woensdag 30 augustus 2006

HET EINDELOZE MOMENT VAN BAS HEINE

bitterlemon.eu - Simplicissimus 30 augustus 2006 * Bas Heijne

door Erik van Goor en Tom Zwitser

Volgens Guus Valk van het NRC Handelsblad is het conservatieve moment voorbij. NRC-columnist Bas Heijne lijkt
daar al jarenlang van overtuigd. Wat bieden zij als alternatief? Een inventarisatie van het NRC-aanbod. En
tegelijkertijd een stoomcursus: "Hoe schijf ik een goede NRC-column?

De NRC-specialisten op de opiniepagina blijken unaniem in hun werkwijze: men verzamelt wat nieuwsitems van de voorbije dagen, hangt ze
in onverschillig welke volgorde aan een doorzichtig visdraad en er ontstaat ‘iets’, een tekst. De namen van de NRC-specialisten
vertegenwoordigen de elite van de Nederlandse columnistiek en beslaan grote delen van het nationale intellect. Bas Heijne wordt als een
zeer getalenteerd betoger en essayist gezien, Elsbeth Etty heeft een belangrijke baan aan Abraham Kuypers universiteit in onze hoofdstad
en over de staat van dienst van de altijd milde, maar conservatieve Heldring hoeven wij hier niet te reppen. Deze laatste heeft weliswaar een
tik van de feitenbreierij meegekregen, maar weet doorgaans de donderdag een samenhangend betoog te schenken. Hetzelfde respect
brengen wij met iets meer moeite op voor Etty; academische ex-communistische feministen zijn in doorsnee zeer respectabel volk. We
willen haar in talloze lagen make-up gestolde vrouwelijkheid niet ontsieren met barsten aan het oppervlak en laten haar op dit moment
maar links liggen. Maar neem nu het zaterdagmoment van Bas Heijne. Hij is hier de ware en onbetwiste feitenkunstenaar. Feit en
scheldkanonnade worden op briljante wijze tot een suggestief opstelletje gewrocht.

Het verweesde kind Bas Heijne droomde er als jongen van om deskundige te worden van de oktobermaand van het jaar 1958. Na zijn
studie, en in aanloop tot zijn specialisme, heeft hij zich acht jaar achtereen opgesloten om alle mogelijke feitencombinaties van die ene
maand uit te vinden, maar na acht jaar was het moment daar om in de publiciteit te treden. Zijn boodschap luidde: ‘de maand oktober van
het jaar onzes HEEREN 1958 is niet de moeite waard om nostalgische gevoelens over te koesteren’. Deze boodschap herhaalt Heijne
sindsdien op vele manieren. Zijn boodschap laat hij gemakshalve maar gelden voor de gehele jaren ’50. Hij is tenslotte deskundig.

De kunst der feitencombinatiek verhief hij sindsdien tot een neokabbalistische vorm van pim-pam-petten. Sinds hij weet dat Bart Jan
Spruyt een andere jongensdroom koesterde, namelijk zijn naamsverandering van Spruit naar Spruyt, besloot Heijne dat Bart Jan zijn
tegenstander voor het leven zou zijn. Wekelijks hekelt hij de Nederlandse spruitjeslucht en de nostalgische windhandel. Elke week moet
Spruyt het weer ontgelden. Op Spruyt scheldt hij een stuk genialer dan op Wilders. Die laatste is niets meer dan een ‘xenofobe
claustrofoob’. Maar sinds de Groene heeft ontdekt dat Spruyt eigenlijk Spruit heet, is hij volgens Heijne het vleesgeworden conservatieve
drama.

Elke week is het conservatieve moment toch weer echt voorbij, maar het scheldmoment van Heijne lijkt zich met die mededeling elke
zaterdag exact te herhalen. De scheldkanonnade in het tijdperk van haar technische reproduceerbaarheid wordt door Heijne tot kunst
verheven. Ieder moment is zo exact een kopie van de vorige dat je er angstig van kunt worden. Je kunt je ook afvragen of de hoofdredactie
niet elke week dezelfde column afdrukt. Wanneer je de laatste zaterdagkrant van voor de dood van Pim Fortuyn openslaat zie je dat sinds
die dag immer dezelfde column geplaatst is. Hier en daar wordt telkens wat aan woorden gesleuteld en gestileerd - een genie is nooit
tevreden. Maar grotendeels laat Heijne de tekst intact, jaar in jaar uit. En hoe valt zo’n tekst, zo’n geniaal moment, beter te eren dan het
wekelijks af te drukken in Neerlands meest elitaire krant?

Het echte moment van Heijne is al tijden voorbij. Het was eens een groots en meeslepend moment geweest zoals hij dat als kleine jongen
voor zich zag, maar sinds de dood van Pim Fortuyn verliest het aan actualiteit. Hij is enkel nog in staat om het vuurtje telkens ietsje op te
poken. Het Heijne-moment trilt zogezegd nog wat na in de Staat der Nederlanden. Met de rookwolken die zijn smeulende rotte bladeren
produceren probeert hij de spruitjeslucht uit Nederland te verdrijven. Je kunt het keer op keer niet lezen zonder door Heijne’s geniale
overdrijvingen te worden gevat, meegesleurd en er door beïnvloed te blijven. Wij overdrijven luchtigjes mee, ziende op de grote profeet van
de overdrijving. Dag in dag uit bewonderen wij Heijne. Het is zo’n knappe kerel, zo’n bolleboos. Onderaan die bewuste pagina zit hij
werkelijk op de juiste plek om telkens dezelfde alfabetische geordende scheldwoordenlijst op het conservatisme te publiceren.

Wij, als trouwe NRC lezers zijn tot waarachtige momentenbelevers geworden. Het conservatieve moment schijnt onbenut voorbij gegaan
te zijn – wat is een moment zonder haar aangegrepen te hebben? In plaats daarvan worden wij door het eindeloos herhaalde
Heijnemoment meegesleept. Het Heijnemoment leeft in ons voort en uiteindelijk ervaren we niets anders meer. Telkens is daar weer de
herbeleving. Alleen de god van ons bewustzijn zit nog op onze innerlijke toverberg te kijken naar alle innerlijke dialectiek die daar beneden,
diep in ons innerlijk, als een zelfvoorzienende popcultuur voortraast. Maar telkens schrikt hij op wanneer Heijne vanaf zijn minaret weer
een scheldkanonade rondtoetert. Deze blijft dan voortdurend als dialectische herrie in ons nagalmen, gadegeslagen door de god van ons
bewustzijn op zijn toverberg. (Vergeef ons de herhaling.)

