zaterdag 15 april 2006

BRO HENK

een column, door Tom Zwitser, 15 april 2006

"...Maar we zijn er nog. Yes, we bestaan nog. Vandaag zijn we bij elkaar rond het thema Ongelooflijke Vrijheid..."
De persoonsanalyse van deze week treft de 63-jarige Henk. Hij is als leidend evangelicaal een uitermate interessant studieobject. U treft
een deze week gepubliceerd essay over de evangelicale beweging en het ontstaan daarvan aan op deze webstek, [1] maar Henk kwam
daarin niet voor. Wanneer u geïnteresseerd bent geraakt in evangelicaal Henk, wordt u van harte uitgenodigd verder te lezen. Dat zouden
wij erg fijn vinden.

Henk op zondag

Op zondag is Henk de joviale opa die voor ieder kind een lach en een vriendelijk woord over heeft. Ook voor evangelische kinderen van 30
jaar en ouder. Iedereen is immers een kind. Althans, iedereen zou een kind moeten zijn. Daartoe dient de aansporing “wordt als de
kinderen, anders kun je het koninkrijk Gods niet binnen gaan”. En wees eerlijk: wie wil nu niet het Koninkrijk Gods binnengaan? Met de
kindwording is infantiliteit tot norm verheven. En Henk is de hoeder van deze norm. De aansporing is een vaste formule geworden. Een
toverformule. Wanneer hij op zondag temidden van de kinderen en van de broeders en zusters het welkomstwoord tot de gemeente mag
richten, zegt hij:

‘Ja lieve kinderen, lieve moeders, en lieve mannen-kerels (wij mannen mogen dat wel eens tegen elkaar zeggen) een hele week lang hebben
we dit moeten missen. Op woensdag hebben enkelen in kleine groepen uit het geweldige bijbelboek Job heerlijk lessen mogen leren en op
vrijdagavond hebben heel veel kinderen fijn liederen met elkaar gezongen tijdens de sing-in. En uiteindelijk zijn we nu weer met z’n allen bij
elkaar en dat is al weer een week geleden. Maar we zijn er nog. Yes, we bestaan nog. Vandaag zijn we bij elkaar rond het thema
Ongelooflijke Vrijheid. En dat willen we toch niet missen! Wanneer straks de kinderen naar hun zondagsschool gaan - nadat we drie
liederen met elkaar hebben gezongen - hoop ik dat we hen met liefde uitzwaaien. We mogen ze gerust een zoen of knuffel meegeven omdat
we van hen houden. Want laten we niet vergeten dat we moeten worden als de kinderen. Laten zij een voorbeeld voor ons zijn. Anders
komen we het koninkrijk der hemelen niet binnen. Laten we ons bevrijden van onze regeltjes, onze vooroordelen en laten we worden als de
kinderen: ongelooflijk vrij!'

De lezer zal misschien - anders dan de lieve gelovigen in de kerk - bij deze woorden geen oprechte glimlach om zijn mond hebben, hij zal
zich niet warm en welkom voelen. Als het goed is zal hij ook de rol van Henk doorzien. De rol van Henk steunt op de rol die de gemeente
(terug)speelt. Men bevestigt elkaar in het rollenpatroon. Dit proces zou men "Evangelische Dialogen" kunnen noemen. Henk is een expert
in de Evangelische Dialoog. Zolang hij er steeds bedrevener in wordt anderen een aangenaam gevoel te geven, geven die anderen hem dat
ook terug met een glimlach, een zegenwens, een warm blijk van medeleven of een dankwoord voor zijn warme woorden. Het werkt
allemaal bij Henk. Alles in dienst van die lange levensmars richting het grote koninkrijk der hemelen. Zelf groeien door anderen heeft hij
tot zijn persoonlijke project bestempeld. Zo valt er voor hem ook nog wat te groeien in het geloof. Groeien om te worden als een kind. Niet
kinderlijk, zelfs niet kinderachtig, nee: het infantiele, het kindse. Of kunnen we, gezien de leeftijd van het evangelicalisme beter zeggen; blind
voor de eigen seniliteit, rotting en versterving? Hij mist zowel de onbevangenheid van het kind als de wijsheid van de bejaarde die na een
lang leven niets meer gelaten wordt dan zijn eigen dood te sterven. Neemt de evangelische beweging nog in aantal toe, de inhoud rot weg
als sneeuw voor de zon.

Henk door de week

Wanneer de inhoud er niet meer is, mag men zich in alle ernst afvragen wat men nu werkelijk met elkaar deelt behalve dit rolbevestigende
gevoel? De jeugd (12 - 40 jaar) heeft op vrijdagavond met elkaar liedjes geblèrd in de grote zaal waar voor de sfeer wat discobollen zijn
opgehangen (die wel makkelijk te verwijderen zijn, voor de zondag). Drie gekleurde lampen cirkelen hun lichtbundels in de zaal rond en
men doet met veel inzet hun best om op eigentijdse wijze de kinderen bij de kerk te behouden. Ze ‘mogen’ zelf hun eigen vrijdagavond
invullen. Al is er wel iemand aanwezig van het kader van leidende broeders om er een oogje op te houden. Voor al het overige zijn er drie
jeugdwerkers die zich bijvoorbeeld bekommeren om de ongelovige vrienden die van de straat worden meegenomen en waar er altijd twee,
hooguit drie van aanwezig zijn. Het is op zo’n moment gebruikelijk deze mensen heel vanzelfsprekend te ontvangen, maar de handdruk is
dan net even hartelijker dan gebruikelijk, de welkomstglimlach net even breder en wanneer de jeugdwerker er mee aan de praat raakt,
wordt er snel door twee of drie anderen het initiatief genomen om in een kamertje ernaast voor het verloop van het gesprek te bidden. Het
resultaat ervan wordt voor de zondagdienst doorgespeeld aan Henk, zodat hij in de dienst kan danken voor de goede dingen die er weer
gebeurd zijn - en uiteraard nog staan te gebeuren.

Henk is, behalve tijdens een beperkt optreden op zondag, vooral de grote man achter de schermen. Hij neemt bijvoorbeeld zorg voor alle
cursussen die er gegeven worden. Bijvoorbeeld de Alfacursus en cursussen als De bijbel open, De bijbel door en De bijbel dicht. Van Genesis
tot openbaring, alle cursussen hoe gek ook, bestaan in de evangelische wereld. Het is de wereld van deelcertificaten en stapsgewijze
promotie. Wanneer je er enkele gedaan hebt en je bent gegroeid, mag je zelf een Alfacursus gaan leiden. Henk zit in een comité dat al die
cursussen uitdenkt, of hij is iemand die dat comité aanstuurt. Henk houdt van zijn rol en speelt die dusdanig dat hij er zelf best in gelooft.
Niet altijd, maar tijdens het spelen van zijn rol kan hij het niet laten er zelf van harte in te geloven. Het drama dat hieruit voortkomt begint
al met dat Henk geen rollen kan spelen. Hij is net als Andries [2] een slecht acteur.

Behalve het proletarisch gezang heeft men ook de gezamenlijke cursus als bindende factor. Het netwerk van "een cursus geven en twee
andere volgen" is ontzettend hecht, ook de status die erbij komt is belangrijk - en natuurlijk de verantwoordelijkheid. Een goede betrokkene
van het cursusgebeuren staat met twee benen in het leven: met het ene been weet hij heel goed wat er in de wereld te koop is en wat er in
jongeren omgaat, en uit de andere spreekt een soort innerlijke bezinning. Hij kan in ieder geval uitstekend ernstig staren. Dan zegt hij
zoiets als ‘maar natuurlijk zijn er altijd te weinig cursussen en er kunnen altijd meer mensen bij. Gods koninkrijk is nooit te vol.’
Henk in het koninkrijk der hemelen

Uiteindelijk marcheert men Gods koninkrijk binnen met discobollen, draaiende lampen en ver voor de stoet uit een glimmende Henk.
Lachend wijst hij op de schare jeugd achter hem: "We hebben ze behouden hoor! We moesten zelf ook als kinderen worden, en dat was
moeilijk maar we hebben het gered." Dit moment is de droom van Henk. Zijn triomftocht. Intussen doet Petrus z'n best aan de poort,
maar hij verliest het ook van deze overmacht aan schreeuwerige infantiliteit en gekerstend hedonisme. De stroom is niet te stuiten. Wij
wisten dat natuurlijk allang en hadden het hem al veel eerder kunnen vertellen, zij het dat Petrus op zijn oude dag wat doof geworden is.
Ach hemelpoort... Voor de evangelische beweging is er geen poort nodig. Waarom ook? iedereen is toch van harte uitgenodigd? Wij zouden
het erg fijn vinden als er niemand buitengesloten wordt. En Petrus? die laat men z'n gang nog een beetje gaan. Uiteindelijk is hij gewoon
een oude traditie, een fossiele gewoonte waar men in het koninkrijk nog een beetje clementie mee moet hebben.

