vrijdag 3 april 2009

De vrouw is goed, de man is slecht

Het Katholiek Nieuwsblad presenteert deze week een groot artikel over de Amerikaanse katholiek Pia de Solenni en haar boodschap over de rol van de vrouw in de Kerk. Ze benadruk de complementariteit van man en vrouw en spreekt van een fundamenteel verschil tussen die beiden. Op 2 mei is ze te horen op het symposium “vrouw wie ben je?’ Het klinkt allemaal leuk, maar de voorzichtigheid waarmee ze op haast nietszeggende wijze iets van afbreuk probeert te doen aan het feministische dogma laat nog veel oningevuld.

Het is te prijzen dat er iemand – een vrouw – opstaat die zegt dat man en vrouw complementair zijn en niet direct begint te roepen over gelijkheid. Ook in de Kerk wordt te weinig over dit soort zaken gesproken. De traditionele invulling van de rol van de vrouw in gezin, kerk en samenleving is een fundamenteel taboe. We horen immers al 50 jaar niets anders dan praten over de rol van de vrouw in van allerhande verbanden. De vrouw moest in iedere vereniging binnentreden waar ze zou willen en overal dezelfde plaats innemen als de man, ook al betreft het een oude-mannenvereniging. De vrouw moet en mag alles, zoals ze zelf nu ook schijnen te beseffen: “Ga je scheiden? Goed dat je voor jezelf opkomt, meid! Blijf je getrouwd? Goed dat je doorzet! Ga je werken? Goed dat je jezelf ontplooit! Ga je stoppen met werken? Goed dat je eens wat tijd aan jezelf besteedt! Fijn om bij een sekse te horen die het nooit fout kan doen.” (Sekse of sekte?)

Wat is precies het probleem?

Aardig dus dat men van de hard-feministische agenda afwijkt en wat tegengas produceert, maar soms versterkt het dogma zich ook met wat kantlijn-achtige kritiek. En het dogma doet dat nu dus ook. De vraag waar die agenda zich op richt, wordt immers nog steeds verkeerd beantwoord. Het feminisme richt zich niet op de vrouw, maar tegen de man. Dus uiteindelijk moet het natuurlijk gaan over iets dat nog veel meer taboe is dan vrouwelijkheid, namelijk de rol van de man. In tegenstelling tot de vrouw is de man niets, heeft hij niets en mag hij niets. Er is niets zo grondig en fundamenteel taboe als de man in gezin, kerk en samenleving. De eerste de beste mannelijke scheet die opgemerkt wordt, wordt met banvloeken, wijvengekijf en juridisch gedroogkloot begroet. Zolang het vertoog door en over vrouwen gevoerd wordt en mannen mogen meepraten, komt de kern van het probleem niet ter sprake, en wat is er problematischer in deze tijd, in deze maatschappij en in de huidige kerk als een echte man die kan spreken en tegenspreken?

Volgens De Solenni hangt de toekomst van de wereld van de vrouwen af – en de Conciliepaus, Paulus VI, was in 1965 dezelfde mening toegedaan. Ook de filosoof Peter Sloterdijk beweert zoiets wanneer hij zegt dat de toekomst van de vrouwen afhangt, omdat alleen zij de mannelijke barbarij kunnen temmen. Dat we het in deze tijd moeten hebben van een paar vrouwen die op bepaald gebied en tot op zekere hoogte iets van contrafeminisme laten horen, tekent het hele probleem van de man in een notendop. Vrouwen mogen nog over en tegen de eigen sekse spreken, maar een man moet dat niet proberen. Een man mag niet over en tegen de eigen sekse spreken, maar zeker niet over en tegen de vrouwelijke sekse.

