donderdag 12 mei 2005

DE MAN VAN DE PIEPKUIKENS

bitterlemon.eu - De man van de piepkuikens

Nieuws uit Het Parool van 11 mei, door Tom Zwitser

Jean Voitus van Hamme. In Amsterdam ook bekend als de man die piepkuikens voerde aan een reiger. Achter bij hem thuis op het balkon.
Vorige week, op 3 mei werd hij dood in zijn woning aangetroffen op 89 jarige leeftijd. Wat ook aangetroffen werd; vuilnis op alle etages
van het huis, anderhalve meter hoog. En ergens onder die vuilnis het lijk van zijn vrouw die twee jaar geleden op 95 jarige leeftijd gestorven
is. Jean kon van haar geen afstand doen.

De buurt vertelde allerlei roddels over hem, ze klaagden de afgelopen jaren ook over stankoverlast, ze gruwden bij het voeren van kuikens
aan de reiger want soms viel er een stukje kuiken van het balkon en dat was dan weer voer voor ratten en katten. Erg onhygiënisch
allemaal. Tuurlijk, erg onhygiënisch.

Dit verhaal is een van de vele verhalen over mensen die het lichaam van hun geliefde niet kunnen uitleveren aan de maatschappij.
Gereduceerd tot stoffelijk overschot, overgeleverd aan de grote cyclus van een begrafenis kopen, een kist kopen, een graf kopen voor
hooguit tien jaar, de ceremonie kopen en iets begraven, verstoppen in een stille omgeving, een parkachtige begraafplaats waar "nog plaats
is voor een moment van bezinning" of wat dat ook mag zijn. Alsof je in zo'n park, voor de steen gehurkt ineens weer bij de dierbare bent. Je
stelt je hem of haar weer voor, op een of andere manier. Sommigen praten er tegen, tegen de steen. Tenminste, zo doen ze dat in films.

Want ook wat de doden betreft gehoorzamen we de etiquette van de film. Waar we tijdens de begrafenis ook al de opgelegde etiquette van
de begrafenisindustrie overnemen. We wanen ons in een verstilde sfeer, waar we een "in memoriam" aanwenden met een gecultiveerde
traan over de wang. Eigenlijk wel behoorlijk prettig, dat gedoe met de doden van tegenwoordig. Gelukkig dat we ze niet meer in onze
kerken leggen zoals "vroeger". Zou je toch niet aan moeten denken dat we in de disco's onze doden gaan begraven. Of in onze mooie
gedesignde musea. Of in het gemeentehuis..

Nee, dan Jean. Na de dood van zijn vrouw werd zijn huis langzamerhand een grote mesthoop, afvalbult. Midden in de stad. Stelt u zich
voor: besmeurde toiletten, want een 89-jarige bukt zich niet meer om op de knieën het toillet te boenen. Besmeurde, vettige spiegels. Zou
hij ook een douche hebben gehad en zo ja, hoe zou het eruit zien? Of waste hij zich nog zo goed en zo kwaad als het kon bij de wastafel?
Kortom: Jean, die viezerik, kon geen afstand doen van z'n vrouw, begroef haar langzaam in twee jaar tijd onder het afval van zijn eigen
leven. Hij vermengde de stank van haar lichaam, met de stank van zijn eigen vuilnis. Hij leefde erin, misschien wentelde hij zich erin, al
huilend, zwijgend. Hij kon haar niet overgeven aan de maatschappij, kon geen graf voor haar kopen waar ze opgegeten zou worden door de
wormen, en wat er overblijft na tien jaar laten verbanden door de gemeentelijke opruimingsdienst.

Nee, voor Jean werd het de gemeentelijke ontruimingsdienst, na zijn dood weliswaar. Hij heeft niet meegemaakt dat mannen met
gasmaskers op en witte pakken aan zijn huis kwamen ontruimen en het lichaam van zijn vrouw met een takelwagen uit het huis sjouwden,
omwikkeld met een dik blauw zeil zodat de wereld niet het afschuwelijke van de ontbinding hoefde te aanschouwen. Jean werd dood
gevonden, gelukkig al na drie dagen. Gelukkig voor de omgeving, voor de buren. Jammer voor de reiger.
Weet u... ik begrijp Jean.

Geen opmerkingen: