemon dan voor een kabinet?
Rouvoet heeft zijn zin, het wordt dus PvdA, CDA en CU. Hij heeft zich ertussen gewurmd en net op tijd zijn stekels naar Wilders en
Verdonk opgezet. Andre - ratfoot - Rouvoet is lekker sociaal en betrokken.

Het Bitter Lemon droomkabinet zag er echter heel anders uit: Daarin zitten wel de PvdA en de CU, maar niet het CDA. De twee worden
aangevuld met SP, twee varkens van de dierenpartij, drie kreupele D66'overlevenden en dan zal er nog een halve NedTranser nodig zijn. We
dachten eerst dat die laatste Nederland Transseksueel betekent, die voor geheel Nederland een Extreme Makeover in het programma
heeft. Voortaan in het zorgpakket: iedereen moet minimaal een keer van sekse wisselen, of iets dergelijks. Je moet alles serieus nemen
niewaar? Het zou zomaar kunnen gebeuren.

Maar we werden gerustgesteld met de verklaring van een vriend van een kennis die het wel wist: Nederland Transparant. En transparant,
dat kan nooit kwaad beaamden we. Na de blanco kleurspoeling a la Wilders en de rooie van Marijnissen, is dit de nieuwste, en we moeten
het bekennen: ze maken ons razend nieuwsgierig. Zou NedTrans een pruik van doorzichtig visdraad hebben?

Ons droomkabinet moet de ideale schietschijf van BitterLemon zijn. Wij schieten graag. Om eerlijk te zijn is dat het enige dat we aan de
lopende band met plezier doen. En daar moet natuurlijk wel een kabinet voor zijn, want zomaar in de lucht schieten laten we graag aan
andere, veel hogere culturen over.

Een kabinet met het CDA, de PvdA en de CU is doorgaans veel te saai voor ons groffe geschut. Om op hun achterbakse streken te schieten
moet je weer in de papieren en kleine lettertjes duiken en dat kost alleen maar werk. Nee, we hebben liever de grote stommiteiten uit de
politiek, vervolgens een passend salvo onzerzijds en dan op naar de volgende stommiteit. Het moet wel leuk blijven. Vandaar onze voorkeur
voor een kabinet met varkens, ezels, stekelvarkens en een pruik, samen in een heel groot bos.

Lees verder...

zondag 5 november 2006

LIJSTTREKKERSDEBAT

bitterlemon.eu - LIJSTTREKKERSDEBAT

een column, door Tom Zwitser, 5 november 2006

Vrijdagavond keek half Nederland weer naar het lijsttrekkersdebat, of naar de commentatoren van het
lijsttrekkersdebat. Ik niet. Ik luisterde zaterdagochtend via de radio naar een commentaar op de commentatoren van
het lijsttrekersdebat. Deze besprak zowel de lijsttrekkers, als de commentatoren.

Deze commentatoren bepaalden naderhand schijnbaar wie er gewonnen had, en kregen van mijn commentator-deskundige de kritiek, dat
zij niet kunnen bepalen wie er gewonnen heeft wanneer ze dat vanuit een eigen politieke voorkeur doen. Een commentator van vrijdagavond
bleek namelijk positieve gevoelens bij een Fortuynargument te hebben. Deze wilde dat er eerst in de gezondheidszorg gereorganiseerd werd,
voordat er ook maar een cent in geinvesteerd kon worden. Daarbij hekelde mijn radiostem nog de aanwezigheid onder de commentatoren
van o.a. bandjespromotor Henk Jan Smiths die als ‘imagodeskundige’ door het tvprogramma naar voren werd geschoven.

De stem op de radio bedoelde te zeggen dat de zuivere analyse van het debat niet om de inhoud mág gaan omdat een commentator dan
middels zijn eigen politieke voorkeur de debaters beoordeelt. Een lijsttrekker mag immers van alles roepen, als hij zijn punt maar scoort.
Dat is hetgeen beoordeeld dient te worden door deskundigen, die alleen dan ‘neutraal’ kunnen zijn. En dat is ook de wijze waarop politici te
werk gaan. Zoals de deskundige de debatten beoordeelt, zo doet de kijker hem zo goed mogelijk na. Politici worden dus niet afgerekend op
hun inhoud, maar op de gescoorde punten. En dat blijft de kiezer ook de volle periode van 4 jaar doen. Het is telkens weer de vraag wie er
een punt scoort en wie er een moet incasseren.

Regeringsakkoorden en verkiezingsprogramma’s zijn in de verste verte niet bepalend voor het werkelijke beleid. U en ik wisten het al
langer. Politiek gaat daarmee niet meer om het wat, maar om het wie en het hoe. De kijkers die niet al in het debat hun keuze konden
maken, moeten daarna nog geholpen worden door een deskundigenpanel die de kijker vertelt welke punten de lijsttrekkers precies gescoord
hebben en wie nu de sterkste debater is. En dan gaat het bij uitstek om de wijze waarop ze het gezegd hebben.

Zolang iedereen stemrecht heeft, is het onduidelijk waarom iemand kiest. Hij moet persoonlijk overgehaald worden, en soms vindt hij zelfs
dat hij heel bewust kiest. Dit laat daarentegen zien dat juist diegene die heel bewust kiest, de grootste onbenul van allemaal is. Hij bekijkt
met een interessant blik het debat, neemt daarna uitgebreid de tijd om Henk Jan Smiths aan te horen, en gaat zelfs nog serieus nadenken
over de stem op de radio (want daar zit natuurlijk ook wel wat in) en zegt dan doodleuk dat hij het wel heel raak vindt, maar het ook weer
niet met alles eens is. Eigenlijk is iemand die nog uit een zeker plichtsgevoel stemt, maar het circus er omheen dikke onzin vindt, een stuk
gezonder: die stemt CDA omdat zijn ouders dat ook deden, en de rest laat hem onverschillig. Maar ook dit stemgedrag is niet bevredigend.

Bewust kiezen naar aanleiding van debatten waar het niet om de inhoud maar om de punten gaat is zo goed als niet-kiezen. Het is
willekeur. Het is alsof je een kaart van een enorme woestijn koopt, een punt in de leegte prikt en heel pedant zeg: ‘daar gaan we naar toe’.
Nee, de democratie moet een stapje terug doen. En dat begint bij de kiezers. De kiezers moeten ho zeggen tegen de totale politisering van
het leven. Hieronder volgen een paar stellige ideeen die grofweg onderscheiden wanneer mensen wel en niet in staat zijn om te kunnen
kiezen.

Niet iedereen die ouder dan 18 jaar en wilsbekwaam is bevonden, moet zonder meer kunnen stemmen. Alleenstaanden mogen geen
stemrecht hebben. Er geldt alleen nog stemrecht voor groepen. Niet de kroeggroepjes, vriendengroepjes, of hobbyclubjes, maar groepen die
door bloedband en huwelijksband met elkaar zijn verbonden. Deze banden werden altijd families genoemd, een fenomeen wat een tijdje
volledig ‘uit’ was, en nu weer ‘in’ wordt, al was het maar omdat men wil overleven en voortleven.

Families kunnen zich voor stemrecht inschrijven, en daarbij vermelden wie er tot de familie gerekend kan worden zodat voorkomen wordt
dat mensen niet via meerdere families aan stemrecht komen. Men wordt niet gedwongen om bij een familie te horen, het wordt wel
gestimuleerd. Als er in bepaalde families – zoals heel soms gebeurd - brand uitbreekt en de hoofden politiek gezien niet meer dezelfde kant
opstaan, dan ontstaat er qua stemrecht een afscheiding met een nieuwe familie die zich aanmeldt voor stemrecht. Voorwaarde is wel dat
een nieuw aangemelde familie uit drie generaties bestaat, met ‘patriarchen’ van twee geslachten. Zo voorkomt men dat een willekeurig
eenoudergezin ook stemrecht krijgt toegewezen – wat niet de bedoeling is, omdat dit in wezen neerkomt op de enige volwassene in het
gezin.

Tegelijk stimuleert men de familiestructuur. Wil men politiek zijn, dan kan dat alleen vanuit de familie, en om de verbrokkelde moderne
mens tegemoet te komen, bestaat er vrijheid van inschrijving en een zekere keuzemogelijkheid voor de familiegenoten. Ook wordt er geen
willekeur van seksuele geaardheid mogelijk. Ook homo's kunnen alleen meestemmen binnen een gewone familiestructuur. Ze kunnen dus
gewoon politieke invloed uitoefenen, maar binnen de norm van een familie. Opa, oma, vader, moeder, kinderen en kleinkinderen zijn met
elkaar het wezen van een gewone gemeenschap en zorgen voor het voortbestaan van de familie. Deze staan dus ook centraal in het
voortbestaan van het land.

In het postmoderne Nederland is dat een tijd volledig ontkend geweest. Net zoals het wezen van de familie zelf een tijdlang ontkend is en
het kind tot een importproduct werd gedegradeerd dat bij willekeurig iedere ouder kon opgroeien die het maar een onbezorgde jeugd kon
garanderen. Nu daar de grote nadelen van zichtbaar worden, beseft men weer dat een afwijkende geaardheid en kinderimport welliswaar
‘moet kunnen’, maar dat je tevens moet kunnen zeggen dat het niet normaal is en als afwijkend beschouwd moet worden. We hebben er
decennia over gedaan om dat te beseffen. Het afwijkende wordt in dit model niet afgeschaft of buiten werking gezet, in tegendeel, maar in
een familiedemocratie, komt het wezen van de familie weer centraal te staan. Een familie is namelijk geen agglomeraat van IVF-,
donorzaad- of adoptiekinderen met homoseksuele ouders.

Alhoewel een conservatieve democratie een innerlijke tegenspraak is, kan er wel een aanzet gegeven worden waarbij de democratie opnieuw
gefundeerd wordt op conservatieve basiselementen. Democratie en conservatisme zullen altijd een problematische combinatie blijven,
maar nog altijd minder problematisch dan een liberale democratie waar om elk individu gevochten wordt door hem los te weken van zijn
natuurlijke verbanden. Elke neiging tot binding, behalve die aan de staat, wordt voortdurend tegengewerkt. De inhoud blijft men
angstvallig vermijden en met het mandaat van de kiezer wordt de grootst mogelijke onzin in wetten vastlegt. Een mens daarentegen kan
alleen kiezen uit een zekere gegevenheid. Niet vanuit een vrijblijvende discussie met wat vrienden waar je het per definitie goed mee kunt
vinden, maar vanuit de confrontatie en onverbreekbare verbinding die het leven zelf aanreikt; de bloeds- en gezinsbanden.

Lees verder...

maandag 16 oktober 2006

DE CARTOGRAFIE IN VOGELVLUCHT

bitterlemon.eu - Essay 16 oktober 2006 * Cartografie

door Tom Zwitser

Sinds enige dagen ben ik in het gelukkige bezit van een reproductie van een vogelvluchtkaart uit 1652 van de stad
Groningen. Om de stad heen staan alle schansen en vestingen getekend die er in de Ommelanden gebouwd waren om
de vesting Groningen - en daarmee de Republiek - te beschermen. Deze verdedigingslinie functioneerde vrij goed, want
Groningen is als vestingstad nooit gevallen (1602 – 1874).

De kaart is verluchtigd met stadswapens, aanzichten en doorsneden van de vestingwerken. Een vogelvluchtkaart is een perspectivische
weergave van de werkelijkheid. Elke huisje, hoe klein ook, wordt in perspectief op de kaart ingetekend. Men streeft naar weergave van de
werkelijkheid zoals een vogel met kleurenblindheid deze ziet. Het is een genot om naar te kijken. Toch is men in de loop van de tijd andere
kaarten gaan maken.

In de eerste eeuwen van de Reformatie valt Europa uiteen in een zeker coherent Rooms deel dat grotendeels door Habsburgers en
Bourbons wordt geregeerd, en een verbrokkeld protestants gedeelte. Oorlogen teisteren Europa en de Republiek besteedt massaal
aandacht aan de bouw van vestingsteden. Onder andere worden Middelburg, Deventer en Groningen als zodanig flink aangepakt en van
Rijkswege versterkt met stadswallen en een garnizoen. Groningen wordt een van de beste vestingen van de Republiek.

Een vesting bestaat uit stervormige aarden wallen, bastions geheten. De oppervlakte van de vestingwerken variëren per stad, van iets
minder dan het equivalent van het bebouwde stadsoppervlak, tot 5 keer de grootte van de stad, zoals bij Coevorden het geval is. De
stadswal is een ongelofelijk massieve verhoging die om de stad heen gelegd werd. Anders dan de Middeleeuwse stadsmuur die snel aan
gruizels geschoten kon worden ‘absorberen’ aarden wallen daarentegen veel kogels en explosieven en vergen weinig reparatietijd.

De toenemende vestingbouw in de 16e en 17e eeuw sloot de burgers op in hun eigen steden. De grens tussen de stad en de landerijen is niet
meer die relatief dunne muur uit de middeleeuwse stad, maar een immens landschap, van wallen, bastions en forten. Kan de burger het
volhouden om zo lang opgesloten te worden? De explosie aan liberale stedenbouwkundige ideeën in het Europa van de 18e en 19e eeuw
suggereren een ontkennend antwoord op deze vraag. Wenen haalt in 1860 de wallen neer en legt een ringweg rond het oude centrum aan.
De geslotenheid van de vesting maakt plaats voor het liberale symbool van vrijheid en mobiliteit; de ringweg die de rondgaande beweging
constitueert en symboliseert. De tegenstelling tussen geslotenheid en vrijheid kan niet groter zijn. De 19e eeuwse burger breekt definitief
door de geslotenheid van de vesting heen middels de stedelijke vernieuwingen.

In Nederland worden de Nederlandse vestingsteden in 1874 toegestaan om de vesting te slechten, al blijven de vestinggronden nog lange
tijd Rijksbezit en pas aan het einde van de 19e eeuw aan de stadsbesturen overgedragen. Opgelucht gaf men aan de toestemming om de
vesting te slechten gehoor. Bewoners en stadsbesturen waren de vestingen meer dan zat en haalden ze neer. Toch werd er in Groningen niet
direct op gebouwd. Pas in de tijd rond de woningwet van 1901, waarin elke grote Nederlandse stad verplicht wordt een stedelijke
uitbreidingsplan te maken, plant men de volledige bebouwing van het vestinggebied in Groningen. Dit omdat de woningnood groot is, en de
massa arbeiders vaak in krakkemikkige hutjes en huisjes bivakkeerden. Uit deze tijd stammen ook de diverse ‘Maatschappijen tot
verbetering van de Woningtoestanden’ in Nederland.

Vanaf pakweg 1916 worden in korte tijd enorme woonwijken uit de grond gestampt, die al vanaf ± 1906 op uitbreidingsplannen ontworpen
worden. Uit deze tijd stamt ook het grootschalige gebruik van de abstracte plattegronden. Vogelvluchtkaarten kunnen een nog niet
bestaande werkelijkheid immers niet weergeven. Er moet dus een nieuwe cartografie geïntroduceerd worden. De nieuwe cartografie komt
in de loop van de 19e eeuw tot stand, omgekeerd aan de oude cartografie: De oude cartografie volgt de werkelijkheid van bovenaf op de
voet en licht deze waar nodig toe met details, aanzichten en doorsneden die rond de eigenlijk kaart worden getekend.

In de stad zelf bouwde men niet in het wilde weg, maar ook niet gepland. Straten zijn nooit recht en men bouwde per kavel. Bij
uitbreidingen van bestaande huizen bouwde men vaak aanbouw voor aanbouw. De bijgebouwtjes, of de rij nieuwe huizen, worden op een
volgende kaart bijgetekend. Worden de groeiende steden te groot om het gedetailleerde tekenen van de vogelvluchtkaarten vol te houden?
Elk huisje staat immers apart op de kaart. In ieder geval abstraheert men de werkelijkheid steeds meer, tot elke dieptewerking in de kaart
is verdwenen. De vogelvluchtkaarten daarentegen komen tot stand op eenzelfde wijze als de stad: men bouwt steeds iets bij het bestaande
aan, men ontwikkelt het bestaande, men bevestigt daarmee het bestaande, niet als museumstuk, maar als gegevenheid die vanzelfsprekend
geaccepteert is.

In de 19e eeuw ontwikkelt men de stadsplanning; het plannen van de stad op een plan van papier. Particuliere bouwverenigingen gaan
huisjes bouwen om deze te verhuren aan arbeiders en aan de kleine burgerij. Weliswaar wordt er mondjesmaat gebouwd, maar toch is het
een voorzichtige aanzet tot het huidige stelsel van woningstichtingen die wijk bij wijk bouwen. De straatjes van particulieren worden eerst
nog op bestaande kaarten ingetekend, zoals bijvoorbeeld op de kaart van Amsterdam uit 1866 is gebeurd. Maar al snel wordt de bestaande
ondergrond weggelaten. Men tekent een nieuwe stad op de tekentafel, waarvan een gedeelte al bestaat, maar dat is op de tekening niet
meer te zien.

De kaart is niet meer een vogelvlucht over de werkelijkheid die steeds aangepast wordt, maar de kaart wordt een beweging die zich over de
toekomst uitstrekt. In plaats van dat ze zich steeds over het verleden ontfermt, omvat de tekentafel de toekomst steeds meer in haar plan.
De kaart verliest haar ruimtelijkheid door de toenemende abstractie van de tekening, maar middels de stadsplanning, verliest ze de
tijdelijkheid, de vluchtigheid van de vogelvlucht. Ze wordt steeds tijdslozer. De kaart bindt zich niet meer aan dat wat er al is, maar
probeert zich daarentegen over de toekomst uit te strekken.

Ontwikkelingen in de cartografie hebben niet alleen te maken met een groeiende bevolking en een groeiende stad. De abstractietoename in
de cartografie is zelf een beweging van het liberale denken, om datgene wat er is – de werkelijkheid - steeds meer los te laten en de
gegevenheid van de werkelijkheid niet te accepteren, maar haar eigen werkelijkheid te ontwerpen. Het is aannemelijk dat de opgeslotenheid
van de mens in de vestingstad van de 16e en 17e eeuw daartoe bijgedragen heeft. Een mens die men opsluit heeft de neiging eruit te breken.
Niets kenmerkt de moderniteit zozeer als emancipatie; de mens wil zich emanciperen. In en tijdens de Verlichting werd een emancipatie
van de mens nagestreefd die nog nooit geëvenaard is. De stad is bij uitstek de uitdrukking die de mens aan zijn tijd geeft. Maar de moderne
liberale stad wordt meer dan ooit de uitdrukking van een gedachte; ze wordt uitdrukking van de liberale gedachte. En daarin speelt het
plan een bemiddelende rol. De gedachte wordt gevisualiseerd, voordat men het realiseert – voordat het verwerkelijkt wordt. Vanuit dit

gezichtspunt is het plan nauwelijks nog een kaart te noemen.
Gek genoeg is het een Parijzenaar – Markies Astolphe de Custine - geweest die weliswaar voorafgaand aan de ingrijpende veranderingen in
zijn eigen stad van een ander stad het volgende opmerkt:

“Mocht deze hoofdstad (st. Petersburg) zonder wortels in de geschiedenis of in de bodem een enkele dag vergeten worden door de vorst,
mocht een nieuwe politiek de gedachten van de meester op andere gebieden richten, dan zou het onder water verborgen graniet
verbrokkelen, de overstroomde laagvlakten zouden hun oorspronkelijke staat hervinden en de rechtmatige bewoners der eenzaamheid
zouden opnieuw hun verblijfplaats in bezit nemen.” (uit: Brieven uit Rusland)

Hij slaat een paar spijkers op hun kop. St. Petersburg was als hoofdstad van Rusland door tsaar Peter de Grote in een oneindig moeras
aangelegd om de eigengereide Moskouse adel een hak te zetten. Hij was niet alleen de eerste moderne stadsplanner, maar ook de eerste die
een stad ontwierp met een veelheid aan stijlen, die juist in hun willekeurig en behaagzuchtige toepassing niets meer waren dan slechts een
element aan de gevel. Hij gebruikte het om een een Europese omgeving te implementeren in een Russisch moeras. Als zodanig fungeert het
letterlijk als brug tussen Europa en Rusland.

Het is eenzelfde gevelstad als het Wenen waarvan Adolf Loos aan het einde van de 19e eeuw schrijft dat het een Potemkinstad is, een stad
van facades. Hij hekelt de architectuur: men roept middels wat stijlelementen een sfeer op van Venetiaanse Palazzo’s, maar achter de
gevels bevinden zich geen palazzo’s, maar appartementencomplexen waar de gegoede burgerij van Wenen de tijd in ledigheid doorbrengt.
Loos benadrukt de betekenisloosheid van de stijldecoratie als uitdrukkingsmiddel. Het is niet meer de uitdrukking van de noodzakelijke
werkelijkheid, maar een behaagziek middel tot affectiviteit. En wanneer het ene niet tot het gewenste gevoel leidt, dan doet een andere stijl
dat wellicht. Dit is devaluatie van decoratie. Decoratie wordt iets dat willekeurig en vrijblijvend op alles geplakt kan worden. Omgekeerd
betekent het ook dat de gevels van de gebouwen nu eens met de ene stijl beplakt kunnen worden, dan weer met een andere. Het maakt voor
het wonen toch niets uit. Het ligt voor de hand om te zeggen dat het daarmee ook voor de architectuur niets meer uitmaakt. Of de
architectuur is zelf een facade geworden waarvan de platheid te vergelijken is met de platheid van het plan waarop de rijen facades zijn
ontworpen.

Het gebruik van verschillende stijlen betekent niet dat de architectuur of de stad daardoor betekenis krijgt. Noch door de gebruikte
decoratie, noch door de veelheid aan stijlen is er een betekenisvolle of gelaagde werkelijkheid oproepbaar. Juist door de willekeur aan
elementen uit het verleden dreigt het iedere wortel met de geschiedenis te verliezen, en dat illustreert De Custine prachtig middels de stad
zonder bodem – de stad in een moeras.

Wanneer de liberale stad uiteindelijk wegzinkt in de vergetelheid – en steeds opnieuw zinkt ze weg, zo blijkt ook in deze tijd van
stadsvernieuwingen – kunnen we in ieder geval nog zeggen: gelukkig hebben we de plannen nog; stadsplannen die altijd verwijzen naar een
toekomst zonder verleden. Maar een toekomst zonder verleden blijkt gebouwd te worden op een moeras. Ze is een stad die wegzinkt alsof
ze nooit meer dan een gedachte is geweest. En de mens die er woont moet altijd ten volle aan haar denken - helemaal door haar gevat zijn -
anders zinkt ze direct weg. Daarvoor in de plaats komen de bewoners van de werkelijkheid hun verblijfplaats weer in bezit nemen alsof er
nooit zoiets geweest is als een stad als liberale gedachte. En om eerlijk te zijn, deze stad van facades is er ook niet. Hoe aangenaam het ook
is om er in de menigte, de terrasjes en het consumentisme op te gaan, veel werkelijkheidsgehalte bezit zij niet. De aangename gevoelens die
zij aanreikt, zullen evengoed van bordkarton blijken te zijn.

Lees verder...

maandag 9 oktober 2006

VAN HUMUS TOT OPINIEVORMING

BL Commentaar 9 oktober 2006 * NRC Handelsblad

door Tom Zwitser

Na de vreemde berichtgeving in het NRC Handelsblad rond Hongarije, aan het licht gebracht door Michiel Klinkhamer
d.d. 5 oktober 2006, gaat deze - op zijn minst opmerkelijke - berichtgeving gewoon door en nu met betrekking tot de
Turks-Armeense kwestie in Nederland. Deze berichten vormen zo langzamerhand een rode lijn van verdraaide feiten
en eenzijdige berichtgeving waar de NRC zich, zo lijkt het, stelselmatig aan wijdt.

Ahmet Olgun krijgt op pagina 3 (van 5 oktober) paginabreed de kans om bij monde van enkele geciteerde relturken de PvdA en het CDA
aan te sporen tot ‘rehabilitering’ van de Turkse politici die het afgelopen weekend van de kieslijsten zijn afgevoerd. Dit bericht wordt nog
eens versterkt door een uitgebreid ‘bericht’ (hoofdartikel) uit de koker van de politieke redactie op de voorpagina over de Turkse kwestie.
Men schijnt op de redactie nog altijd te denken dat de jongste generaties Turken in Nederland nog hooguit met twee of drie herinneringen
aan Turkije verbonden zijn. Nu blijkt echter dat ze er nog met twee benen in staan. Radicaler dan ze in hun eigen land ooit konden zijn,
wordt dit verdoezeld als slechts ‘een mening’. De krant lijkt middels dit soort journalistiek eerst een humus van feiten te creëren, waarop ze
vervolgens haar mening ‘baseert’.

De vraag is of de krant nog wel de mening van haar lezers, het volk in de breedte verwoordt, of dat de krant middels haar eigen humus van
eenzijdige feiten, constant haar lezers penetreert met contra-intuïtieve berichtgeving. Vervolgens presenteert ze de lezer een op deze humus
gebaseerde opinie, geheel tegen de werkelijkheid van de grote steden en het gezonde verstand in. Dit proces dat ‘van bovenaf’ de lezers
verwart met verdraaide feiten en eenzijdige berichtgeving heet indoctrinatie en kweekt bij de lezer een fundamenteel wantrouwen naar het
eigen verstand en de eigen ervaringen in de grote steden, in het openbaar vervoer en waar je al niet te maken krijgt met allerhande tuig dat
hun gang gaat, niet tegengehouden door enige autoriteit van zowel de burgers zelf als van onze schouten.

Het is amper voor te stellen dat er nog bijster veel mensen met gezond verstand zijn die zich verheugen op de krant die in de namiddag op
de mat valt. Deze mensen lezen amper kranten meer, niet in de laatste plaats vanwege het gevoel dat men keer op keer tegengesproken
wordt – soms niet eens beargumenteerd. Voor de gegoede burgerij op leeftijd die op de Veluwe woont of in een bungalowtje in Drenthe, zal
de krant een genoegen mogen zijn, maar dat is zij niet voor de grootstedelijke burger. Daarom doen kranten die weinig inhoudelijk te
brengen hebben, maar des te beter zijn in amusement het beter bij de mensen dan de kranten die – zoals de NRC – keer op keer een
gespannen verhouding met volkse gevoelens opzoeken. De NRC zou zich het belang van haarzelf als medium moeten realiseren. Een
medium medieert immers niet alleen van ‘boven’ naar ‘beneden’, maar zou vooral moeten mediëren van ‘beneden’ naar ‘boven’. Nu is al
tijden datgene wat er van bovenuit over beneden wordt uitgestort in tegenspraak met datgene wat er van beneden tevergeefs naar boven
getracht wordt uit te spreken. Wanneer er boven iets doorsijpelt van beneden, dan is het niets dan vermaak, en de pop- en idoolcultuur. Tot
meer dan vermaakt worden wordt ons volk niet meer in staat geacht – een regelrechte beledigende en kleinerende benadering. De
tussenpositie van de krant als medium raakt onderhand gepersifleerd en is een reden voor het feit dat vele internetsites, ook op rechts, veel
populairder zijn dan menige krant.

Wat wel van onderaf doorsijpelen mag zijn de Turkse internetfora waar Turken vinden dat ze “geen mening meer mogen hebben over de
Armeense kwestie”. Dergelijke troep is het waard om in de krant gezet te worden en waarvan veronderstelt wordt dat mensen daarvan
serieus notie nemen – en het daarmee serieus nemen als onderdeel van de liberale democratie. Er zijn daarentegen steeds meer
Nederlandse internetfora te bezoeken waarop men het radicale tegendeel vindt, maar die verschijnen niet in de krant, en zeker niet op
pagina 1 of 3, omdat ze extremistisch zijn. Daarbij moet als eerste gezegd worden dat dit extremisme bovenal reactionair is. Het is niet
extremistisch in zichzelf. Men reageert naarmate de omstandigheden verextremiseren. Dat is een tamelijk bekend mechanisme. En de
werkelijkheid van de grote Nederlandse steden is inderdaad extreem geworden. Niet in de laatste plaats door groepen die hun gang kunnen
gaan zonder ingrijpende consequenties van hun gedrag te ondervinden. Om met Theodore Dalrymple te spreken: in die wijken betreedt je
een “foreign country, they do things differently there”.

Daar, in die "foreign country" wordt alles behalve de vrije democratie gepredikt, en alleen voor zover dat in hun voordeel strekt schreeuwt
men er om vrije meningsuiting. Zoals men ook alleen op die partij stemt die naar het geschreeuw luistert in de hoop op electorale winst
door allochtone stemmen. Er wordt serieuze aandacht geschonken aan schreeuwende Turken, waarvan enkele van de voormannen van
landelijke kislijsten zijn verwijderd. Nooit is er zulke aandacht geschonken aan geschreeuw op rechts, wier politici niet eens op kieslijsten
terecht komen en stelselmatig uit het politieke domein gehouden worden. De rechtse schreeuwerds zijn allebehalve extremistisch. Ze zijn
reactionair-extremistisch. Het ware gevaar ligt bij moord en brand schreeuwende Islamieten en bij de mensen die hen alle ruimte geven.
De liberale weerzin tegen het eigen volk eerst scanderen, heeft geleid tot een sociaal-liberale eigen volk nooit leus.

Maar in de NRC van 5 oktober is dit geschreeuw weergegeven als de zachte woorden van een knuffelTurk die aan meningsvorming doet,
betrokkenheid bij de politiek voorwendt en allesbehalve een radicale Turk wil zijn. Dit lijkt het beeld te zijn dat de krant tegen beter weten in
wil ophouden naar de lezers. Multicultuur betekent voor de krant vooral Hollandse toeristenfolklore en serieuze Turkse meningen. Met als
argument dat het gewoon geen ‘nieuws’ is, wordt zowel het ene verzwegen, als juist het andere benadrukt. Men kan ook nieuws maken,
sterker nog, dat is de core business van de media. Laten we elkaar geen mietjes noemen, zo werkt het gewoon.

Toch is de genoemde eenzijdigheid geen uitzondering van een krant als het NRC Handelsblad. Samen met eerdere berichtgeving van o.a.
Sasza Malko en Tijn Sadee lijkt Ahmet Olgun de lezer objectief verslag te doen en tegelijk de rechten en vrijheden van het Nederlandse volk,
maar ook die van het oude en (post)christelijk Europa te verkwanselen aan de liberale democratie die geconstitueerd is op innerlijke
conflicten en constante revolutie. Deze Europese constitutie van conflict in plaats van orde begint zijn kwade vruchten af te werpen.
Al het Nederlandse wordt als museaal goed bijgezet in de vensterbank van de redactie, en met de rug er naar toegekeerd, zit men serieus
gebogen over de relturken die op internetfora beweren dat ze geen mening meer mogen hebben. Vervolgens doet dhr. Olgun ook nog een
‘subtiel’ appel op ons Nederlandse schuldgevoel door de gevallen in Sebrenica en Indonesië, die diepe sporen in onze geschiedenis hebben
getrokken, even te noemen. Zo kunnen wij ons weer in onze nationale schroom wentelen, alleen daarom al niet in staat de huidige
werkelijkheid te beteugelen. Ons past alleen maar ootmoedigheid, maar wat Turkse relschoppers vinden mag breed uitgemeten worden in
de krant.

Het probleem is misschien niet zozeer dat de genocide op de Armeniërs wel of niet erkent wordt, maar dat er 1) een groot – zo niet het
grootste - deel van de Turken niet Nederlands is geworden en ook weigert te worden en 2) Blijkbaar staat Nederland – Europa – hen hierin
de keuze toe om Turks te blijven of Nederlands te worden. Zou dit misschien komen omdat we zelf nog amper meer weten wat ons eigen
Nederlandse burgerschap inhoudt? Omdat het Nederlands burgerschap door kosmopolitisme en liberale wereldeconomie in een museum is
bijgezet? Door de mazen van de democratie blijken de banden van de diaspora-Turken aan een geïdealiseerd Turkije sterker, wellicht
onverbrekelijk en dat tolereren wij. De vraag is of de democratie dit probleem zelf niet als een geïdealiseerd systeem denkt in te kunnen
tomen door het conflict an sich als uitgangspunt voor politiek handelen te nemen.

Turken moeten ten eerste de gevolgen van hun keuze beseffen die zij en hun ouders hebben gemaakt door naar West Europa te verhuizen.
De consequentie moeten zij keihard onder ogen zien: er is daarna geen keuze mogelijk, bepaalde meningen worden hier niet op prijs
gesteld. Europa is geen neutrale ruimte waar telkens opnieuw de waarheid uitgevonden moet worden. Goede burgers zijn niet diegenen die
genociden ontkennen, banden hebben met Grijze Wolven of soortgelijke initiatieven ondersteunen, of onder elkaar weddenschappen
afspreken over de tijd die het duurt voordat Eurabia een feit is. Wanneer dit niet de harde realiteit in de Nederlandse c.q. Europese steden
zou zijn, zouden de Nederlandse extremistische fora minder reactionair en hevig reageren dan nu gebeurt. De realiteit onder Turkse
jongeren is extreem. Turken die zich hier niet mee bezig houden zijn inmiddels een minderheid.

Zoals men in de sociale wetenschappen al heel lang weet, wordt langzamerhand ook bij het volk duidelijk dat de Turkse c.q. Islamitische
diaspora in Europa in haar geheel haar stempel op Europa begint te drukken, maar dit wordt door de media onder het mom van
multicultureel liberalisme gerelativeerd tot wat criminele bendes en losse meningen van politiek bewuste ‘allochtone’ jongeren. Voor hen
zijn die Turken inderdaad niet meer dan wat meningen, zodat de PvdA en het CDA volgens verscheidene media serieus moeten overwegen
om de van de kieslijsten verwijderde Turken te ‘rehabiliteren’.

De meeste Turken willen helemaal niet beseffen dat de keuze voor Europa bepaalde verplichtingen met zich mee brengt, zoals bijvoorbeeld
goed burgerschap. Zeker onder de jongere generaties droomt men massaal van een groot Ottomaans rijk dat de weerloos geworden
Europese democratie zonder meer overneemt. In grote delen van de Nederlandse steden neemt deze droom vaste vormen aan, en niet
alleen in ondergrondse circuits. Ook op internetfora is de radicaliteit zichtbaar. Ondertussen zit de gegoede Nederlandse burgerij in hun
boerderette in de Achterhoek of op de Veluwe zich voor te stellen dat ‘het vast allemaal niet zo erg is’.

De liberale afwachtende houding heeft Nederland in de laatste 200 jaar niet kunnen redden. Het volk werd al eens in 1936 tot slaperigheid
opgeroepen (“gaat u rustig slapen, de regering waakt over U” – H. Colijn) en 4 jaar later werd het onder de voet gelopen. Deze oproep
duidt nog op enige argwaan vanuit het volk, maar het heeft daarna blijkbaar vier jaar lang geslapen. Nu gebeurt er exact hetzelfde:
Nederland erkent officieel de genocide op de Armeniërs, maar draait zich daarna nog maar een keer om in de waan dat ze dan van het
gezeur af is.