Er valt niet aan te ontsnappen. Wij zijn door Heijne in een stel nuchtere Hollandse jongens veranderd. Fiere knapen met blonde kuiven. Wij
lezen en herlezen het Heijne-moment telkens weer in het dankbare bewustzijn dat wij door de gedachten van de nationale elite gevormd en
onderwezen worden. Het conservatieve moment is immers toch voorbij, het is niet eens benut en wellicht is het er zelfs nooit geweest. Nee,
anders dan het conservatieve moment is het Bas Heijnemoment meer dan ten volle benut. Op welke wijze kunnen wij onze tijd nu beter
gebruiken dan de grote Heijne en zijn kompanen van de befaamde Nederlandse elite te lezen en te herlezen?

De vaststelling dat het conservatieve moment voorbij is, is op plechtige wijze gedaan door NRC-redacteur Guus Valk, die zijn opvatting
over politiek ontleent aan het geliefde spel ganzenborden. Wanneer je van het bord afgegooid wordt is het moment voorbij en is het
wachten op een genadig en toevallig moment van de dobbelstenen. Of nee, het is alsof het NRC Handelsblad als een Herbert von Karajan
uit de jaren ‘50 driftig de repetitie met het stokje aftikt. Het orkest stopt en het moment is voorbij. Hij verwijt de houtblazers te weinig
partij te bieden aan de percussie, maar tevens slecht samen te spelen met het koper. Dus is het einde oefening.

Guus Valk klinkt als een pseudoniem van zo’n groot dirigent: dirigent van de Fanfare der Nederlanden. Met zo’n naam kun je tikken
uitdelen. En dus was ineens het conservatieve moment voorbij. Een andere NRC-kompaan, hoofdredacteur Folkert Jensma, riep op de dag
van de moord op Pim Fortuyn (één dag te laat) op tot diens executie. Men moest volgens hem de verzetsmiddelen zoals in ‘40-‘45
aanwenden om Fortuyn en de zijnen te stoppen. Wat hem betreft mocht het moment subiet overhoop geschoten worden. Maar ook een
andere kompaan als Max Pam die tijdens Balkenende I een column schreef over de erectie van de premier in relatie tot zijn moeder, kan,
wanneer hij geestdriftig wordt zeker een partijtje mee slaan op de grote trom van de Nederlandse elite.

Wanneer we Heijne’s pagina met moeite omslaan, doen we dat alleen omdat we dan Fokke en Sukke’s achterpagina naderen. Wij hebben
het geluk dat deze elite ons dagelijks Fokke en Sukke voorhoudt: begrijpelijke humor en menselijke situaties verklaard aan de hand van de
praktijk. Want welke praktijken zouden wij er wellicht op na gaan houden, als de praktijk van Fokke en Sukke ons niet als voorbeeld
gesteld wordt? Maar eerst hongeren wij naar de achterkant van Heijne’s moment en slaan wij de pagina om. Daar verwaardigt de
Universiteit van Amsterdam zich om nieuwe medewerkers te werven. Uit nostalgie naar het Heijne moment lezen we de vacature minstens
tien keer door. Nogmaals, het is de achterkant van het moment... (tromgeroffel), het vleesgeworden drama van het Heijne moment. (Ons
ontgaat de samenhang tussen het Heijne moment en de vacature, maar wellicht kan één van de profeten deze voor ons duiden)
Nu, wij prijzen ons gelukkig met de Nederlandse elite. Zij verlichten ons dagelijks bestaan met een hogere vorm van neokabbalistiek; de
columnistiek (enkel overvleugeld door de allerhoogste vorm van kabbalistiek; het partijprogramma van de PvdA). Alleen door de
columnistiek zijn wij in staat zelf de jaren ’50 tot in het oneindige te beleven. Pim-Pam-Pet, Ganzenborden en Herbert von Karajan, wij
waren het allemaal verloren. We hingen het aan de muur of gooiden het weg maar het was zeker duidelijk dat wij er op geen enkele wijze
verantwoord mee wisten om te gaan. Gelukkig kregen wij het weeskind Heijne. Hij toont ons het ware kunstenaarschap: breien met feiten.

Het ene feit onverschillig aan welk ander feit. Zo ook het ene moment aan het volgende moment, maar toch blijkt na ieder moment dat
deze de exacte kopie was van het voorgaande. Het lijkt op een naald van een platenspeler die door een kras op de plaat in dezelfde groef
blijft steken - wieeeeew-wieeeeeew-wieeeeeeeew - het geluid van een uitgespeelde elite.

Lees verder...

vrijdag 25 augustus 2006

SOCIAAL

bitterlemon.eu - SOCIAAL

een column, door Tom Zwitser, 25 maart 2006

Ondanks de laatste loodjes van mijn studentzijn ben ik nog steeds veroordeeld tot het huren van een kamer. Zelfstandig huren kan niet
vanwege de lange wachtlijsten en aan het kopen van een huis mag ik helemaal niet denken. Ik hoop dat dat binnen niet al te lange tijd
anders zal zijn. Dat hoop ik vooral omdat er met opvattingen van sommige huisgenoten wat betreft het sociale niet te leven valt.

Tenminste, wanneer je je leven wilt baseren op huiselijke rust in plaats van chaos en lawaai. Samen met u stel ik direct vast dat het leven
buitenshuis vaak chaotisch en lawaaierig is, en dat dit een gevolg is van het technische en stedelijke leven waartoe we veroordeeld zijn. Toch
is de overgrote meerderheid van de studenten ook de mening toegedaan dat daarom het leven binnenshuis ook zo moet zijn. Ze ‘kicken’ op
adrenaline en lawaai; ze laden zich ermee op.

Het is in mijn huis zo, dat één van de 4 bewoners dit lawaai ook het liefst constant om zich heen wil hebben, hij is nog coulant, zegt hij,
omdat hij mij 23 uur per dag met rust wil laten, en slechts een uur per dag zijn boxen vol open draait, om zich met een afgrijselijk gedreun
even lekker te scheren, douchen etc. Inderdaad; hij staat per dag meer dan een uur in de badkamer elke krul op z’n hoofd in de juiste stand
te trekken. En dat kan absoluut niet in stilte of onder begeleiding van bescheiden muziek.

Ik daarentegen heb relatieve rust nodig om te studeren en te lezen, maar heb überhaupt relatieve rust nodig om in te leven en om in thuis
te komen. Toch neem ik daarbij de gebruikelijke last van de medebewoners voor lief. Ik woon per slot van rekening met anderen in een
huis. Een reële visie op de werkelijkheid nietwaar? Maar moet ik daarmee ook moedwillige overlast voor lief nemen? Gewoon omdat
iemand zich ‘even’ lekker wil scheren en het blijkbaar nodig heeft om zich ‘even’ op te fokken, moet ik mij ook maar ‘even’ laten opfokken -
en wel een uur lang. 5 minuten houd ik dat nog wel uit, maar langer? Nee. Dan ben ik de rest van de dag bezig om mijzelf te ontfokken.

De verschillende keren dat ik de confrontatie met de huisgenoot gezocht heb (want er iets van zeggen heet ‘de confrontatie zoeken’), heeft
tot de volgende uitspraken van hem geleid:

‘Het is met jouw alleen maar ikke-ikke-ikke. En ondertussen pas ik mij ontzettend aan jouw eisen aan.’

‘Sociaal gezien loop jij een paar straten achter.’

‘Jij bent niet flexibel’

‘Ik heb veel geduld met je gehad; wanneer je door gaat met zeuren, dan verlies ík mijn geduld.’ (Met andere woorden: dan tolereert hij
helemaal geen grenzen meer.)

En vervolgens, op mijn verwijt dat hij van tevoren wist dat hij in een rustig en net huis terecht zou komen en dus ook rustig en netjes moet
zijn, antwoordt hij me recht in mijn gezicht: ‘Ik vind mezelf een rustige jongen’.

Nu heb ik het meegemaakt dat hij tijdens zijn verhuizing hulp had van een neef van hem, die aan het prutsen was met een
tv-kabelaansluiting. Hij trok per ongeluk een kabel kapot. De scheldkanonnade die hij over zich heen kreeg in mijn bijzijn was bijzonder
‘sociaal’. Hij demonstreerde op niet te volgen wijze hoeveel straten hij sociaal op ons voorliep. De lengten van die straten deden me nog eens
extra duizelen. Dus zo moest dat! En bovendien nog eens die flexibiliteit om stante pede zo te kunnen reageren! onvoorstelbaar superieur.
Daarna wendde mijn huisgenoot zich tot mij en glimlachte poeslief en vertelde in het bijzijn van de uitgescholden neef dat hij een
ontzettende loser en sukkel is en waarover hij zich van zijn tante een beetje moest ontfermen. Ik dacht er het mijne van.
Weet u, ik denk erover hem het volgende voorstel te doen: Ik kan het helemaal begrijpen dat hij mij een uur per dag lastig moet vallen met
zijn immorele herrie over bitches, fuck en andere hippe termen. Want de voorbije weken in dit huis heb ik me tot nu toe altijd volledig
aangepast aan hem, maar het gaat echt niet langer meer. Ik zal hem voortaan 23 uur per dag met rust laten zoals hij mij ook 23 uur per
dag met rust laat, maar ik moet hem echt een uur per dag slaan. En dan pas ik me nog ontzettend aan hem aan. Want zo ben ik. Ik moet
gewoon slaan, maakt niet uit hoelang, maar een uur per dag is wel minimaal. Bont en blauw. Daarna is hij de resterende 23 uur van me af.
En u begrijpt dat ik hem ontzettend asociaal zal vinden wanneer hij daar wat tegen heeft. Dat is wel het toppunt van inflexibiliteit.

Lees verder...

zondag 13 augustus 2006

bitterlemon.eu - VINEXREFO

een column, door Tom Zwitser

Hommeles in de SGP. Rokken vliegen in het rond. Juichkreten van zelfvertrouwen. Een groot deel van het SGP intellect danst op de
tradities en grondslagen van de partij, niet om het bestaan ervan te vieren, maar om ze te vertrappen. In de afgelopen dagen doet deze
dansende broederschap denken aan de ideologie van de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, een gelijkheidsrevolutie. En daar zijn we waar
we wezen moeten om dit soort verschijnselen te bespreken: Het is revolutie in de SGP. Er heerst vrijheid.., eindelijk. Iedereen weer gelijk,
mannetjes en vrouwtjes, jong en oud. En dat lijkt mij precies het punt dat ik eens nader wil bekijken. Wat voor een "idiote" cultuur heerste
tot dusverre dan, dat deze gelijkheid er nog niet is? Ik zal het u verklappen. Een patriarchale structuur.

Wat is dat precies, zo'n patriarchale gemeenschap? Dat is een gemeenschap die noch geleid wordt door handopsteken of meningen door
elkaar schreeuwen en debatten organiseren om nu eens te weten te komen hoe we precies over dit en dat denken, nee dat is een
gemeenschap met een vader, een patriarch, aan het hoofd. En omdat we zelfs niet meer op goed geluk kunnen raden wat ook weer een
vader is, wordt het tijd om het eens op te zoeken. We zoeken in oude boeken. De nieuwe Van Dale zegt alleen nog dat een vader iemand is
die alimentatie betaalt omdat hij zijn condoom niet omhad. Op zoek in oudere boeken dus... Eens kijken... Aha kijk, "een vader is iemand
van het mannelijk geslacht". Dat is inderdaad ouderwets zeg. Zo zijn we al een stapje verder. Ik ga nog een tijdje op zoek, ondertussen
zullen we eerst weer even terugkeren tot de orde van deze column want u begrijpt, zo'n enkel woordje navorsen is een tijdrovend onderzoek.
(En dat is niet goed voor de leescijfers van deze site.)