Wat bedoelen ze met de vrouwelijke redding van de wereld? Dat de man niets is dan een oorlogsmachine die alleen geïnteresseerd is, met de woorden van De Solenni “in objecten en projecten”? Of is dat juist een impliciete erkenning voor het feit dat mannen beter omgaan met zaken en minder participeren in een circus van oplopende emoties... dat de publieke zaak dus beter weer een mannelijke aangelegenheid kan worden, zoals vroeger? Maar deze erkenning blijkt niet uit het artikel. Erkenning voor de man zit er nog niet in. Het houdt juist een erkenning voor de vrouw in die vanuit haar natuur meer geneigd is "de mens als geheel te zien." Met andere woorden: mannen zijn barbaren en de beschaving komt vanuit de vrouw. Mannen zijn goddeloos en religie komt vanuit de vrouw. Mannen zijn slecht en vrouwen zijn goed. Menselijkheid is vrouwelijkheid; mannelijkheid is vernietiging. Helaas voedt Pia de Solenni nog dit soort denkschema’s op gelijke wijze als de moderne agenda dat al decennia lang doet.

Volgens deze schema's kunnen man en vrouw inderdaad óók complementair zijn. Al is het een kosmisch dualisme zoals dat van de Manicheeërs, of Taoisme; van het kwade en goede dat in balans met elkaar moeten zijn, in plaats van de christelijke gerichtheid op het goede. Het wordt dus tijd dat er op een fundamenteel andere, niet-moderne manier over vrouwelijkheid en mannelijkheid wordt nagedacht. Holle frasen als gelijkheid en gelijkwaardigheid blijken neer te komen op een lofgezang op de vrouw en de banvloek op mannelijkheid. De man mag alleen van die lofprijzing meeprofiteren voor zover hij als verwekker en tweede moeder fungeert. Want mannelijkheid is slecht. Om dit kosmisch dualisme eens nader te bekijken moeten we wellicht de zegeningen gaan tellen die het ons gebracht heeft.

Het publieke domein

Mag ik mevrouw De Solenni eraan herinneren dat de feminisering van de werksfeer ons het projectmatig werken en de managersklasse heeft opgeleverd, en de bijkomende onzekerheden rond de baan en almaar groeiende papierrompslomp en bureaucratie? De economische crisis zou goed zijn voor de arbeidsparticipatie van vrouwen, omdat zij in beroepsgroepen met meer zekerheid (lees: overheid) werken en de mannen dus het echte werk moeten opknappen, de belasting opbrengen en ook nog de ontslagrisico’s dragen als het economisch tij keert. En de vrouwen maar voor ambtenaar spelen. Steeds meer mannen doen werkprojectjes voor een zeer beperkte tijd en met grotere onzekerheden. Om maar niet te spreken van de zwaardere beroepen waar vrouwen niet geweigerd mogen worden, maar als ze er eenmaal werken, van de echte zware taken worden gevrijwaard, zodat mannen uiteindelijk zwaarder belast worden dan in de tijd dat er nog geen vrouwen werkten. Zoals in het leger.

Over feminisme en media kunnen we kort zijn: de media zijn de geinstitutionaliseerde perversie van vrouwelijkheid. Het voortdurend circus van
opgeklopte emoties is in al haar banaliteit nergens voortreffelijker te aanschouwen als in medialand.

Dan de feminisering en de educatieve ramp: studenten leren competenties te verwerven om zich al zelfreflecterend door de wereld te bewegen volgens de laatste hippe manier om over je gevoel te praten, maar zelf nadenken mogen ze niet meer en kunnen ze derhalve ook niet. Om van de slagvelden op de basisscholen en voortgezet onderwijs maar niet te spreken waar jongens massaal afhaken in de vrouwelijke opzet van het onderwijs. Mag ik daarbij ook in herinnering roepen dat het niet zozeer de mannen zijn die een slaafse houding vertonen aan onderwijsdogma's, socialiseringstechnieken, leerdoelen en aan managers, maar dat het vaker de vrouwen zijn die wel eens de werkelijkheid uit het oog verliezen omdat alle geleerde theorietjes en proceduretjes precies nagevolgd moeten worden?
Waarom zijn er geen mannelijke leraren meer? Wellicht omdat ze al gedurende het PABOtraject een flink deel van hun mannelijkheid moeten afleggen voordat ze überhaupt voor de klas kunnen staan?
Mag ik er ook aan herinneren dat, oh coïncidentie, sinds de massale deelname aan openbare en andere functies door vrouwen, de menselijke kant in die invulling van ambten totaal gederailleerd is? Waarom treft men snibbige vrouwelijke ambtenaren achter het loket wie de vermoeienissen van de bureaucratie aan de stand van de mondhoeken valt af te lezen, maar hebben hun mannelijke collega's vaak nog enig medemenselijk besef dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten?

Men kan op zijn minst concluderen dat de massale toevloed van vrouwen en hun grenzeloos geprezen vrouwelijke eigenschappen op de arbeidsmarkt, in de overheid en het onderwijs geen enkele invloed hebben gehad en, in hun massale aanwezigheid, wellicht zelfs totaal averechts gewerkt hebben. Of mag ik – wanneer men dit geen legale conclusie vindt – dan tenminste concluderen dat er door het werk niet veel van de vrouwelijkheid in de vrouwen zelf is overgebleven? Mogen we er dan misschien voorzichtig vast van uitgaan dat de geroemde vrouwelijke zachtheid, persoonlijke aanpak en oog voor de mens in zijn geheel, toch aan enige menselijke beperkingen zijn verbonden? Dat, bijvoorbeeld die vrouwelijke zachtheid en dat vrouwelijke oog voor de mens als geheel, niet hupsakee vanachter loketten, klaslokalen, collegedictaten, televisiestations, of hotlines over de mensheid kunnen worden uitgestrooid?

Ik zie woorden van een vrouw over de complementariteit van man en vrouw, maar zie haar daar niet logisch uit concluderen dat zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid dus een eigen domein van opereren en fungeren hebben. En dan doel ik niet direct op het negentiende eeuwse riedeltje ‘huis versus werk= vrouw versus man.’ Maar dan doel ik op het feit dat de man het beste opereert in zijn eigen domein van mannelijkheid en niet als een soort hyperdevote of softe tweede moeder als vijfde wiel aan de wagen hangt. De vrouw idem dito. Of hebben deze zaken zogenaamd weer allemaal niets met elkaar te maken en heeft een en ander geheel andere oorzaken?

Het private domein

De praktijk helpt ons weinig vooruit in de zoektocht naar de zegeningen van de vrouwelijkheid aan de openbare kant van de maatschappij. Laten we er dan maar een paar excellente sociologen bijhalen zodat ik met Pia de Solenni naar een gemeenschappelijk uitgangspunt kan zoeken voor haar vrouwelijke waardigheid aan de meer private kant van de maatschappij. (Ik vertaal haar vage 'gelijkwaardigheid van de vrouw' maar gemakshalve in bruikbaar Nederlands.) Waar komt die waardigheid vandaan en waar blijkt die uit? Daarvoor kan men de standaardwerken van Geoffrey Gorer lezen, zoals The American People – a study in american character, waarin gesteld en aangetoond wordt dat de Amerikaanse cultuur in zijn wortels de man en de daaraan verbonden autoriteit afwijst, met alle problemen van dien voor de vrouwelijkheid en de opvoeding van kinderen.

Of men neemt de standaardwerken van Christopher Lasch die de oorzaken van het cultureel narcisme tot in zijn wezen ontleedde. Lasch laat zien dat de afwezigheid van de man en het mannelijke gezag niet alleen slecht is voor het kind, maar dat de alleenstaande moeder volledig derailleert wanneer er geen optredende vader is: “De vrouw verstikt de kinderen met ononderbroken maar plichtmatige aandacht.” Kinderen blijven levenslang volledig afhankelijk van de moeder die het hele leven van het kind in alle facetten wil invullen, over de grenzen van de volwassenheid heen. Opmerkelijk is dat deze kinderen ook op volwassen leeftijd niets dan minachting kunnen koesteren voor hun moeder, ook al kunnen ze niets zonder haar. Iedere natuurlijke dankbaarheid en ieder eerbetoon aan de ouderlijke zorg is hen vreemd. Waar is de waardigheid van de vrouw gebleven wanneer haar alleen maar minachting treft? Volstrekte afhankelijkheid en verachting vallen samen wanneer een moeder iemand op zichzelf gaat worden; iemand met eigenwaarde die geen man nodig heeft, of juist een man heeft die denkt dat zijn aanwezigheid niet nodig is. Lasch laat echter zien dat er zonder man geen waardigheid is. Waarom?