Is het misschien beter dat wij Nederlanders gaan beseffen welke keuze wij gemaakt hebben door al die mensen van hun akkertje in Turkije
waarvan zij prima konden leven naar Nederland te halen, en met John Stuart Mill in de veronderstelling waren dat door de ontmoeting
met de hogere Westerse cultuur, zij al spoedig veel gelukkiger zouden zijn en in hun gezellige huiskamer Ovidius en Vondel lezen, dankbaar
naar de vele voorrechten en welvaart die ze hier ontvangen? De ontnuchtering uit deze droom is geen aanleiding tot paniekconservatisme,
maar juist een oproep tot sterk en weerbaar burgerschap. Een wakker volk verdedigt zich en wendt zich niet af van rellende allochtonen,
maar een murw en weerloos volk ziet via SBS6 met een biertje in de hand toe hoe al haar rechten en vrijheden verkwanseld worden door
een liberale democratie, die onder het mom de radicalisering in te dammen, wetten en regels invoert die lijnrecht tegen de vrijheden van het
eigen volk ingaan en deze daar ook rustig tegen aanwendt. Tegen de echte raddraaiers, die, het moet eens gezegd worden, geen moer geven
om Nederland, kan men juridisch blijkbaar weinig doen.

Ondertussen wordt de paus, die dit thema haarscherp agendeert, door de Liberaal Van Het Jaar geplaatst onder de as van het kwaad. Is
er een grotere zelfverachting mogelijk?

Epiloog

De NRC antwoordde op de toezending van bovenstaand commentaar als volgt: "Hartelijk dank voor toezending van uw uitgebreide artikel.
Wij zullen het niet plaatsen. De reden is dat u het beleid van de krant betwist. Dat is een zaak van onszelf. Wanneer u feitelijke onjuistheden
aan de kaak wilt stellen, kunt u een brief sturen. Deze mag de lengte van 250 woorden niet overstijgen."
Men geeft toe dat de bovengenoemde bekritiseerde artikelen in de krant bewust deel uitmaken van haar beleid. Van enige onbewust en
onbevangen omgang met de bekritiseerde artikelen was dus geen sprake.

Lees verder...

zondag 8 oktober 2006

HET ARCHITECTONISCHE MOMENT

bitterlemon.eu - Cultuur 8 oktober 2006 * Architectuur

door Tom Zwitser

"In de aanslag gaat de terrorist uitzonderlijk beeldend te werk, plastische kunstenaars hebben allang toegegeven dat hun positie
moeiteloos werd overgenomen door terroristen. En nu moet de samenleving tot hetzelfde inzicht komen: De Amerikaanse meesters van de
beeldcultuur werden op hun eigen terrein verslagen. (...) Volgens de FBI was Mohammed Al-Sayed Atta, de 33 jarige piloot van het
vliegtuig, het brein en de leider van de aanslagen. Hij was architect en stedebouwkundige (opgeleid in Egypte en Duitsland). Ik probeer me
zijn uitbundige ‘Yieeeeeehaaaaaaaaaaa’-gevoel voor te stellen als het gebouw, gigantisch groot, op zijn vliegtuigvenster afstormt. Hij is de
ware architect van het WTC, niet Minoru Yamasaki, niet Emery Roth and Sons. Nooit is een gebouw zo fel en door zovelen bekeken en
beleefd. Het gebouw is architectuur geworden door de actie."

Wim Cuyvers
"De blik achter de Iconostasis", Archis 6, 2001

Wanneer de term ‘het architectonische moment’ precies de architectuur binnenkomt, weet ik niet. Maar het is een moeilijk begrip, want
hoe kan een op het eerste oog ruimtelijke kunst - niet tijdgebonden - tot een moment worden? Cuyvers citaat hierboven is een voorbeeld. De
volgende vraag is waarom een gebouw geen architectuur is, maar pas op een zeker moment tot architectuur wordt?

Marc de Klijn, een Joods beeldend kunstenaar en oorlogskind maakte in 2004 een autobiografisch boek met schilderijen en beelden over
zijn verwerking van de holocaust. Doodse leegtes, dode gezichten, losse lichaamsdelen, doodshoofden en naar boven klauwende mensen in
velden van vernietigde steden of stedelijke moderne landschappen, krijgen titels als Brandende Stad, Godsoordeel, Verlaten Stad en Het
Woud Der Vermisten. Een naakt lichaam dat met opgeheven gezicht en de handen omhoog knielt temidden van een landschap dat bezaaid
ligt met abstracte grafstenen of tombes die als in een orkaan door elkaar geschud zijn. Deze heeft de titel meegekregen Gebed Om
Redding. De beklemmende sfeer die van zijn tekeningen en schilderijen uitgaat geeft de toeschouwer een directe ervaring. Hij wordt deel
van de demonische vernietigingsangst en kracht. Een beeld komt in veel van zijn schilderijen steeds weer terug: Een vernietigd stedelijk
landschap waardoor de mens zijn weg zoekt in angst en zoekt naar verlossing uit de nachtmerrie.

Wat direct uit de schilderijen naar voren komt zijn de ultramoderne stedelijke skylines, die zich op een kubistische wijze aftekenen tegen
kleurrijke luchten. De luchten zijn vol met oordelend vuur, vernietigende stormen of zwarte nachten zonder ochtend. Steden die als blokken
opgericht staan en wanneer ze niet door brand verwoest worden, vallen ze als blokken om. De silhouetten van de stad zijn in het ene
schilderij stedelijke industrie en woonblokken, in het andere schilderij zijn het de ovens van de concentratiekampen. Ze zijn inwisselbaar in
deze schilderijen.

De moderne stad wordt pas architectuur wanneer ze vernietigd wordt. Ze vernietigd zichzelf en het moderne leven. Juist omdat ze gepland
worden voor een utopia, voor de eeuwigheid. Juist omdat ze de tijdelijkheid en de vergankelijkheid uit de weg gaan, gaan ze ook het
architectuur-zijn uit de weg. Ze zijn uiting van een volledig plan, waarin de dood, het begraven, het vergaan en andere inhumane
wantoestanden bij wet uitgesloten zijn. Laat staan dat een onderkomen, eenmaal klaar om als zodanig te functioneren, eigenlijk nooit af is,
altijd moet er aan gebouwd worden en altijd moet men opnieuw in het huis leren wonen omdat het huis nooit hetzelfde blijft.

Heidegger liet in een etymologie van het woord bouwen zien dat bouwen sterk met het woord zijn verwant is, het stamt ervan af: Bouwen
is hetzelfde als onze werkwoordsvorm ben in ik ben, jij bent. Bouwen wil zeggen ik woon, jij woont. Het menselijk wonen is bouwen, en het
bouwen - het ik ben - is het zijn zelf. Bouwen en wonen gebeurt tegelijk, deze zijn tegelijk. Door deze twee kan de mens existeren. Men is
altijd met de plaats bezig waar men woont en altijd wordt de betekenis van die plaats daardoor veranderd en uitgediept. Waar bouwen en
wonen gescheiden worden zoals in de moderne stad, daar wordt niet werkelijk gebouwd en werkelijk gewoond. Daar kan de mens niet
werkelijk Zijn.

Heidegger schrijft in Sein und Zeit dat de mens een er-zijn (Dasein) is: het kenmerk van de zijnden is dat ze er zijn. Dit in tegenstelling tot
het Zijn zelf. Frank de Graaff laat in zijn proefschrift uit 1956 zien hoe diep Heideggers opvatting over het Zijn met God verbonden is. Het
Zijn is God. En de mens als zijnde is het contact met het Zijn verloren. Het staat niet meer in de lichting waarin het Zijn zich aan het
Dasein kan openbaren. Het Dasein wordt door het Zijn in de lichtkring, de waarheid geworpen. Dit omschrijft Heidegger als een "wonen in
de lichting van het Zijn". Doordat het in de lichtkring staat, is het er. En elke mens staat in zijn eigen lichting van het Zijn. Die kan hij niet
delen met ander zijnde. Maar de mens van nu staat er niet meer, dat komt omdat ze het Zijn vergeten zijn. Hierdoor kan het Zijn zich niet
aan hen openbaren. De mens woont niet meer in de lichting, maar in toenemende mate in de anonimiteit van het men. En omdat de mens
zich niet aan zichzelf kan openbaren, is het Dasein niet meer er. Dit klinkt tegenstrijdig, maar in de anonimiteit van het men, leeft het
Dasein niet op de authentieke wijze zoals in de lichting. Het luistert naar autoriteiten op allerlei gebied om de persoonlijke
verantwoordelijkheid uit de weg te gaan. De vervallenheid wordt gekenmerkt door het vergeten van de waarheid.

Dit is de achtergrond van Heideggers opmerkingen over bouwen en wonen. Kortweg komt het erop neer dat de mens niet meer in de
openbaring van God woont. De mens woont ook niet meer op de aarde. Deze twee typen wonen gaan hand in hand want de openbaring van
God wordt omschreven als een wonen in de lichtplek, de lichting temidden van een donkerte. De plek waar de mens woont is het
belangrijkste. Daar is de waarheid. Woont de mens daar niet dan moet het zelf de waarheid "definieren". Dit is geen waarheid, maar het
terugwijken van Gods openbaring. De grenzen bij Heideggers lichting van het Zijn zijn erg simpel: Blijf in het licht, daar is de waarheid van
het Zijn. Daarbuiten kan de mens wel denken dat het zelf zijn grenzen vaststelt, maar dat is een voorstelling, hij bedenkt zijn grenzen. Het
is hem niet geopenbaard.

In de moderne stad wordt alles het liefst tot een meetbare werkelijkheid teruggebracht en vervolgens door technische normen
gestandaardiseerd is. Het hele leven is in het metrieke stelsel op te delen en te vatten en te reconstrueren is. Althans, dat zou mooi zijn. Dan
zouden we af zijn van dat tijdige en imperfecte, van het vergankelijke en stervende dat in deze tijd van diepgaande overheersing op onze
omgeving vooral een teken van onbenulligheid en traditionalisme is. Het is inherent aan het plan dat ze in een keer een volledige
werkelijkheid op een stuk aarde neerzet en daarmee dat stuk aarde plaatsloos maakt, betekenisloos. Juist omdat er niet aan de betekenis
gewerkt kan worden. Wanneer het eenmaal gebouwd is, kan men er niet blijven bouwen. En er gaan wonen kan pas wanneer het bouwen
gedaan is. Er mag niet meer aan betekenissen gerommeld worden, sterker nog: betekenissen kunnen niet opgebouwd worden. Het legt het
bestaande zoveel mogelijk vast, liefst nog voor het bestaat, liefst nog voor het gekomen is.

In navolging van de gedachte dat de plaats bepaald is door het Zijn en dat de men er kan zijn door te bouwen aan betekenissen is het
vreemd om in een huis te gaan wonen dat een ander gebouwd heeft. De verhuiscultuur waarin wij nu leven is ook een waanzin ten opzichte
van de oude stad. In de oude stad was het vreemd om huizen te betrekken waarin een wildvreemde gewoond had. Ten eerste omdat er in de
stad waarin men woont al geen onbekenden zijn. Iedereen kent elkaars stamboom en familiebetrekkingen. Ten tweede was het verhuizen
zelf, het weggaan, ongewoon. Mensen die zomaar ergens neerstreken om er een huis te betrekken, waren vaak gastarbeiders, zoals de
vlamingen uit de lakenproductie die naar Holland kwamen om daar een imperium op te zetten of hun bekwaamheden ten dienste van de
Hollandse welvaart te stellen. Bijvoorbeeld de ouders van Frans Hals, de beroemde schilder, kwamen uit Vlaanderen.

Ook bekend zijn de Iberische joden die naar Holland kwamen omdat de toestanden op het Iberisch schiereiland beknellend werden voor de
joodse geloofsuiting. Men dwong joden met de inquisitie tot het belijden van het katholicisme. Met andere woorden: Nederland nam in
bepaalde situaties mensen op, maar een grootschalige in- en uitocht van mensen in specifieke steden bestond niet, laat staan dat er een
woningcirculatie bestond zoals nu, waarin men doorgaans het leven gebruikt om telkens naar een betere woning door te stromen. Zo
ontstaat een spiraalvormige woningcirculatie. Toen bestond het grootste deel van de beperkte woningcirculatie uit immigranten. Binnen
Nederland, of binnen de stad waar men eenmaal woonde, ging men niet zomaar verhuizen. Nu, daarentegen circuleert men constant. De
plaats doet er niet meer toe, laat staan dat men zich daaraan bindt, door haar betekenissen te geven en er met regelmaat aan te bouwen.