Om de oeroude en op sterven na dode patriarchale gemeenschapsvorm te behouden op de fundamenten van het christelijk
scheppingsgeloof, is de SGP opgericht. En omdat ze deze uitdrukkelijk afwijkende gemeenschapsvorm altijd heeft willen vooruitschuiven
als kader waarbinnen zij politiek bedrijft, heeft de Wigmanstichting haar voor de rechtbank gesleept. Maar deze feministische idioten
kunnen weer terug in hun pluche, dat net even zachter is dan dat van hun mannelijke evenknie, de ehh ehh. Oh ja, die bestaat nog niet. Is
ook zo. In ieder geval; ze hoeven zich weinig zorgen meer te maken, want de SGP ondergaat op dit moment van binnen uit een revolutie. De
oeroude patriarchale structuur die als enige nog door de SGP verdedigd werd, wordt vernaggeld omdat ze aan een politiek systeem
deelnemen dat gelijkheid als hoogste goed beschouwt. En daar kunnen de leden en de bestuurders van de SGP zich formeel altijd op
beroepen, ook al is de achtergrond een geheel andere.

Zowel de landelijke als de regionale de partijpolitici van de SGP werken elke dag in deze twee sferen en ik kan me goed voorstellen dat ze
die andere, die modernere sfeer van gelijkheid, toch wel wat makkelijker vinden. Want het gemak dient de mens, toch? Neem nou zo'n
gemiddelde SGP-er. Een Vinex Refo. Ze komen thuis in hun jaren '90 huis. Mooi geel metselwerk om een betonnen karkas. Allemaal
gestandaardiseerde afmetingen. Plafondhoogte ligt geheel op de ergonomische vereiste zoals inmiddels de plafondhoogte in heel
Nederland. De deur is op de millimeter nauwkeurig hetzelfde als die van de buren. De trap heeft een of andere trappenboer per duizendtal
afgeleverd toen de wijk in zijn geheel uit de grond getrokken is en uiteindelijk hebben de stratenmaker en de boompjesplanter de vinexwijk
wat kleur gegeven. Net echt allemaal. Allemaal hetzelfde. Toen heeft de Vinex-Refo weer wat bielzen in de tuin gelegd, schoffelt iedere
zaterdag het onkruid eruit, heeft de deurknoppen, bel en aanverwante accessoires keurig in koperbeslag laten plaatsen, maar hij weet
allang niet meer dat het gewoon messing is. Net als de Vinex-Refo die drie huizen verderop woont. En net als alle Vinex Refo's in de wijk.
Goed, nog even de gehaakte en kanten gordijntjes (bij de Turk gehaald) voor de ramen en zaak staat weer duidelijk op de rails. Van buiten
en van binnen is alles slechts lopende band productie geweest. Nu de partij nog.

Laten we eerlijk zijn: Is dit de patriarch van de toekomst? Is dit de SGP-er die rustig en met wijze hand een grote gemeenschap kan leiden?
Nee natuurlijk niet! Maar het zijn wel dit soort mensen die politiek actief zijn. U weet wel, met zo'n ronde bril op het hoofd; nog een
"werkje, een motiefje" op het montuur. Zo speels...

Je hebt ook moderne SGP-ers met een vierkante bril van glimmend RVS. Iets moderner al. Die wil je helemaal niet als vader hebben.
Misschien is dat wel zo'n vader die met zijn dochter naar een Vader-Dochter Conferentie van EO gaat. Om elkaar beter te leren kennen...
(Bibber)

Nee, dit zijn de mensen die met de afwas in de afwasmachine en de espresso bijna klaar in de nep-boerenkeuken bijbelstudie geven aan
kerkpubers met puisten, en hen enthousiast toespreken dat je geen playboy mag inkijken, omdat het huwelijk straks deste mooier is. "Het
is dus voor je eigen bestwil..."

Wanneer de SGP geheel gehumaniseerd is, mag ze van mij gaan nadenken of ze zich niet beter uit de politiek kunnen terugtrekken, omdat
het daar toch allemaal hetzelfde is en iets anders niet getolereerd wordt. En als de SGP-jongeren en intelligentsia het ermee eens zijn, gaan
ze maatschappelijk maar wat doen. Zoiets als de Wichmannstichting, maar dan als ontwikkelings- en emancipatieplatvorm van "de man".
Ontwerp zoiets als de universele rechten van de man, maak 'm een slappe en weke, maar wel humane christen. Castreer de man. Maak een
oud wijf van hem. We willen alleen nog maar gevoelige en lieve mannen. Een man die huilt dat is pas een man. Ja, want een castratie, dat
doet pas pijn!

Lees verder...

DIALECTISCH DENKEN

bitterlemon.eu - DIALECTISCH DENKEN

een column; "Nederlander dreigt België te worden uitgezet", door Tom Zwitser

Dialectisch denken is theoretisch een ingewikkelde zaak, maar er zijn toch veel mensen de zo denken. Ik heb een Nederlandse vriend in Gent
die daar momenteel erg veel last van heeft. Wat is die dialectiek? De negentiende-eeuwse filosoof Hegel maakte het beroemd. Hegel geldt
algemeen als de grootste moderne denker. In hem komt de grootheidswaanzin van het moderne denken tot een toppunt. Het moderne
denken neemt niets aan als fundament van het denken: geen historie en geen religie. Eigenlijk zweeft dit denken los van alles. Althans, het
probeert los te komen van alles. Het probeert een abstract denken te worden. Voor diegenen die in de volgende alinea afhaken; geen nood,
lees er gewoon overheen. Dat maakt voor het verloop van de column niet heel veel uit. De volgende alinea is alleen een theoretisch extraatje.