Maar, anders dan destijds in Hamelen, zijn het niet alleen de kinderen die de stad uitgelokt worden, maar lopen ook de ouders enthousiast
zingend mee: "Met z'n allen voor Gods troon..." Henk, als professionele rattenvanger die weet wat er in de wereld te koop is, heeft de
kinderen meegelokt en gekocht. En de ouders in een koop erbij. De juiste deun, een glanzende discobol en de jeugd blijft heel eigentijds kerk
en koninkrijk trouw. Toverwoorden zijn "geloof van het hart", "bewogen zijn met de mensen" en de immer vloeiende genade doet de rest.
Dat men zoals vroeger een vervelend kind in de kerkbank rustig een draai om de oren gaf om het eerbied voor het onbegrijpelijke en heilige
bij te brengen, is he-le-maal uit de tijd. Er moet tegelijk getoverd en onttoverd worden.

Hemelen of Hamelen?

En Hamelen? Dat is leeg en verlaten: geen ratten, geen kinderen. Er is geen mens meer op straat, behalve wat bejaarden die niet met de
muziek mee konden. (Die ook niet met de muziek mee wilden.) Dit lege Hamelen is de Hemelvaart van Henk. Onder begeleiding van zijn
toverfluit, de vaste formules en de discobol lokt hij iedereen de stad uit. Waar hebben de mensen het aan verdiend?

Wat houd je nu over wanneer Henk zijn rollen verliest? Wie is hij eigenlijk? Henk heeft rechten gestudeerd en heeft weet van drogredenen,
onechte argumenten en misleiding. Dat moet ook wel als je geacht wordt te weten wat er in de wereld te koop is. Henk is helemaal niet zo
naief als zijn rol hem laat schijnen. Daarbij is hij ook superieur in de vergaderingen met de andere leidende broeders, zonder dat deze
doorhebben waarmee hij hen belazert. ‘Belazeren? Kom op! Henk heeft visie en visie hebben we nodig'. We hebben iemand nodig die de
koers kan uitstippelen en Henk kan dat. Maakt het voor Het Aangename Gevoel nu werkelijk uit hoe dat veroorzaakt wordt? Het gaat er
immers om dat men elkaar aangenaam doet voelen. Compassie, daar gaat het om. Wederzijdse compassie is pas werkelijk vrij zijn.

Visie? Koers? Compassie? Henk is niets meer dan een manager. Hij is een procescontroller. Het gaat hem niet om het betoveren van de
ratten, het gaat hem om het betoveren van de mensen. Hij is getraind in het ontwikkelen van beleid - ook zo'n toverwoord - en wil het
proces beheersen. Daarvoor hanteert hij vaste formules waar niet vanaf geweken mag worden. Iedereen speelt zijn rol met verve en daar
ziet hij op toe. Men behoudt de jeugd, men behoudt het koninkrijk der hemelen, men behoudt elkaar, men behoudt de Bijbel. Men behoudt
wat er is [3] en kient de groei zorgvuldig uit. Henk heeft alleen wat toverwoorden en zijn toverfluit nodig. Hij zou een goede leraar van
Harry Potter zijn. De evangelische beweging lijkt daarbij op een Zwijnstijn waar men op bezems door de lucht zweeft en waar in de kelder
het grote schaakspel tegen het Kwaad aan de gang is. Een hele heisa van bovennatuurlijke krachten waar geen fatsoenlijk mens iets mee
van doen zou moeten hebben, maar zo niet Henk. Hij neemt vrijmoedig wat zetten voor zijn rekening. Deze vrijmoedigheid getuigt immers
van grote compassie.

Hij draagt zorg voor het netwerk van laagdrempelige cursussen waarin alle doordeweekse (on)geloof wordt omgetoverd naar het immer
durende geloof van de compassie. Men leert niets anders dan hollen door eindeloze gangen zonder deuren. Altijd maar hollen, ieder op zijn
eigen tempo. Iedereen wordt bezig gehouden met zijn eigen groei. Wanneer iemand zich afvraagt waarom men holt, dan is het antwoord
dat hij nog meer moet groeien voordat hij "het" mag zien, en dus holt men verder. En wat is het fijn om te zien dat iedereen groeit in zijn
geloof. Inderdaad: die groei is wel vereist, wanneer men uiteindelijk moet geloven wat men allemaal ziet. Het is werkelijk ongelooflijk.

Noten

[1] Evangelisch simplisme
[2] ESPRESSO: Intellectueel 28 februari 2006
[3] Aldus is het openbaringsvers tot kunst verheven: "Ik kom haastelijk, houd wat gij hebt opdat niemand uw kroon neme", Openbaring 3:
11.

Lees verder...

vrijdag 7 april 2006

bitterlemon.eu - SOCIAAL, DEEL 2

een column, door Tom Zwitser, 7 april 2006

Na de consternaties rond mijn huisgenoot, twee columns geleden, zijn er weer vorderingen te melden. Ik ben laatst kwaad geworden toen
ik weer eens langer dan een half uur zijn immorele teksten en gedreun moest aanhoren en van de week is er daarom een vergadering
belegd met alle huisgenoten om het geheel te sussen en, vanwege de spanningen, enkele regels voor het geluid overeen te komen. Niet dat
die er daarvoor niet waren, maar opeens was daar onduidelijkheid over. Ik had die regels helemaal verkeerd begrepen en met mij nog
iemand: onze inpandige verhuurster.

Mijn huisgenoot kwam in een hemdje en sportbroek nors op de bank zitten. Een understatement. Hij was namelijk nog bloedchagerijnig.
En dat al sinds het incident. Met horten en stoten kwam er een gesprek op gang: hij vertelde dat we met z’n vieren in een huis wonen en dat
er dus compromissen gesloten moeten worden. Bovendien verweet hij me dat ik daartoe niet in staat was. Telkens namelijk, wanneer hij
mij komt vertellen dat hij wat lawaai wil gaan maken, dan antwoord ik daarop dat het prima is, zolang ik er geen last van heb.

Mijn huisgenoot vindt dit geen gesprek. Hij zei dat ik altijd hetzelfde zeg en dat er dus niet met mij te praten valt (en dat is asociaal). Nu
voelde ik de sterke neiging om hem nog eens exact hetzelfde te vertellen: ‘Ik ben heel flexibel; je mag van mij heel veel lawaai maken, zolang
ik er in mijn kamer maar geen last van heb. In de woonkamer is dat het geval en dus kan je daar heel veel lawaai maken. Wanneer ik dan
in de woonkamer kom, neem ik dat voor lief. Maar ik neem het niet voor lief dat ik in mijn kamer jouw herrie moet aanhoren. Zelfs niet
voor een half uur. Mijn kamer is de grens. Daarbuiten ben ik erg flexibel.’ Maar dit vindt hij terecht geen gesprek, en wat het dan wel is
wist hij niet te vertellen. Dat kan ik wel: hij is gewoon erg doof. Hij luistert niet, hoe vaak ik het ook zeg. Daarom wil het maar geen
gesprek worden.

Dit zei ik echter niet. Ik zei helemaal niet veel tijdens de vergadering. Zijn chagerijn nodigde niet uit om te gaan kwebbelen. Dat is immers
asociaal. Ik had er niet veel zin meer in. Maar ik ontdekte een nieuw fenomeen: wanneer je zelf weinig zegt dan gaat de andere partij ineens
veel meer zeggen. Uiteindelijk zei hij uit zichzelf dat hij zich met dat incident niet aan de regels had gehouden qua volume van de muziek
e.d. Maar dat ik er terecht iets van gezegd had, gaf hij niet toe. Want dan ben ik immers nog niet flexibel genoeg geweest om zijn
overtreding met liefde door de vingers te zien: ‘dan gun ik hem dat niet.’

Maar ik zei niet veel. Ik zei ook niets van zijn nieuw geleerde woord ‘compromissen sluiten’. Ik heb hem er zelfs niet mee
gecomplimenteerd, wat op de keper beschouwd erg asociaal is. Ik zei ook niet dat wanneer het alleen om het sluiten van compromissen
gaat, het een mooie boel zal gaan worden. Dan zet ik toch gewoon zo hoog mogelijk in om datgene te bereiken dat ik heimelijk al wilde
bereiken. Maar vervolgens gaat de ander dat ook doen en bereik ik mijn doelstelling niet, dus ga ik nog hoger inzetten om het toch te
bereiken en voila, op deze manier schijnt het te werken in de wereld.

Maar zo werk ik niet en dus zei ik weinig. Uiteindelijk werd er een nieuwe regel opgesteld: wannéér - wanneer hij voor de duur van
maximaal een half uur tot driekwartier herrie wil maken die mijn kamer kan bereiken, ga ik beneden de krant lezen of even eten. Dan
zorgt hij dat ik daar niks van zijn muziek hoor. Zo is er altijd een goede plaats in huis waar ik zijn muziek niet hoor. Ik ging er zonder
manco mee accoord, ook omdat dit bijna exact de oude afspraak was die ik ‘verkeerd had begrepen’.