Vóór onze verhuiscultuur was men gewoon om of in het huis van de voorvaderen te blijven wonen (wat men tot ver in de 20ste eeuw heeft
volgehouden), met een aantal generaties in hetzelfde huis, en wanneer men welgesteld was, bouwde men zelf een huis of liet men een
bestaande woning aan de stijl en eisen van de tijd aanpassen en trok daar in. Zo zijn er dertiende-eeuwse heren- of patriciershuizen met in
de zijgevels een intrigerend spel van bakstenen uit verschillende tijden. De voorgevel ziet er vaak achttiende-eeuws of van nog latere periode
uit. In de zijgevels kan men zien waar deuren en ramen hun plaats hadden, wanneer er een verdieping bijgebouwd werd, waar
gerestaureerd is etc.

Toch was verhuizen niet gewoon een geldkwestie. Het betrekken van een huis van anderen en het gebeuren laten volstaan met een nieuw
behangetje, was toen niet im sprache. Alsof er met een nieuw behang, vloerbedekking en de eigen (nieuwe) spullen de hele periode van de
vorige bewoner inclusief alle bijbehorende betekenissen van de plaats zijn uitgewist. Men wist in onze tijd perioden en betekenissen uit
omdat ze er niet zijn. Het huis was sowieso niet van zomaar een ander, maar van een bekende. Men kende daarmee ook het huis. De plaats
had al een betekenis voordat men er in trok. (lees: Buber, Het Huis van de Demonen, uit: Vertellingen over engelen, geesten en demonen,
Berlijn 1934/Baarn 2002) Nu wij het ontwerpen, het bouwen en het wonen zo streng hebben gescheiden, is het lastig om de plaats enige
relevante betekenis toe te kennen. En omdat de plaats die niet heeft en in wezen plaatsloos is, verhuist men ook makkelijk. Omgekeerd
geldt ook dat men in de oude stad wel betekenis hecht aan de plaats omdat het ontwerpen, bouwen en wonen nog niet gescheiden waren en
de plaats hierdoor een betekenis krijgt, die diep in het leven doordringt.

Wat is het zot om in een huis te gaan wonen dat door een ander gebouwd is. Wat is onze verhuiscultuur eigenlijk belachelijk. Een plaats
om te wonen dien je zelf te maken en wanneer je die verlaat breek je die ook weer af, je breekt alleen al de plaats af omdat de betekenis aan
de plaats verbonden blijft, en je deze niet ergens anders aan kunt verbinden. En omdat je de plaats afbreekt, kiun je netzo goed ook het
bouwsel erop afbreken. Een nieuwe plaats krijgt nieuwe betekenissen. Een plaats achterlaten, aan iemand anders laten, is een plaats
afbreken. Daarom verhuisde men in vroeger tijden veel minder. Wie zijn wij om in ons leven tig keer van de ene woning naar de andere
woning te trekken alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, terwijl we geen van die tig woningen zelf gebouwd hebben? Heeft de plaats
nog wel een betekenis voor ons, of heeft het pas betekenis wanneer iemand anders er een aardig plekje van heeft gemaakt? Weten we nog
wel wat wonen, wat bouwen is? Weten we nog wel wat zijn is? Ik denk het niet.

De Klijns sculpturen en schilderijen zijn na de oorlog gemaakt, maar zijn een levenslange weerslag van die ‘korte’ oorlogstijd op zijn eigen
leven. Ze vormen het beeld van een eindtijd, een totale vernietiging. Ze zijn het failliet van de mens, van de moderne mens om precies te zijn.
In de decennia voor de tweede wereldoorlog zijn deze thema’s ook in verband gebracht met de moderne stad. Fritz Lang's bekende film
Metropolis is daarvan een voorbeeld. Het is een film waarin de vervreemding een beklemmende angst tot gevolg heeft. De mens wordt
hierin afgebeeld als slaaf en aanhangsel van de machine. Als een radertje van het geheel. In de vele culturele uitingen van die tijd wordt de
vraag gesteld Waar gaat dit heen? Klijn geeft het antwoord: Hier gaan we heen en we zijn er nog lang niet vanaf. Wanneer de machine
honger heeft, neemt ze ons, zoals de Minotaurus in het labyrint op Kreta jongens en meisjes nam. En wij, de mensheid zelf, lijken
verdwaald in het labyrint. Als de oorlog al een einde van een tijdperk betekent omdat ze zelf vernietiging is, dan leven we nog steeds tussen
de ruines, tussen de lijken - om het maar eens hard te zeggen: dan leven we tussen de kadavers en andere overblijfselen van wat was. Dan
leven we in een postarchitectonisch moment.

En dit is het moment waarop onze bouwsels architectuur worden; wanneer ze worden vernietigd. Ze hebben geen betekenis tijdens hun
nietige bestaan, tijdens hun niet-bestaan eigenlijk. Ze bestaan pas in het moment waarop het nietszeggende omhulsel wordt vernietigd. Ze
was een omhulsel van een leegte. In de vernietiging wordt het echter werkelijkheid. En nog steeds zijn we overdonderd door de werkelijkheid
en de totalitaire kracht van de vernietiging. Zowel van de Tweede Wereldoorlog, maar ook van dat moment van hooggeconcentreerde
architectuur van het WTC. Daarin worden ze architectuur. Elke keer wanneer er weer wat vernietigd wordt, kunnen we zeggen; kijk een
architectonisch moment. Nu is het een plaats geworden, nu is er weer plaats. Waar vroeger ruimte ingenomen werd door decadente
omhulsels, wordt plaats gemaakt. Daar kunnen we straks misschien weer wonen. Wanneer we tenminste weer willen wonen in de lichting
van het Zijn. Zoniet, dan bouwen we weer een omhulsel. En wachten we weer tot het architectuur wordt. Dan wachten we weer op de dood
die zal toeslaan en de plaats betekenis geeft. Als het leven het niet kan, dan doet de dood het wel. En met een totale vernietiging. Bouwen
betekent een steeds doorbouwen, en wonen betekent wonen in de waarheid van het Zijn. En omdat het Zijn zich aan ons openbaart, kunnen
we verder bouwen. Maar bouwen betekent ook afbreken en verder gaan. Doordat een omhulsel als het WTC ineens vernietigd wordt, wordt
de plaats een moment van architectuur. Doordat men iets afbreekt, iets vernietigd ontstaat er betekenis. Woont, men dan heeft men
gebouwd. Bouwt men, dan heeft men afgebroken. Men moet voortdurend afbreken om in het Licht van het Zijn te kunnen doorbouwen. De
plaats moet worden vrijgehouden van overwoekering. Zo blijft de Lichting zoals een open plek in het bos.

De komst van de dood (die wij al tijden uit ons leven verbannen hebben) maakt ons moderne leven tot een architectonisch moment wanneer
ze vernietigt. We hebben lang niets meer van haar willen weten, en dat laat ze merken. We hebben haar weggestopt en het van de dood
ontdane leven willen controleren maar dat zal ons nooit lukken. Tegelijk met de verbanning van de dood, hebben we afscheid genomen van
het leven, van het Zijn. We hebben afscheid genomen van het Wonen en Bouwen. En daarmee ook van de waarheid die ons geopenbaard
kan worden. We hebben afscheid genomen van de plaats en van de betekenis. We hebben afscheid genomen van het afscheid nemen. We
kunnen geen afscheid meer nemen omdat er nog zo weinig werkelijk betekenis heeft.

Wat overblijft is ons bewustzijn van een ik dat functioneert, dat handelt, dat zich gedraagt. Dit gedrag is zichtbaar als beweging, net als de
machine. Ook de machine is iets dat zich gedraagt. Het beweegt, het doet. Maar weet de mens nog meer over zichzelf? Welk raadsel zijn
we voor elkaar geworden? Of valt er niets meer te raden, en is de mens een dode, maar werkende machine. Is het vreemd wanneer de mens
zich niet meer ophoudt (niet meer mag en kan ophouden) in een stelsel van betekenisvolle plaatsen? Zoals we bij een kunstenaar als De
Klijn hebben gezien voelt deze tijd haar eigen beklemming en angst meer dan welke andere tijd. Voor de weinigen die dat nog kunnen
voelen...

Lees verder...

HET MYSTERIE VAN DE VERDWENEN ONTKNOPING

Kort verhaal 8 oktober 2006 * Detectivestory

door Tom Zwitser

Op een vrijdagmorgen komt een journalist op de redactie en ontdekt dat zijn agenda niet op zijn buro ligt. Er voor in de
plaats ligt een kaartje voor de wedstrijd Ajax-Vitesse de dag erop. Maar in plaats van zijn agenda daar terug te krijgen
komt hij beetje bij beetje dieper terecht in een tragedie. Een kort detectiveverhaal, door Tom Zwitser.

De veranderingen in de voorbije tijden hebben tot meer geleid dan alleen een algemeen soort ontzuiling of een individualisering. Er is meer
aan de hand dan modernisering, vooruitgang, verlies van identiteit, authenticiteit en historisch besef, en meer van dit soort welbekende
verzamelwoorden waarachter grote debatten verscholen gaan. Dit kreeg ik een paar weken geleden door, tijdens een drukke periode op de
redactie van onze krant. In zulke tijden laat ik me volledig leven door de agenda en er hoeft maar iets te gebeuren of ik ga knock out. En
dat gebeurde ook. Iets anders nam mijn leven over. Ik was volledig over de rooie...
Proloog

Toen ik die vrijdag op de redactie kwam, was iedereen zoals gewoonlijk óf zeer bezeten met de eigen werkzaamheden bezig, of men was ter
plaatse het nieuws aan het verslaan. Ik liep met de koffie in de ene hand naar m’n buro en wilde met de andere hand de agenda pakken.
Deze lag niet op de vaste plaats en was - om eerlijk te zijn - nergens te bekennen. Ik keek in laatjes, ik keek achter het buro, onder de berg
potloden en pennen; nergens. Ik wist maar heel oppervlakkig welke afspraken ik had voor vandaag, laat staan die van volgende week.
Daarna volgde een kort moment van paniek. Nu had ik er immense spijt van dat ik m’n agenda niet dagelijks mee naar huis nam.

Toen pas viel mijn oog op een kaartje dat op de plaats van de agenda lag. Een toegangskaartje voor Ajax - Vitesse op zaterdag - morgen
dus. Op de achterkant waren een paar woorden geschreven: Agenda terug? morgen, vak zus, rij zo, stoel 43. ‘Wie heeft m’n agenda???’
schreeuwde ik door de redactieruimte heen. Geen gehoor. Drukte, haast en stress alom. Ik liep naar de hoofdredacteur. Plompverloren
stapte ik binnen. ‘Mijn agenda is gestolen’. Ook hij keek niet op. ‘Had je er maar beter op moeten letten’. Ik vertelde van het kaartje en liet
het hem zien. Hij keek er kort naar en zei ‘veel plezier dan morgen’.

Daar kon ik het mee doen. Ik trok de deur van de redactie achter me dicht, besloot dat het me voor vandaag gestolen kon worden en zette
mijn mobiele telefoon uit. Ik twijfelde nog of het een grap van collega’s was, maar daar was het toch te vreemd voor. De afspraken die ik
me zo herinnerde heb ik afgehandeld. Voor de andere heb ik de moeite niet meer gedaan. Daarna heeft de auto me naar het strand gereden
en daar heb ik de rest van de dag in hevige herfstwinden doorgebracht. Met een leeggewaaid hoofd en moe van de twijfels en vermoedens
kwam ik thuis.

Zaterdag: het voetbal

De middag daarna kwam ik aan in de Arena. Vak zus, rij zo, stoel 43. Ging erg makkelijk alhoewel ik nooit in de Arena was geweest. Volg
de borden, zoals overal. Ik keek eens om me heen en ervaarde voor het eerst in tijden weer de kracht van de massa. Je begint je zo sterk te
voelen wanneer je een van de velen bent. Onder mijn stoel lag een getypt velletje. Ik raapte het op. Het zag eruit alsof iemand een paar
statements willekeurig onder elkaar gezet had:

Voetbalcompetities worden geregeerd door de kracht van de kwantiteit, de grote getallen, de macht van de beste gemiddeldes. Kwaliteit,
het unieke, speelt alleen maar de rol van pinchhitter. Ze mag soms even invallen wanneer de gemiddeldes zakken. Ze is een noodgreep.
Alleen om met een goede impuls de neerwaartse lijn te keren in een opwaartse. Daarna mag de kwantiteit de opwaartse beweging
consolideren.