Het dialectische denken zit, eenvoudig gezegd, zo in elkaar; De positie die je inneemt moet altijd maximaal tegengesteld zijn aan de positie
waar je op reageert. Voor de beter ingelichten: de antithese is altijd maximaal ‘anti’ aan de these. Dit ga ik in kleine stappen nog eens met u
doornemen: Eerst is er een bepaalde situatie, een these. Omdat deze los in de ruimte zweeft zonder tegenstand en zonder fundament groeit
daar verzet tegen. Zo ontstaat volstrekt daar tegenover een antithese die net zo ongefundeerd is als de these, maar alleen bestaat omdat
het zich verzet tegen die these. Pas als de these en de antithese maximaal tegenover elkaar staan, kunnen ze volgens Hegel opgaan in een
synthese. Deze synthese fungeert dan weer als een nieuwe these waar weer een nieuwe antithese tegenover ontstaat. Dit is een doorgaande
beweging. Dit betekent dat mensen die dialectisch denken altijd positie nemen door zowel de ander, als zichzelf zo maximaal mogelijk
tegenover elkaar proberen te plaatsen. Bijvoorbeeld, u verricht een handeling en wanneer ik dat niet zie zitten zal ik vervolgens eerst mijn
best doen om uw positie zoveel mogelijk een hoek in te schuiven, zodat ik u vanuit de tegenovergestelde hoek het makkelijkst aan kan
vallen. U voelt dan dat ik een beetje gelijk heb, maar u voelt ook dat dat komt omdat ik uw motivatie geen recht aan doe. Waar het in de
praktijk op neer kan komen, zal ik met een voorbeeld proberen te illustreren.

Veel mensen in Nederland staan achter de aangescherpte immigratieregels en het uitzetbeleid. Het beleid wordt harder, we laten minder
mensen toe en zelfs gaan er stemmen op voor de mogelijkheid om ook mensen met een dubbel paspoort het land uit te kunnen zetten
wanneer ze zich ernstig misdragen. In België is men ook ijverig dit soort regels aan het aanscherpen en naleven. Zoals iedereen wel weet
zijn regels en wetten altijd algemeen en zijn ze nooit helemaal specifiek afgestemd op een bepaalde zaak die zich voordoet. Zoals ook in de
volgende zaak:

"Enkele weken geleden kreeg mijn Belgische vriendin een telefoontje van het gemeentehuis van Melle (bij Gent). Omdat ik even werkloos
ben, vervalt mijn tijdelijke verblijfsvergunning. Eerder werd mij ook al een permanente verblijfsvergunning geweigerd. Eind januari had ik
eigenlijk het Belgische grondgebied moeten verlaten."

Dit vertelde een vriend aan mij. Hij woont al bijna 4 jaar in of bij Gent, hij studeerde er, maar maakte de studie niet af en had sindsdien
een baan in een parkeergarage. Sinds (heel) kort is hij werkeloos. De weigering voor de permanente verblijfsvergunning werd veroorzaakt
omdat hij geen permanent werkcontract had. De tijdelijke verblijfsvergunning wordt hem geweigerd omdat hij op dit moment niet kan
aantonen dat hij geld in het laatje brengt.

Dit is een raar geval. Wanneer we ‘rationeel’ zijn, kunt u zeggen; "Ja maar hè, wat voor een Marokkaan geldt, geldt dan toch ook voor
hem? Gelijke monniken, gelijke kappen. Als een Marokkaan werkeloos is moet hij ook weg, je vriend dus ook." Maar als we nog rationeler
zijn gaan we kijken wat er allemaal aan ten grondslag ligt waardoor dit zo’n raar geval geworden is. We hebben bijvoorbeeld gevonden dat
er in Schengen ‘93 vrij verkeer van goederen en personen binnen de EU is overeengekomen. De Belgen die de zaak in kwestie behandelen
erkennen het vrije verkeer, maar bestrijden het vrije vestigen. Dat mag blijkbaar niet.

Vlamingen komen zich al vijfhonderd jaar boven de rivieren vestigen, vooral vroeger. Hetzij dat ze uitmuntend met draad en laken konden
omgaan, hetzij vanwege geloofsvervolging of nog andere redenen. Anderzijds vestigen Nederlanders zich al sinds mensenheugenis over de
grens in kapitale en decadente villa’s. Ik ga vanwege de ruimte in deze column wat kort door de bocht, maar ga ik heel kort door de bocht
als ik zeg dat we al vijfhonderd jaar een wederzijds stroom(pje) van immigratie en emigratie hebben? En nu we eindelijk een EU hebben
met vrij verkeer van personen en goederen, gaat de Belgische wetgever eens controversieel dwarsliggen met strenge regeltjes wat betreft
vestiging.

Laten we het eens van de andere kant bekijken: Wat is nu werkelijk de reden dat Vlaanderen nog steeds geen deel uit maakt van een groot
Nederland, van De Nederlanden? Ze zijn toch gewoon deel van die Lage Landen? Waarom is dat toch altijd weer een heikel punt? Ze
kunnen, zo schijnt, wel in dezelfde staat samenleven met Franssprekende Walen wiens bloed ze onderhand kunnen drinken, maar
samenleven met het volk dat eenzelfde taal en cultuur deelt al van voor de Middeleeuwen, schijnen ze niet te kunnen. Door wie laten de
Vlamingen zich de kaas van het brood eten? Het ridicule voorbeeld van mijn vriend die daar niet even werkeloos mag zijn, wel z’n stinkende
best doet om aan het werk te blijven en er onderhand letterlijk ziek van is, laat zien dat er toch sprake is van scheve verhoudingen.
Vanuit de kritiek op het het dialectische denken zie je hier dat de wetgever de werkelijkheid aanpast door te doen alsof iedereen in elk
opzicht gelijk aan elkaar is. Weg met de historische werkelijkheid, de gedeelde cultuur en taal! Tussen de Chinees en de Nederlander wordt
door de Dienst Vreemdelingenzaken in Brussel geen onderscheid gemaakt. Is de Chinees zijn werk kwijt, dan gaat hij terug; Is de
Nederlander zijn werk kwijt, dan moet hij ook terug.