De man is van de orde en de moeder van de regeltjes. Orde en regeltjes zijn niet hetzelfde. Orde heeft te maken met een openheid waarin kinderen ruimte en plaats krijgen binnen de orde; alleen zo is er echte speelruimte. Verstikking door regeltjes toont daarentegen de afwezigheid van die orde en ruimte; regeltjes werken iedere ruimtelijke handeling van het kind tegen totdat het volstrekt bewegingsloos wordt. De vader is cruciaal in de ontwikkeling en zelfstandigheid van kinderen, maar ook in het doordraven van de moeder. De vader beschermt de moeder tegen zichzelf, maar beschermt daarmee ook haar waardigheid als ouder voor haar kinderen. De vader beschermt de eer van beide ouders naar de kinderen en zorgt dat kinderen hun ouders op natuurlijke wijze kunnen eren; ontzag koesteren en geen moeite hoeven voelen om dankbaar te zijn naar de ouders. Hierin ligt dus de vaderlijke taak en de vaderlijke zorg. De oude volkswijsheid dat de vader het denkbeeldig navelstreng tussen moeder en kind tijdens de opvoeding moet blijven doorknippen duidt op de cruciale rol die de vader heeft en die toch enige moed én tact vereist.

Er is
in deze tijd, om eerlijk te zijn, geen woord zo misplaatst en leeg als waardigheid in combinatie met vrouwelijkheid of moederschap, maar wellicht ook in combinatie met vaderschap en mannelijkheid. De waardigheid van de vrouw kan niet concreet ingevuld worden als een los van de man en op zichzelf staande waarde. De waardigheid van de vrouw ligt vanouds in de handen van de man. Niet dat de man de waardigheid van de vrouw moet erkennen of iets dergelijks, maar de vader brengt de waardigheid van de vrouw tot stand in de uitoefening van zijn vaderlijkheid. Mannen of vaders die niet als zodanig kunnen, willen of mogen optreden, beschikken over het algemeen over de meest onwaardige vrouwen; vrouwen die letterlijk geen waardigheid bezitten en ook overeenkomstig handelen. Zonder mannelijkheid dus ook geen vrouwelijkheid, laat staan waardigheid. Want Lasch heeft het niet alleen over gezinnen met alleenstaande moeders, maar ook over gezinnen waar de vader weliswaar bijhangt, maar als vader afwezig is. Lasch spreekt in beide gevallen over kinderen met het afwezig-vadersyndroom, ofwel narcisten.

De hoeder van de waardigheid

Want de eindvraag luidt - wanneer de zogenaamde gelijkwaardigheid of waardigheid in het geding komt; wie bewaakt die veelbesproken, maar weinig ingevulde gelijkwaardigheid? De staat en haar wetten die druipen van het antimannelijke, antipriesterlijke en antipatriarchale gelijkheidsressentiment? Het antwoord moge duidelijk zijn. De staat minacht moeders op dezelfde wijze als narcistische kinderen hun moeder minachten. Ze jagen vrouwen de arbeidsmarkt op, misbruiken hun vrouwelijke discipline en natuurlijke loyaliteit aan welk gezag dan ook en laten hen met hun vrouwelijkheid achter een loket doodbloeden. Nee, de staat kan beter worden bemand door minder loyale, minder gedisciplineerde en minder gezagsgetrouwe ambtenaren - over het algemeen zijn dat dus mannen. Mannen hebben meer besef van de waardigheid van het ambt en van het algemeen belang, en verwarren dat niet met domweg de staat gehoorzamen.