Kwantiteit zorgt voor een voorlopige toestand, en nooit een blijvende. Er wordt steeds minder toegewerkt naar een einddoel, een
bestemming. Kortstondige successen van trainers die na een korte hevige impuls hun greep op de groep hebben verloren, worden
ingewisseld voor een opvolger met een nieuwe impuls. Dit wordt boven een jarenlange zorgvuldige opbouw verkozen. Men kiest direct
resultaat vóór het werken aan voorwaarden. Maar wat is de plaats van het spel zelf nu nog? Aan welke factoren is het ondergeschikt
geraakt?

Eronder stond weer een afspraak geschreven:

Agenda terug? Morgenmiddag: museum voor architectuur en stedenbouw, 4e verdieping bij de maquette van de nieuwe stadsuitbreiding.
Til de supermarkt op.

Het zag er naar uit dat ik vandaag wel kon fluiten naar m’n agenda. Ik keek naar de mensen om me heen. Aan elke kant naast me zat een
alledaagse voetballiefhebber. Zou een van hen m’n agenda hebben? Zou een van hen dit allemaal in scene hebben gezet? ‘Ik wil m’n agenda
terug’, zei ik tegen m’n buurman. Hij hoorde me niet eens. Schreeuwen, schelden aanmoedigen. Volledig gefixeerd op het spel van zijn team.

Ik probeerde het bij de andere buurman. Die keek me raar aan. ‘Koop er dan een’ zei hij en keek weer naar het over en weer smijten met
herculeskrachten op het veld: Voetballers die over het gras sprinten en glijden, maar vaak ook staan te niksen en de bal ongeinspireerd
naar een medespler tikken. Soms een bal die met enorme snelheid, als een kanonskogel door het stadion vliegt. Halverwege kreeg ik er
bijna een voor het hoofd geschoten. Maar hij kwam tegen de bevlogen buurman aan die ‘m ook nog kon vangen. Ik was wel benieuwd
hoeveel euro’s een voetballer gemiddeld voor een verspilde kilocalorie betaald kreeg. Zoiets bijvoorbeel: profvoetballer gevraagd. Loon: 50
Euro per kilocalorie. Leek me een goeie grap.

Zondag: stedenbouw

Ik kwam min of meer nadromend over de voetbalwedstrijd het museum voor architectuur binnen. Hij of zij (wie dat ook mocht zijn) had
gelijk, het spel zelf is ondergeschikt geraakt aan heel veel andere zaken, terwijl het juist het spel zou moeten zijn dat dicteert. Het spel
dicteert de spelers, de trainer, het publiek en zelfs de scheidsrechter, mocht die laatste daarin al nodig zijn. Wanneer het spel dit niet kan,
mist er iets fundamenteels.

Ik stond al in het begin van de middag over de maquette voor de nieuwe stadsuitbreiding te turen. Zag voor het eerst wat er allemaal te
gebeuren stond. Een bordje verklaarde dat ‘de maquette op deze plaats zou blijven staan zolang de betreffende wijk nog in aanbouw is’.
Alsof de geplande wijk al, voor ze in het geheel zou bestaan, op deze manier deel moest uitmaken van de stad. Het geheel zag er gelikt uit.
Gladde straten en gevels van moderne materialen. Ik was benieuwd of de bouwvakkers hetzelfde in gedachte hadden terwijl ze door de
modder banjeren met kruiwagens en vlechtstaal. Uiteindelijk vond ik met behulp van de legenda de supermarkt, keek even (een beetje lullig)
om me heen en tilde het gebouwtje daarna op. Eronder lag een klein apparaatje met, door een elastiekje eromheen gebonden, een nieuw
velletje papier en daarop de volgende regels:

De stad van de tekentafel wil controleren. Niet alleen het bouwproces, maar ook zichzelf. Het kan alleen maar op zichzelf terugvallen en
niet op de plaats waar ze terecht komt, want de plaats wordt volledig ontdaan van elk kenmerk. Er wacht een stuk geegaliseerde, zwarte
aarde op de realisatie van het plan. De maquette is de vleeswording van het plan, de voorbedachte rade. Onwrikbare voorbestemdheid.
Het sluit de inval en het initiatief uit. Tijdens het plannen bouwt men niet, en tijdens het bouwen plant men niet meer. Men bouwt pas
nadat men alles gepland heeft. En dit is weer gescheiden van het wonen: Men woont pas nadat alles gebouwd is. Het plan toont de
verschillende onderdelen van het wonen in de stad zo helder mogelijk - zo gescheiden mogelijk. Het plan scheidt het leren overwinnen en
ontheemd zijn van het bouwen en wonen. Men overwint alleen op het tekenpapier en hooguit nog in het laboratorium. Complicaties op de
bouwplaats zijn een verwijt aan een eventuele onvolmaaktheid van het plan. Het plan leeft niet met wat voorhanden is, het reageert op
wat nog niet voorhanden is en creëert zelf wat voor handen moet zijn. "De architectuur “zonder eigenschappen" van de Metropolis - een
bewust geschapen beeld van verwezenlijkt nihilisme - sluit de kenmerken van de plaats uit. (...) Hier is elke plaats gelijkwaardig in een
universele circulatie en uitwisseling. Ruimte en tijd zijn meetbaar, demonteerbaar en reconstrueerbaar." (Massimo Cacciari, Architectuur
en Nihilisme; epiloog, 1993)
En ik begon er nu al aan te wennen - andermaal stond onderaan:

Agenda terug? Stap morgenavond om 08.30 in de auto, en laat je door deze routeplanner naar de ingestelde plaats brengen.

Maandag: nergens

De GPS die onder de supermarkt lag en me ergens naar toe zou brengen deed het naar behoren. Ik zette het bakje op het dashboard in de
auto neer. Een donker hese vrouwenstem zong steeds de te nemen richting voor, dan wel na hoeveel meter ik wel of niet af diende te slaan.
Ik moest m’n hoofd er wel bij houden want eenmaal ging het fout. Ik was aan het piekeren waar ik heen gesleept werd - wat er aan de hand
zou zijn. Ik hoopte dat ik nu eindelijk iemand kreeg te spreken want ik had tot nu toe alleen maar een paar krabbels op velletjes papier
gezien. En nog steeds geen agenda. Ik reed een kruispunt voorbij toen de stem nadrukkelijk melde dat ik daar af moest slaan. ‘U moet hier
af-slaan!’ En nog eens ‘U moet hier om-draai-en!’. Ik bedankte vriendelijk, voerde een vlekkeloze handrembocht uit over 180 graden en
reed terug. De vrouwenstem ging rustig verder en voerde me weer naar de juiste weg.

Zou ze uit haar dak gaan wanneer ik me helemaal niet meer aan haar commando’s hield? Zou ze gek worden? Het beklemde me; ik kon
geen enkele kant meer op, behalve de hare. Alsof elke plek waar we langs reden er niet meer toe deed dan alleen die van het eindpunt.
Maar, wanneer al die plaatsen er niet meer toe deden, waarom die ene dan nog wel? Ik gebruikte haar als expert om een doel te bereiken
dat ik tevoren gepland had. Pardon, dat tevoren voor mij gepland wérd. En omdat ik mijn agenda terug wilde, maar meer nog uit
nieuwsgierigheid naar dit bevreemdende geheel ging ik in op de briefjes en aanwijzingen. Maar omdat zíj de absolute expert was op dit
moment, voelde het als een dictatuur en ik voelde me ook nog schuldig voor mijn onoplettendheid. Ik grinnikte: ik had gezondigd tegen het
Plan. Slecht zeg.

Ik kreeg de neiging om haar geduld nog eens op de proef te stellen, maar had er tegelijk ook geen zin meer in. Agenda terug en klaar is
Kees. Op welke mysterieuze plek zou ik deze overhandigd krijgen? Ik reed in het donker in the nowhere en vroeg me af of ik nog ergens
geraken kon. Het woord ‘geraken’ echode na in mijn gedachten. Ik vond het een mooi woord.

Het schermpje op de routeplanner gaf een steeds korter wordende rode lijn aan met een vlaggetje op het einde waar we naar toekropen.
Uiteindelijk naderden we het doel volgens de stem en op de meter nauwkeurig kon ze zeggen waar ik stil moest staan. Dat deed ik dan
maar en keek daarna eens om me heen. Ik was echt nergens. Plat, leeg en alles hetzelfde. Ik vermoedde alleen maar grasland, maar kon
dat vanwege het donker niet goed zien.

Alleen naast de auto stond een paaltje met - en mijn ogen zochten er onwillekeurig al naar - een briefje aan het paaltje vastegepind:
De GPS is een systeem waarbij de mens dermate als middelpunt van de wereld wordt beschouwd dat het resulteert in een geheel verlies
aan context (...) De plek is opgeeist, is eenduidig gemaakt, genivelleerd en genormeerd, is door de stroom geannexeerd. De plek, die
voorheen a priori buiten de stroom stond, is nu door de stroom opgeslokt, er is nog slechts stroom, geen plek meer: punt na punt is
gekend en is onderdeel geworden van een traject, het einde van de hierarchie van plekken betekent het einde van de plek. (Wim Cuyvers,
Archis 2, 2001)

Dit sloot aardig aan bij mijn eigen ervaring die ik had tijdens het incident onderweg hiernaar toe. Maar ook op dit briefje stond onderaan
een opmerking - dit werd ik nu wel zat!:

Agenda terug? De Oude Kerk, morgenochtend om 11.00 uur. In het midden voor het altaar.

Ik reed terug zonder agenda - eigenlijk had ik dit wel verwacht. Ik betrapte me er op dat ik kwaad was omdat dit nog langer voortduurde,
en ik tegelijk de nieuwsgierigheid voelde naar wat dit allemaal te zeggen heeft. Een rit richting nergens. De plaatsen op de route deden er
niet meer toe, maar deze eindplaats deed er ook niet meer toe. En te midden van dit niets voelde ik een lichte nieuwsgierigheid naar de plek
van morgen. Wat stond me nog te gebeuren? Waar zou ik nog heengevoerd worden?

Dinsdag: uitvaren

Toen ik de kerk binnenkwam en ik de koelte van de kerk opsnoof, zag ik mijzelf weer zitten. Mijn kleine handje in die van haar. Naast oma
in de kerkbank. Op grote hoogte waren nog altijd de kruisgewelven waar ik bijna elke minuut van mijn kerkbezoek gefascineerd naar had
gekeken. Voor de flexibiliteit van mijn nek was het goed geweest dat ik niet vaak werd meegenomen naar de kerk. Alleen oma deed dat
eigenlijk. Ik kan me niet herinneren dat ik er alleen met mijn ouders geweest ben.

Zoals afgesproken wandelde ik naar voren en onder het lopen schoven de kruisgewelven over me heen als de schaduw van wolken over een
weiland. Het was zo immens hoog. De stappende geluiden van mijn schoenen klonken fel in deze ruimte. Uiteindelijk stond ik voor in de
kerk, precies in het midden. De versleten graven onder mij stamden uit een tijd die ik alleen maar kon associeren met verhalen over
dapperheid, opoffering en verstandshuwelijken uit lotsbestemming. Het deed me nostalgisch voelen.

Was het vroeger voor mij al genoeg dat de kerk met mijn eigen aanwezigheid gevuld was - dat wil zeggen, ik had aan mijzelf en de
kruisgewelven genoeg en stoorde me niet aan de uitoefening van de liturgie om mij heen - daarentegen ervaarde ik nu vooral een doodse
leegte. Anders dan op een rustige en stille begraafplaats wordt hier de dood elke minuut van de dag gevierd. Ik besefte nu dat het zingen
van een menigte die een zuil, een massa van gezang omhoog stuwde, daar niets aan zou kunnen veranderen. Het was doods, doods en nog
eens doods. Misschien versterkte het gezang de doodsheid. Was ik daarom de enige hier? Wie heeft destijds bedacht dat de dood op een
rustige en stille plek thuishoort, in plaats van in de alledaagsheid van de kerk van toen, waar men zondags te midden van de dood zong en
men er door de week picknickte of speelde? Waarom maakt het nu geen deel meer uit van ons alledaagse leven? Waarom vieren wij de
dood niet meer?