In het kader van ‘gelijkheid’ mogen ze de relatie met Nederlanders niet boven die van andere immigranten stellen. Tenzij daar een EU wet
over is aangenomen. Maar dan mogen ze een gemiddelde Litouwer weer niet bevoordelen boven een Achterhoeker die even werkeloos is.
Nee, een Nederlander is inderdaad niets meer dan een Chinees of een Turk. Helemaal mee eens. Maar wij Nederlanders delen al heel wat
langer onze cultuur met de Vlamingen. Het zou toch van de zotte zijn als we in Nederland woonachtige Belgen gaan controleren op hun
verblijfsvergunning: Werken ze wel genoeg? Zijn ze niet te lang werkeloos? Blowen ze niet de hele dag? Vreten ze geen illegale troep uit?
Wanneer mensen al niet even werkeloos mogen zijn (en dat gebeurt gewoon in deze tijd), gaan ze in België dan straks nog controleren of
die werkeloze Nederlanders wel netjes genoeg leven en hun huisje propertjes gekuist houden?

Ondertussen maakt de politiek in Nederland zich tijdens deze gemeenteraadsverkiezingen sterk voor de volgende thema’s die door de
Fortuynhype vergeten zijn: Betere integratie van allochtonen en meer banen voor hen. Meer werk voor de allochtonen. Zie daar het
meesterlijke thema van de PvdA, terwijl in België, net over de grens bij Gent een Nederlander op uitzetten staat, omdat hij een paar weken
zonder werk zit. Gaat de PvdA daar ook wat aan doen? Meer werk voor Nederlanders in het buitenland?

Lees verder...

dinsdag 8 augustus 2006

FATSOEN

bitterlemon.eu - Column 8 augustus 2006 * Fatsoen

door Tom Zwitser

Ik lig in mijn zwembroek in de schaduw van de achtertuin. Ik lees een boek in de hitte. Mijn huisgenoot neemt het
ervan en zet in zijn kamer de muziek een paar streepjes luider.

In de tuin hoor ik het niet omdat hij zijn kamer aan de voorkant heeft. Maar na een tijdje hoor ik wel de deurbel gaan. De overbuurvrouw
staat aan de deur. ‘Wil je je muziek wat zachter zetten?’ vraagt ze aan me. Ik zeg haar dat het mijn huisgenoot is. Ik heb nooit herrie en
heb redelijk goede afspraken met mijn huisgenoot gemaakt voor zover het mij aangaat. Ze zegt dat we ons moeten aanpassen aan de
straat met alle gezinnen die er wonen. Ze is al eens eerder aan de deur geweest voor de muziek. Er is ook ooit een feestje tot 4 uur 's nachts
geweest en een andere buurvrouw heeft daarover bij haar geklaagd. ‘Zijn jullie een studentenhuis? Niet helemaal’, zeg ik. Ik ben door de
hitte ook te ver afgemat om haar uit te leggen dat dat ene studentenfeestje tot 4 uur 's nachts door de andere huisgenoot is georganiseerd
en dat we hem daar de volgende dag op aangesproken hebben. Ten eerste met het oog op de vele gezinnen in de straat. Maar ook omdat er
in het huis twee werkenden wonen die er elke werkdag gewoon om half acht uit moeten. Hij beloofde toen niet nog eens zoiets uit te halen.

Nachtfeestjes willen we niet, simpel. (Ik wil helemaal geen feestjes.) Ik ben moe en krijg een helder idee. ‘Zal ik even mijn huisgenoot
roepen?’ Ze prijst mijn idee en ze wil er graag eens met hem over praten. Ik roep mijn huisgenoot en verdwijn richting de achtertuin. Ik voel
me wat ongemakkelijk worden in mijn zwembroek aan de voordeur en ben blij dat ik afgelost wordt.

‘s Middags ga ik boodschappen doen en tref ik de overbuurvrouw op straat, ik vraag haar of het goed is afgehandeld met mijn huisgenoot.
Ze zegt van wel en bedankt me voor die vraag. Ik vertel haar dat we binnen een maand allemaal verhuizen en dat er daarna waarschijnlijk
anderen in het huis komen. Ik heb een flat gevonden in een rustige buurt. Ik zeg dat ik het veel te lawaaiierig vind hier. Kinderen rennen
gillend, jengelend en krijsend door de tuinen en de brandgangen. Soms is er zelfs meer herrie aan de achterkant van het huis dan aan de
straatkant. Lawaai hoort thuis op de straat. Het allerergste vind ik dat men gerust op zondagochtend 09.00 uur de kinderen buiten los
laat. Ze beaamt het, maar gaat er verder niet op in. Ze schijnt die chaos van kinderen, en het gezinsleven normaal te vinden. Ik bedenk me
dat het als ouders erg moeilijk is om je voor te stellen hoe het lawaai van je eigen gezin op anderen overkomt wanneer je er zelf 24 uur per
dag onderdeel en oorzaak van bent.

Ditzelfde onvermogen om iets van buiten het eigen wereldje te begrijpen tref ik bij studenten aan. Wonen tussen een massa reguliere
studenten is een hel. Maar niet voor de studenten zelf. Daar zijn drank, continue herrie, een absoluut gebrek aan dag- en nachtritme het
meest normale. Het hoort bij de studententijd. De weekenden zijn iets rustiger omdat nog steeds de meesten thuis zijn. Studentenfeesten
worden vaak door de week gehouden, tentamens of geen tentamens, werk of geen werk. Dan heb je nog de alleenstaande werkenden die
door de week werken en in het weekeinde hun studententijd gedenken met de bekende middelen. Of ze gooien het op hun singlezijn, wat in
het algemeen als "vrij-zijn" wordt geinterpreteerd. En vrij zijn moet je vieren, net als student zijn. Het studentenleven staat synoniem aan
vrijheid. Als student mag je onvolwassen zijn en je mag je onfatsoenlijk gedragen. Tenminste dat neemt men over het algemeen aan.

Zowel de student als ouders ontlenen alle rechtvaardiging voor hun gedrag aan hun situatie. Wanneer je student bent is het normaal dat je
je in alle opzichten misdraagt. Buren, medestudenten en overheid hebben weinig te zeggen. ‘Het zijn immers studenten.’ Op dezelfde wijze
wordt gejengel en gekrijs van kinderen systematisch weggewuifd ‘het zijn immers maar kinderen.’ En omdat kinderen synoniem zijn aan
onbevangenheid, puurheid, tederheid en beschermd-worden-in-alle-opzichten, moet ik alle onbevangen gekrijs en gejengel de hele dag voor
lief nemen.