De economie dan, die de vrouw het liefste helemaal loskoppelen van haar historische rol als dochter, echtgenoot en moeder? Driewerf neen! De kerk dan? Ja, de kerk bewaakt de waardigheid van de vrouw voortreffelijk voor zover het de bruidjes van Christus betreft, maar uiteindelijk kan ze dat niet voor iedere moeder of vrouw. Wat is dan de harde waarde van de zogenaamde gelijkwaardigheid – vooropgesteld dat ze bestaat? De hardheid van de waardigheid van de vrouw – en van het ouderschap – ligt in de hardheid van de mannelijkheid. En dat is wellicht de reden waarom de mannelijkheid tot absoluut taboe van deze tijd is verklaard en men voortdurend komt met een schijnvrouwelijkheid die de vrouwen ontvrouwelijkt. De waardigheid van de vrouw wordt eerst en vooral vanuit de private sfeer geconditioneerd en wordt niet, zoals de wet en de staat suggereren vanuit de publieke sfeer geconditioneerd. De waardigheid van de vrouw vereist dus een aanwezige vader en echtgenoot.

Wat heeft het dan voor zin om de Kerk bewust te willen maken van de feminiene waarden? Ik ken geen kerk die al in de kerkelijke leer een meer en evenwichtiger plaats bereid aan vrouwelijkheid dan de Rooms Katholieke Kerk. Alleen al de meer objectieve zaken als de Mariadevotie en de nadruk op het huisgezin als analogie van het hemels gezin. De kerkelijke leer zoekt altijd naar de balans, maar kan dat ook in het algemeen van de kerkelijke praktijk gezegd worden? In de parochiale praktijk is niet de mannelijkheid doorgeslagen, maar vaker de vrouwelijkheid, hetzij in devoot opzicht, hetzij in feministisch opzicht, net als in de moderne cultuur. Het aantal mannelijke mannen is in de minderheid ten opzichte van de massa gewillige (willoze) softe mannen die vooral in de weer zijn met devote en kerkelijk-interne aangelegenheidjes. De normale vent in de Kerk is er al te vaak eentje die zijn mond niet open durft te trekken tegen de ofwel devoot-softe sfeer, ofwel de progressief-feministische clique. Terwijl de mannelijkheid doorslaat door afwezig te raken, slaat de vrouwelijkheid door, wanneer ze teveel aanwezig is.

Ik ben absoluut niet tegen devotie, integendeel, maar wel als die devotie mannen tot kwezels maakt.
Wij mannen leren zo goed over ons gevoel en ons geloof praten dat we het geloof en het gevoel er zelf niet meer bij nodig hebben en wellicht is dat ook juist de bedoeling. Maar in de echte devotie moet de man werkelijk tot man worden. Uitgerekend in de kerk zou je namelijk de oermannelijkheid tegen moeten komen; die van de priester. Deze harde mannelijkheid blijkt uit de man die verzoening voor zijn huisgezin kan doen zoals Job (dat is pas devotie), die zijn volk door de woestijn kan leiden als een Mozes en die met het zwaard aan zijn gordel op de ware gestalte van Christus blijft zien als een Petrus. Maar wat wanneer de priesters niet in staat zijn om deze drie rollen te laten doorschijnen maar zich ledig houdt met vrijzinnig of fideïstisch gepraat; waar is dan de kerkvader waar iedere man naar kan opzien? Moeten alle mannen zich dan stil houden?

Praten over een positievere rol van vrouwen in de huidige kerk is voor mij met vraagtekens beladen. De complementariteit van man en vrouw beaam ik volledig. Maar zonder oermannelijkheid zal er nooit een concrete invulling komen aan de term ‘waardigheid van de vrouw.’ Pia de Solenni is op de goede weg, zeker gezien de huidige stand van zaken, maar de erkenning en invulling van de vrouwelijkheid zou noodzakelijkerwijze gepaard moeten gaan met de erkenning van de mannelijkheid. Dat ze niet over mannelijkheid spreekt, is een teken aan de wand. Een eenzijdig vertoog waarin vrouwen over vrouwen spreken representeert de werkelijkheid niet, zeker niet wanneer er toch een feministische agenda achter schuil blijkt te gaan. En wellicht ligt juist de compleetheid van het vertoog in handen van een man.
Maar de man moet wel kunnen, durven en willen spreken. En zoals de priester tot God spreekt uit naam van het volk en tot het volk uit naam van God, zo mag de man spreken voor zijn gezin, zijn gemeenschap en wat dies meer zij, maar ook tot zijn gezin, gemeenschap en wat dies meer zij. Een echte man spreekt nooit voor zichzelf alleen.

Lees verder...