Een stem klonk door de stilte: ‘Had u hier om 11.00 uur een afspraak? Het was bijna fluisterend en zonder toonhoogte gezegd, maar klonk
toch erg luid in deze ruimte. Ik keek het gezicht aan. Een priester. Ik antwoorde bevestigend. ‘Dan moet ik u dit overhandigen’, zei hij. Weer
een velletje papier. Net als de vorige dagen. Net zo groot, net zo wit. En weer net zo veel tekst:

"Waar onze planningsdrang de verschillende aspecten van het leven uit elkaar heeft gelegd, brengen we de sterkste scheiding aan op het
einde, bij wat onlosmakelijk bij het leven is en deel uitmaakt van elk afzonderlijk leven; de dood." (Wim Cuyvers, Uitvaartcultuur als
ontwerpopgave, 2002) Voor de dood is een reservaat ingericht. Al honderden jaren komen de levenden en de doden niet meer bij elkaar in
de kerk maar existeren gescheiden. De doden liggen ver buiten de steden in parken met rust en stilte. De groeiende moderne stad heeft de
begraafplaats toch steeds weer ingehaald en bouwde hagen en muren om haar heen. Zo wordt de begraafplaats een te mijden vesting in
een stad. Maar de dood hoort bij het leven. Niet als een afgesloten vesting in het leven, maar als de altijd aanwezige voorwaarde van het
leven. De dood is niet stil en rustig, maar wreed en rauw. Werd deze rauwheid onze verhumaniseerde maatschappij teveel? "Uiteengereten
lichamen, verscheurde levens, maar wij, degenen die nog even overleven, bedekken de dood, dekken haar af." (idem)
De laatste zin geheel, en ook weer niet volgens de traditie van de afgelopen week:

Morgen krijgt u uw agenda overhandigd. Na de presentatie van een nieuwe roman om 15.00 uur, ontvangt u uw agenda uit handen van de
directeur van uitgeverij Zus & Co. Wees op tijd!

Dit klonk aardig definitief. Morgen, wie weet...

Woensdag - presentatie: de nieuwe roman van... (de agenda is terug)

Het lokaaltje waar de onbekende presentatie zou plaatsvinden was van de uitgeverij zelf. Bij de ingang stonden enkele mensen. Er kwamen
twee op mij af die mij behulpzaam naar het lokaaltje begeleidden. ‘Wil meneer hier zitten, of liever wat naar achteren?’ Ik kreeg een sapje
aangeboden en werd in een zachte stoel geduwd. Ik was als journalist nooit zo’n behandeling gewend geweest en vond dit licht opmerkelijk.
Het lokaaltje was goed verlicht. Er was een podium waarop een lessenaar stond, centraal voorin. Het stroomde langzaam vol. Mensen die
verwachtingsvol met een glaasje van het een of ander in groepjes stonden te praten. Vaak knikten ze me toe of keken ze me vanachter een
tussen ons in staande schouder aan. Ze observeerden me. Sommigen verwachtingsvol, maar ook bewonderend. Waar diende dit voor? Dit
was de vijfde aanwijzing en het hele feest had me nu ook wel lang genoeg geduurd. Vijf dagen zonder agenda is me nog nooit overkomen.
Misschien de eerste paar dagen van m’n leven, maar daarna?

De mensen gingen naar hun plaats en een belangrijke man hield een inleidend praatje. Boek van het jaar voor onze uitgeverij bla bla.
Vernieuwende literatuur. Niemand anders die er tot nu toe in is geslaagd om de hedendaagse literatuur zo krachtig te concentreren als
deze schrijver. We zijn er trots op dat we een debutant in de literatuur mogen aankondigen waarvan we nog veel mogen verwachten. Hij
keek me aan, grote glimlachende ogen.

"Misschien mogen we, voordat we de schrijver een paar persoonlijke vragen gaan stellen en hem daarna een paar minuten ter beschikking
van de schrijvende pers stellen, vragen eerst een passage uit zijn nieuwe boek voor te lezen.’ Zijn gezicht straalde me toe en ik voelde me erg
onbehagelijk. ‘Meneer Z. mag ik u vragen naar voren te komen?"

Bliksemflitsen, scheuten hitte door de ruggegraat, roodgloeiende gezichtshuid. Ik stamelde iets in zijn richting, wist niet wat ik wilde of
dacht, laat staan dat ik in staat was iets te doen óf alles tegelijk. Hij hield mijn agenda in zijn hand en onder luid applaus strompelde ik
uiteindelijk met uitgestrekte hand naar mijn agenda die ik ondanks de waas in mijn ogen door de pratende meneer vastgehouden zag
worden. Hij overhandigde me mijn agenda en zette me achter de lessenaar. Hij fluisterde me iets over een passage die ik beslist moest
voorlezen. Ik bladerde door de agenda heen. Alle bladzijden zaten er nog in, de ruimte van elke dag was beschreven met de dingen die ik
gedaan had. Afspraken, prive en zakelijk. Korte herinneringen, belangrijke memo’s. Ik keek naar de dagen van de afgelopen week. Op elke
dag stond exact kort geformuleerd wat ik meegemaakt had. Inclusief de momenten van verbazing en onmacht. Alles was in enkele zinnen
neergeschreven in mijn handschrift al kon ik niet geloven dat het het mijne was.

Epiloog

Nu ik er de achterliggende weken achter ben gekomen wat er aan de hand is met het uitgeven van een volgeschreven agenda, kan ik me ook
indenken wat de bedoeling is van de andere zaken waar ik langs ben gestuurd. In de agenda ontbreekt een ontknoping, daarom is het geen
literatuur: Het is een opsomming van ervaringen en gebeurtenissen zonder enige pretentie. Er is hooguit sprake van een hoofdpersoon die
deze ervaringen in lijnen aan elkaar rijgt. Maar het lijkt doelloos, pretentieloos. Het is niet meer dan een grid waarin nooit plaatsen van
betekenis kunnen ontstaan. De spanning van het lezen van een agenda is die van een antropoloog die een kijkje in de keuken van iemand
anders krijgt. Maar dat is dan ook alles. Helaas kon ik er niets meer aan doen. Ik was me niet bewust dat ik ooit een contract getekend
heb, maar het was er wel, ondertekend door mij. De agenda lag al in de winkels en de royalties stonden al op mijn rekening. Wie had mijn
agenda, mijn leven, verkocht? Of had ik het al lang tevoren zelf verkocht...

Eenzelfde ontknoping ontbreekt ook in toenemende mate in het voetbal, de stad, de supermarkt en overal en nergens. De voetballerij wordt
geregeerd door optelling van uitslagen, door optelling en de grootte van inkomsten, door duizentallen aan toeschouwers en tenslotte door
veel teveel regels om uitwassen van al die belangen tegen te gaan. En de samenvatting van een voetbalwedstrijd is niets meer dan een
opsomming van ‘spannnende momenten’. Dat is alles wat er is overgebleven van het spel, een paar spannende momenten. De ontknoping
daarentegen, is het spel dat mijn leven leidt en waaraan ik mij wijd met oefening, vaardigheid en overgave. De samenvatting van spannende
momenten laten zien dat het spel nog aanwezig is, maar die achter elkaar geplakte spelmomenten verhullen tegelijk het feit dat het uit het
geheel is verdwenen. Het geheel is geen spel meer.

De stad laat men niet ontstaan, maar wordt zorgvuldig tevoren gepland, wijk bij wijk en liefst de hele stad. Ook hier is het strijdspel
verdwenen. Toverwoorden zijn planning en controle.

De GPS was niet meer dan de zoveelste expert die me vertelt welke handelingen ik moet verrichten om uiteindelijk nergens te komen: ‘sla
links af, rij rechtdoor, remmen, doe dit, doe dat.’ Elke plaats fungeert alleen als doorgang naar een volgende. Juist omdat alles hetzelfde is
geworden bekroop me dat gevoel van zinloosheid. Aan de andere kant ook een gevoel van veiligheid; me geen zorgen meer hoeven maken.
Iemand zegt het me wel voor. Het is makkelijk. De GPS en de routeplanner zijn een gemak. Het was een stem die me ergens doorheen
loodst met zoveel mogelijk gemak, met zo min mogelijk hinder van de plaatsen die ik passeer. Juist dit luie gemak, deed me mezelf
ongemakkelijk voelen. Wanneer de ontknoping ontbreekt in de stad, dan heeft dat veel met de dood te maken. Want als iets een ontknoping
van het leven is, dan de dood wel. De dood - en daarmee de ontknoping - is inmiddels verbannen uit vele gebieden van het leven. Wanneer
deze ontknoping van het leven er niet meer is en wordt verbannen en weggestopt, kunnen we die dan op andere gebieden nog wel vinden?

Hoe onbevredigend ook, de vraag wat de ontknoping precies inhoudt, blijft ook nu nog op een Socratische wijze onbeantwoord. Op dat
moment voelde het alsof ik me toevertrouwd had (moest toevertrouwen) aan een onbekende lotsbestemming. Zoals gezegd, iets nam mijn
leven over. Iemand, om precies te zijn. Iemand had die briefjes geschreven en iemand had mijn agenda gestolen. Laat ik ervan uitgaan dat
dit een en dezelfde persoon is. Ik ben er nooit achter gekomen wie het nu was, daarom noem ik hem - zoals gezegd - De Ontknoping. En het
mysterie van de verdwenen agenda... dat is uiteindelijk een mysterie van de verdwenen ontknoping geworden.

Lees verder...

woensdag 4 oktober 2006

vDE NEGENENNEGENTIG NAMEN VAN MEVROUW HALSEMA

bitterlemon.eu - Simplicissimus 4 oktober 2006 * Femke Halsema

Satire DE NEGENENNEGENTIG NAMEN VAN MEVROUW HALSEMA

door Erik van Goor en Tom Zwitser

I
Wij hebben goed nieuws, er is een canon vastgesteld. De roep erom was groot, en het heeft lang geduurd, maar de As
van het Kwaad ligt definitief in de Islam, het Amerikaans-Evangelische ‘fundamentalisme’ en eindigt in de Katholieke
Kerk van Rome. Het is niet helemaal de canon geworden die wij voor ogen hadden, maar goed, dan hadden we het
karwei niet aan de gedecideerde mevrouw Halsema moeten overlaten. We hadden het kunnen verwachten.

Refrein: Wie zou haar durven weerstaan in haar morele kruistocht? De Strijdster voor condooms, de Fulminatrice tegen christengezang,
de Vernietigster van families. Amen.

II
De As van het Kwaad, daarover moest diep nagedacht worden. Bush (spreek uit Boesj) begon erover. Blair (spreek uit Blèhè) deed een duit
in het zakje, maar het is mevrouw Halsema (spreek uit Halsumma) die beslist. De As loopt nu definitief van de Chrystal Cathedral in
California, over de Kaaba te Mekka naar de st.Pieter van Rome en maakt een laatste, maar korte ruk richting de pauselijke
appartementen naast de st.Pieter. Een venijnig einde. Er is ook al een naam voor deze As bedacht: de mevrouw-Halsemameridiaan. In
tegenstelling tot andere meridianen loopt de mevrouw-Halsemameridiaan niet helemaal recht, lang niet recht zelfs. Hij lag immers eerst
over Puong Yang, Teheran en eindigde in Bagdad – enigszins abrupt. Dat was een redelijke rechte lijn. Deze verraadt de rechtlijnigheid van
haar schepper Bush. De nieuwe lijn daarentegen zwalkt over de wereld en verraadt de stijl van de herschepper mevrouw Halsema, Deze as
overtreft zelfs het gezwalk van mevrouw Halsema. En die - dat weet iedereen – is een aardszwalkster.