De slotsom is dat wanneer je student bent, je je niet kunt vertonen in een kinderrijke buurt. Daar valt niet te studeren. Nog minder valt er
te studeren in een studentenbuurt of huis (maar ‘studeren doe je maar in de universiteits bibliotheek’). Noch lijkt mij dat er op enige nobele
wijze een gezin te stichten valt in een studentenbuurt, maar nu ik in een, bij uistek, gezinsstraat gewoond heb, denk ik dat er ook niet op
enige wijze te leven valt in een jonge-gezinnenbuurt. Het horen en zien vergaat je en je wordt omgeven door machtspelletjes van ‘moeilijke’
peuters. Ik heb inmiddels van buurpeuters geleerd dat hoe moeilijker de peuter doet, hoe moeilijker de ouder is.

Opvoedingstechnisch gezien mag er van mij wat minder pedagogisch en methodisch opgevoed worden. De generatie die hieruit voortkomt
krijgt ongetwijfeld een naam als Getherapeutiseerde Generatie. Ouders en kinderen leren zichzelf immers massaal beschrijven en verklaren
in vreselijke psychologische modellen. Alleen zo leert men zichzelf en het kind te aanvaarden ‘zoals men is’. En natuurlijk moeten de buren
dat ook. Of, in mijn geval, de buurman dat ook wíl, of normaal vindt is helemaal niet meer aan de orde. Hij moet zich gewoon aanpassen,
anders heeft hij ook therapie nodig.

Een van mijn talloze buurkinderen leeft constant als enig kind in een huis met vier volwassenen. Het gejengel en gekrijs is niet van de lucht.
Het joch speelt constant machtspelletjes. Vooral zijn moeder is een gewillig slachtoffer. Alle vier de volwassenen (30+) spreken het kind
voortdurend aan met een overdreven opvoedtoontje. Wanneer het joch even zijn omgeving en zichzelf vergeet en met iets speelt is het stil,
maar zodra een van de anderen zich ermee bemoeit of hij keert terug in de werkelijkheid, is het janken en krijsen geblazen. Zijn moeder
reageert direct ‘wil Idsje dit, wil Idsje dat, wat wil Idsje dan’? Idsje wil niks anders dan zijn machtspositie bevestigt zien.

De absolute scheiding tussen werelden die pal aan elkaar grenzen, zoals die tussen de student, de alleenstaande werkende en het gezin,
brengt de maatschappij een toenemende spanning, en een toenemende afstand tussen de groepen onderling. De vraag is niet meer wat
doorheen al de groepen als fatsoenlijk en normaal beschouwd kan worden, maar wat in iedere groep an sich als fatsoenlijk en normaal
beschouwd wordt. Iedere groep bepaalt volledig de eigen normen die worden bepaald door de goeroe van het moment. En die worden – gek
genoeg – zonder slag of stoot een bepaalde tijd erkend. Zolang het maar interne normen blijven. Toch is dit een hele rare situatie. Elke
levenswijze is in zichzelf fatsoenlijk en normaal, maar ze zijn wel stevig met elkaar in conflict. Blijkbaar bestaat het fatsoenlijke en
normale leven niet meer maar moeten we in iedere fase weer opnieuw fatsoen uitvinden. Hoe fatsoenlijk is fatsoen, en hoe normaal is
normaal?

Bijna een exstudent, sta ik midden op het kruispunt van studeren en werken. Ik woon temidden van tientallen jonge gezinnen. Ik zie de –
onder het mom van vrijheid - normloze leegheid van het studentenleven vol seks, alcohol en onontkoombare groepsdwang. Maar vanuit
mijn raam zie ik moeders bij elkaar in de steeg kleppen, pronkend met hun jengelende en krijsende kinderen. Ze zijn vertederd wanneer ze
hun kinderen die van de buren zien terroriseren. Dat ze niet luisteren deert hun trots niet. Hun ‘trots’ maakt hen zonder slag of stoot de
verliezende partij in de machtsspelletjes van hun kinderen.

De tijd is voorbij dat een fatsoenlijke student ook een fatsoenlijke vader of moeder wordt en zijn kind fatsoenlijk opvoedt. Maar niet
wanneer fatsoen alleen wordt afgemeten aan de normen binnen de studentenwereld, of binnen de gezinnenwereld, of binnen de
singlewereld. De tijd is ook voorbij dat een student fatsoenlijk temidden van bejaarden, gezinnen en zieken kon wonen. Een fatsoenlijk
student is fatsoenlijk voor en volgens zijn medestudenten, maar een draak voor omwonende gezinnen. Een heel huis vol studenten is een
ware plaag.

Wordt een onfatsoenlijke student ook een onfatsoenlijk gezinshoofd met onfatsoenlijk opgevoedde kinderen? Wordt een onfatsoenlijk
opgevoed kind een fatsoenlijk student of leert het alleen dat de bijna normloze gezinswereld, waarin het subtiel over zijn ouders heerst, zo
ingewisseld kan worden voor een nog normlozere studentenwereld en daarna voor een managerswereld waar niks ander dan alleen nog
macht geldt? De tijd is voorbij dat het bestaan niet meer uiteengescheurd wordt door machtsstrijd. De tijd is voorbij waarin niet alles
louter macht is, waarin de wereld niet opgedeeld is in heersers en slaven.

Dit lijken buitenproportionele woorden voor wat gekrijs, muziek en drinkgedrag. Maar die laatsten zijn slechts indicatoren voor een
bestaanscrisis in alle levensstijlen. Juist de bijna onoverbrugbare opdeling van het bestaan in bijvoorbeeld een studentenwereld, een
gezinnenwereld, een singlewereld, een bejaardenwereld en een ziekenwereld, is dodelijk voor het bestaan zelf. De tijd is voorbij dat mensen
uit verschillende werelden nog volledig in vrede naast elkaar wonen. Men tolereert elkaar hooguit. Veel te snel komt de klacht dat de ander
zich niet aanpast. De tijd is voorbij dat een fatsoenlijk mens om het even wat zou zijn, en toch fatsoenlijk in alle opzichten.