Maar het vreemde was: na afloop van de vergadering voelde ik me niet socialer, flexibeler of leuker en dus een betere huisgenoot die geluk
aan zijn medebewoners schenkt en daar zelf ook warm en sentimenteel van wordt wanneer hij eraan denkt hoe goed hij eigenlijk is geweest.
Niets daarvan voelde ik. Mijn huisgenoot zat daar nog steeds nors -ietsje minder misschien, de andere twee huisgenoten zaten er opgelucht
bij en ik - ik zei weinig en had ook weinig zin om iets te zeggen. Ik was nog steeds asociaal.

Lees verder...

zondag 2 april 2006

MENZIS BEDROG

bitterlemon.eu - MENZIS BEDROG

een column, door Tom Zwitser, 2 april 2006

Een oudere vriend vertelde me onlangs dat hij voor zijn gezondheid blijvende fysiotherapie nodig heeft. Daarvoor is hij verzekerd. Bij
Menzis overigens. Hij loopt zo tegen de zestig en het gestel kwakkelt behoorlijk chronisch. In zijn polis staat de omschrijving ‘100%
vergoeding van fysiotherapie’. Het is het op een na duurste pakket en er zitten nogal wat plussen aan, vergeleken met een basispakket. En
het kost ook wat meer dan een basispakket.

Dus is de fysiotherapie in volle gang: nek, nek en nog eens nek, maar ook een deel schouderproblemen. ‘t Zit allemaal vast. En na een week
zit het weer vast en is er nu naast de fysiotherapie ook nog fitness om de boel wat sterker te maken. Dat helpt ook, maar niet zo dat hij de
fysiotherapie kan laten schieten. Nu zou dat met de omschrijving in de polis van de zorgverzekering ook geen probleem moeten zijn. En
vanuit die hoek is het ook geen probleem. De zorgverzekeraar, Menzis zorg en inkomen, heeft het vanuit een andere hoek geprobeerd: het
centrum voor fysiotherapie waar mijn vriend werkt heeft een contract met de verzekeraar en daarin staat - maar dat is geheim - dat elke
klant maximaal elf behandelingen mag krijgen. Dit terwijl de klant denkt dat hij alle fysiotherapie vergoed krijgt. Daarna mag het
fysiotherapiecentrum geen behandelingen meer geven. De klant moet gewoon na elf behandelingen de deur uitgewerkt worden.

Wanneer het centrum regelmatig over de schreef gaat en mensen met meer dan elf beurten behandelt, dan verbreekt Menzis het contract
met ze. Dat doen ze natuurlijk ook wanneer deze uitbuiting publiekelijk bekend wordt. De fysiotherapeut zit dus in de klem. En niet weinig.
In de bewuste polis staat ook dat de klant bij een niet door Menzis gecontracteerde fysiotherapeut maximaal 250 euro vergoed krijgt. Dat
lijkt mij goed voor zo’n 5 behandelingen, al weet ik de precieze tarieven niet. De klant gaat dus liever naar een gecontracteerde therapeut
omdat diens behandelingen 100% vergoed worden.

Nu mijn oudere - niet met name te noemen vriend: deze is met elf behandelingen niet genezen, en naar het zich laat aanzien, ook niet met
twintig. Het is een lange weg naar herstel, als de relatieve ouderom herstel al mogelijk maakt. De fysiotherapeut heeft tegenover hem zijn
mond voorbij gepraat en had dat niet mogen doen. Maar, zei hij, dan kunnen we een andere code schrijven. Doen we niet code nek, maar
nog eens code schouder. En dan kan ik weer elf behandelingen geven. En dan hopen dat Menzis niet al te streng controleert. Want ze
hebben ons al eens gecontroleerd.

Hieruit begrijp ik dat in de kleine drie maanden dat het nieuwe verzekeringsstelsel nu draait en mensen dus eerst elf behandelingen moeten
krijgen, Menzis al eens langs is gekomen om te kijken of de fysiotherapeut zich wel aan de elf behandelingen houdt.

Nu vraag ik u: hoe waagt een verzekeraar het in de polis te zetten dat het de fysiotherapie 100% vergoedt en tegelijk in het geheim met de
fysiotherapeut een wurgcontract afsluit waar de klant niets van mag weten omdat de klant ervoor betaalt? Alleen omdat de term 100%
niet exact hetzelfde betekent als dekt alle behandelingen? Hier kun je toch alle juridische termen, van fraude tot aan het rechtstreeks
bedriegen van klanten op los laten? Wat moeten we met deze waardeloze praktijken?

Lees verder...