Refrein: Wie durft haar gang te belemmeren? De Vliegende Hollandse in Den Haag, de Eenzame schipper aan Neerlands roer, de altijd
bijsturende en corrigerende mevrouw Halsema. Amen.

III
Hieruit blijkt ook nu weer haar grote staatkundige kennis. Deze liet zich al eerder gelden toen ze, uitgaande van de trias politica,
voorstelde om alle gemaakte wetten aan de grondwet te toetsen. [1] Kennelijk bestond deze trias politica toen nog niet, maar inmiddels
heeft zij deze scheiding der machten voortvarend gerealiseerd. Waarom de trias politica toen (najaar 2004) in Nederland nog niet bestond,
is niet duidelijk, maar blijkbaar fungeert het land nog maar twee jaar als moderne natiestaat, en wel nadat de Kamer mevrouw Halsema's
voorstel aannam. Haar carriere werd mogelijk door de scheiding der machten, maar deze bleek in feite nog niet te bestaan. Nu komt ze
weer met een andere trias politica, namelijk die van de Kwade triAs. Deze bestaat uit de genoemde drie religies (Islam, Evangelicalisme en
de Katholieke Kerk). Een ander diep staatkundig inzicht toonde ze tijdens Balkenende I aan de toenmalige minister Nawijn, die voor de
doodstraf bleek te zijn. Hij mocht dat helemaal niet van mevrouw Halsema, omdat zijn kerk (Gereformeerde Kerken Nederland) officieel
tegen de doodstraf was. U ziet hoe zorgzaam ze de minister van haar staatkundige kennis voorziet.

Refrein: Wanneer zal ze een volgende trias bedenken? De Toetsster van wetten, de Toetsster van religies en de Toetsster met de grote
mond. Amen.

IV
Voorts hekelt ze de Katholieke Kerk die ze een genocide aanwrijft omdat momenteel door de AIDS-‘epidemie’ in Afrika miljoenen mensen
lijden en sterven en de Kerk tegen condoomgebruik is. Toch is het algemeen bekend [2] dat in de katholieke Afrikaanse landen relatief veel
minder AIDS voorkomt dan in overwegend niet-katholieke Afrikaanse landen. Ook weet ze niet dat er een groot verschil is tussen het
morele standpunt van de Kerk en haar pragmatische omgang daarmee. Er zullen weinig priesters zijn in Afrika die geen condooms
uitdelen aan de mensen, ook al belijden die priesters het officiële standpunt van de Kerk.

Refrein: Wie kent de vrijgevigheid van Mevrouw Halsema? De gulle Uitdeelster van genocides, de Vastlegster van Assen en de Verdraaister
van feiten. Amen.

V
Niemand durft haar zwalkende koers aan te vechten. Haar woorden klinken als bevelen. Een manwijf, dat is ze! Ze is alles tegelijk, moeder
des vaderlands en van een tweeling, doctorandas sociologie, etc - weet U het? Deze politica met de kleinste woordenschat en grootste
eentonigheid zet al haar gebrek aan eruditie, talent en vrouwelijkheid in voor de goede zaak. En die goede zaak is een grote zaak. De vrouw
de vrouw, en de vrouw. De Vrouw in Nederland die wacht op een derde emancipatiegolf de Vrouw in de wereld en de eeuwig onderdukte
Vrouw. En ook de Vrijheid natuurlijk. Vrijheid voor alles en tegen het Onrecht. U ziet de brede thematiek en de vele specialismen van de
allround mevrouw Halsema. Het past deze stuurvrouw.

Refrein: Wie zou haar durven weerstaan in haar vrijheidsstrijd? De Bevrijdster van moslimvrouwen, de Politica met de anti-onrechtstem.
Als-het-maar-grenzeloze-vrijheid-is. Amen.

VI
Verder en verder weg wil ze met haar Nederland. Vrijheid van religie is ok, maar meer nog de religiekritiek. Vrijheid van vestigen is ok,
maar meer nog de plicht om je nergens te vestigen. Vrijheid van opvoeding is ok, maar meer nog de staatsopvoeding. Vrijheid van beroep
is ok, maar iedereen even dom is beter. Op zich is het wel leuk dat ze ooit geboren is, maar beter had ze nooit geboren hoeven zijn.
Mevrouw Halsema beseft dat ze niets is, maar dat moet iedereen ook weten. Omdat ze zelf een nul is, zal, als het aan haar ligt, Nederland
hetzelfde zijn. Wanneer de mevrouwen Halsema'a aan het roer komen zal het met Nederland nooit iets worden.

Refrein: Verplaats U zich als lezer in de Tweede-Kamervoorzitter en hoor ons betoog aan:

VII
"Mijnheer de Voorzitter, wij willen mevrouw Halsema erop wijzen dat de Linkse Kerk waar zij lid van is Mijnheer de voorzitter weinig
opheeft met liberalen. Voorts willen wij haar er op wijzen – Mijnheer de Voorzitter – dat ze zichzelf liberaal noemt, hetgeen ze van haar
Kerk niet mag zijn. Mijnheer de Voorzitter, wij weten dat paus Oosterhuis van de Linkse Kerk liberalen met het Kwaad vereenzelvigt
hetgeen de mevrouw-Halsemameridiaan ook nog doet ombuigen over het huis van mevrouw Halsema zelf. De lijn wordt met de dag
grilliger Mijnheer de Voorzitter. Maar kardinaal Paulus Visser van genoemde Linkse Kerk heeft weliswaar weinig op met liberalen, maar
desto meer met pedofilie. Enigszins recht in de leer is mevrouw Halsema dus wel Mijnheer de Voorzitter, want naar die kardinaal luistert
zij wel, voor zover het zijn pedofiele programma betreft. Haar splintergroepering van de Linkse Kerk waarvan hier sprake is, Groen Links
dus, heeft duidelijk laten zien dat de gewone arbeider Mijnheer de Voorzitter hen gestolen kan worden want zij maken zich allesbehalve
druk om de gewone arbeider omdat die geen pedofiele, feministische of AIDS-achtige neigingen heeft. Kortom Mijnheer de Voorzitter: Of
de Linkse Kerk is het contact met haar gelovigen verloren, of geen normaal mens gelooft er nog in."

Refrein: Wie zou haar ketterij durven weerspreken - hij zou terstond zelf onder de As gesteld worden. De Groot-Inquisitrice van de Linkse
Kerk, de Tuchtvoerster van dominee Visser, de Politica die haar kiezers vermoord. Amen.

VIII
"Mijnheer de Voorzitter zij kan zich weinig inleven in mensen die anders zijn. Omdat zij als liberaal lijnrecht ingaat tegen de morele code
van haar Linkse Kerk, denkt ze dat Afrikanen ook zonder meer desto harder zondigen naarmate de Kerk strenger het condoomgebruik
verbiedt - en de AIDS-oorzaak dus in de Kerk ligt. Het betekent dat mevrouw Halsema niet Vrijheid, Rechtvaardigheid en Gelijkheid in
haar vaandel heeft staan, maar dat deze kreten haar werkelijke missie maskeren: Fundamentele weerzin tegen iedere morele code, en een
afschuw van elk algemeen goed. Anders dan de Katholieke Kerk die het contact met de mensen niet verloren heeft, kent de linkse Kerk
veelvuldig de vrouw in het ambt, waarvan Mijnheer de Voorzitter mevrouw Halsema een lichtend voorbeeld is. Vanwege haar abominabele
staatkundige kennis, en haar nietsontziende fundamentalisme, willen wij Mijnheer de Voorzitter vragen om mevrouw Halsema uit haar
ambt te ontslaan." [3]

Refrein: And so be it - einde betoog aan Mijnheer de Voorzitter. Amen.

IX
Mevrouw Halsema sputtert wat tegen: "Als één stelsel van waarden de macht voor langere tijd in bezit neemt, dreigt democratie te
perverteren." [4] En heruit blijkt dat mevrouw Halsema niet zomaar zwalkt. Ze zwalkt principieel. Een stelsel van waarden is namelijk
perverterend voor de democratie (het land, het volk, het systeem?). Daarom moeten wij met mevrouw Halsema meezwalken van stelsel
naar stelsel. Arbeiders waren een tijd leuk, maar zijn veel te perverterend geworden. Christenen waren al decennia achtereen een bedreiging
voor de rechtstaat en zijn nu definitief tot parasiet uitgeroepen. Mohammedanen, waren enkele jaren geleden nog zeer respectabel [5],
maar volgens mevrouw Halsema inmiddels ook perverterend. Kan deze ene waarde van mevrouw Halsema zelf ook perverterend werken
en bijvoorbeeld gruwelijk parasiteren op het land, het volk en de moraal? Nee, deze tot op het bot immorele mevrouw-Halsemawaarde ís
perverterend en kan niet anders dan perverteren, parasiteren en pedofileren. Tot de groep waar mevrouw Halsema aardig tegen doet en
het voor ze opneemt, moet gezegd worden: wees gewaarschuwd, op een dag zal ze zich tegen jullie keren en jullie proberen uit te delgen. En
de praktijk leert dat die dag heel snel aangebroken kan zijn.

Refrein: Wie weet haar nog bij te benen? De trendy Waardenset-hopster, de Verperverteerster van de macht, de Vraatzuchtige. Amen.

X
De dagelijkse strijdkreten van mevrouw Halsema zijn voor niets dan de vergankelijkheid gesproken. Ze hebben geen greintje eeuwigheid.
Door haar zwalken vergeet men morgen waar ze gisteren geweest is, maar de woorden die ze morgen zal spreken zijn vandaag al vergeten
door de snelheid waarmee ze haar afkomst en land achter zich wil laten. Al het Nederlandse wordt continu gekielhaald. Maar de As van
mevrouw Halsema vraagt, nee smeekt erom herinnerd te worden. En daarom deze lofregels op de mevrouw-Halsemameridiaan. Er moet
toch iets van haar herinnerd worden en dat doen we hier. Wanneer het aan mevrouw Halsema ligt voert ze het land de vergetelheid in,
maar wanneer het aan ons ligt dan blijven we haar negenennegentig namen vijf maal daags herhalen en buigen wij - Kwade en
Fundamentalistische Nederlanders - allemaal diep in de richting van haar - ongetwijfeld drijvend - huis, waardoor we niet van deze politica
kunnen zeggen dat ze een een-asser is, noch een dubbel-as en zelfs geen tri-as, maar dat ze een multi-as politica is. Alle Kwade Assen leiden
naar haar huis of beter: zij gaan uit van haar huis over de hele wereld en vernietigen het Goede. Daarom pleiten wij voor een inhumanitaire
interventie in haar huis door Hilbrand Nawijn.

Refrein: Wie zal haar woorden herinneren en van haar daden spreken wanneer haar as in de oceaan is uitgestrooid? De Vergeten mevrouw

Halsema, de bijvoorbaat tot as Gedoemde, de nooit Geborene. Amen

Noten
[1] Constitutionele toetsing
[2] grafiek over verhoudingen tussen Katholieke Afrikaanse landen en AIDS
[3] Vervang in couplet VII & VIII "Mijnheer de Voorzitter" door "Heer" en je krijgt het gebed van een fundamentalistische evangelicaal –
regelrecht uit de As van het Kwaad. Wanneer dit zo is, willen wij voorstellen de Halsemameridiaan ook over het gebouw van de Tweede
Kamer te laten lopen vanwege de vele fundamentalistische gebeden die daar gepreveld worden, alleen al in de richting van de
Tweede-Kamervoorzitter.
[4]"Volgens de filosoof Lefort is de kern van de parlementaire democratie dat de plaats van de macht altijd leeg is. Als één stelsel van
waarden de macht voor langere tijd in bezit neemt (zoals nu bijvoorbeeld de Republikeinen in de Verenigde Staten), dreigt democratie te
perverteren." aldus Femke Halsema
[5]idem: "...Heel precies betekent dit dat ik de imam die met redenen omkleed weigert mij de hand te schudden, zal respecteren.’

Lees verder...