Lees verder...

dinsdag 1 augustus 2006

GEUREN EN KLEUREN

bitterlemon.eu - GEUREN EN KLEUREN

een column, door Tom Zwitser

Ruiken varkens wat er in hun eigen stal gaande is? Deze vraag stelde de burgermeester van de gemeente van Ubbergen retorischer wijze
op radio 747 AM, op 18 januari om 10.11 uur in de ochtend. Het is volgens mij een wereldvraag die je op heel veel zaken zou kunnen
loslaten, maar ik zal bescheiden zijn en me ongeveer bij opmerkingen van de burgermeester houden...

Het onderwerp betrof de recente tv serie genaamd Rome. Films en series over het Romeinse rijk of andere lang verstreken rijken en era’s
zijn intrigerend. De lompen waarin de mensen lopen zijn buitengewoon esthetisch uiteen gerafeld en smerig gemaakt, de tanden van slaaf
en heer blinken in de mediterrane zon en het zweet sprankelt als Crystal Clear op de gebronsde huid van de gladiatoren. Maar die
burgermeester zei: ‘het moet er toch gestonken hebben! wij zouden er vergaan zijn van de stank.’ En inderdaad: kijkend naar die series mist
er iets: waar blijft de stank van het zweet dat er al een week niet afgewassen is, waar zijn de halfvergane lompen en de versleten
geel/bruine gebitten van zowel slaaf als heer? Waar is de stank van het echte leven? Wanneer het ‘echt’ was, zou de stank er toch vanaf te
kijken zijn...

Maar nee, de spierbundels van de gladiatoren zijn evenwichtig in de sportschool opgebouwd, voor elke spiergroep een specifiek
trainingsschema. De buikspieren zijn prachtig vormgegeven door de nieuwste Pro-Ab-Superstrong-Trainer. Al die series en films zien er zo
amerikaans uit dat men de tijd anno 122 na Christus inmiddels zo zou kunnen reconstrueren met een reclameonderbreking tussen twee
gevechten in de arena der gladiatoren. Prodent, Deospray’s en Always worden in de stoffige arena aangeprezen door verleidelijke
waternimfen. Tijdens de gevechten trekken ze door de rijen met een tafeltje voor de borst waarop de bewuste producten te grabbel liggen.
Als dat verre verleden stinkend tot ons komt, dan veranderen we dit verleden toch? Spuit er een deootje overheen en poets het op, en ook
het verleden is een nostalgisch moderne verschijning geworden. Het zoveelste Utopia.

"Zangers" Gerard Joling en Gordon die een weekendje bij een varkensboer gaan werken. Een tv-camera erbij en je hebt zogenaamde
‘prachtige televisie’. Twee klagende nichten die met een camera in de rug gedwongen worden om nietsvermoedende biggen en zeugen van
voer te voorzien en van mest te verlossen. Als ik de bewuste aflevering van enkele maanden geleden moet geloven, kwamen ze niet eens de
stal in. En om eerlijke te zijn wens ik het zelfs de varkens niet toe om door deze twee jankende, kunstmatig van hun intelligentie verloste
vetpruiken te worden verzorgd. Het enige dat ze kunnen uitbrengen is dat ze er niet opgewonden van kunnen worden.

Ruiken varkens wat er in hun eigen stal gaande is? Me dunkt dat ze het wel ruiken wanneer ze deze dubbelle illusie in hun stal op bezoek
krijgen. Me dunkt dat Ceasar, vanuit zijn graf, naar de tv-serie Rome kijkt, vol afschuw vanwege de vertoonde decadentie en zich afvraagt
of het ooit ook echt zo geweest is. Nee, beste Sjuul, je geheugen laat je niet in de steek; zo is het niet geweest. Ik kan het me in ieder geval
niet voorstellen. Het was gelukkig veel viezer, stonk veel erger, man en vrouw kusten elkaar stinkend uit hun gelende gebitten in volledige
overgave.

Goed, ook toen had men middeltjes tegen stank en dergelijke, ik overdrijf een beetje, maar toch: Ruiken varkens wat er in hun eigen stal
gaande is? Voor die varkens, de vieze stinkende mensen gold destijds ongetwijfeld: nee, amper. Tenminste, dat is de suggestie van deze
retorische vraag. En ook nu geldt dit voor de lieve decadente knuffelbiggetjes, maar dan omgekeerd; nee, voorzolang we niet
ondergespoten, gladgepoetst, steriel en verstoken van bacterien die te vuur en te zwaard en uit naam van de humaniteit bestreden moeten
worden, in onze privestalletje liggen, ruiken we totaal niet wat er gaande is. Rook ik maar wat er gaande is! Maar nee, de varkens van nu
doen hun behoefte in een hokje ergens achter twee deuren verstopt, met allerlei luchtverfrissers, als ze eruit komen, spuiten ze zichzelf weer
onder met een andere geurtje. Hun bedjes worden bedolven onder de rozegeurtjes inplaats van slaap- en zweetgeurtjes en na elk kopje
koffie wordt het bekje bij voorkeur uitgeboend en in het geval de genoemde poetsbeurt wegens omstandigheden niet kan plaatsvinden, stopt
men er een fris kauwgommetje in teneinde de collega, de levenspartner, noch oppas en nageslacht te storen met onfrisse geurtjes, maar
waar men wel de hele dag als een ... op blijft zitten smakken.

Wanneer zal iemand actie ondernemen tegen het feit dat we, ondanks alle verdreven en gemaskeerde stank, op elke gemeenplaats in de
samenleving worden geconfronteerd met de CO2 van een ander? Hoelang pikken we elkaars CO2-productie nog? Of is internet om die
reden uitgevonden? Ieder zijn eigen stal, smakkend op de kauwgom en van niemands winden last dan alleen die van jezelf: kijken, schrijven
en podcasten wat je wilt.

Lees verder...