vrijdag 29 juni 2007

HET SPIEGELPALEIS II

bitterlemon.eu - Discussie democratie (5) * BL Commentaar 29 juni 2007 * Correctivisme III

door Tom Zwitser

Een goede conservatief is, hoe kan het ook anders, uit het goede hout gesneden. Hij heeft vaak een hoop lef, stevige
vuisten en een opvliegend karakter. Hij durft ook buiten het café stevige taal uit te slaan en noemt de dingen dus ook
voorafgaand aan een biertje bij de naam. Conservatieven vliegen elkaar niet zelden flink in de haren, en dat is een
uitermate gezond teken. Toch hecht de conservatief bijzonder aan orde en maat.

Al deze deugden lijken mij op dhr. Roose van toepassing. Zijn mooie en uitgebreide weblog getuigt van een groot realiteitsbesef en van veel
lef. Ik ben ervan overtuigt dat zijn reacties op bitterlemon.eu op artikelen van dhr. Potoms en ondergetekende absoluut niet ingestuurd zijn
vanuit pesterig ressentiment, maar om een open en eerlijke polemiek te voeren. Welnu; ik meen dat wij een open en conservatieve polemiek
voeren, van conservatief tot conservatief. En daarin betreft het niet alleen maar een links probleem, maar het betreft veel meer de
conservatief als probleem. Niet de intenties, branie, lef en het goede karakter van de conservatief staan ter discussie, want het probleem
gaat verder dan dat.

Erik van Goor zegt in zijn artikel over rechtse media dat conservatieven vrijwel allemaal op dezelfde plek mank gaan: “Feiten zijn dus
links. (...) Juist de (rechtse) individualist die enkel en alleen pragmatisch en calculerend wil zijn, is blind voor deze zaken. En ideologisch
hulpeloos.(...) Rechts is namelijk wel blij met de wereld die links heeft gecreëerd.” Het ontbreekt de weerbare en gezonde conservatief vaak
aan ideeën. En dan blijft zijn ideologie vaak leeg of deze blijkt een ingeperkte en dubbelgebleekte light versie van links te zijn.
Wanneer we dus eigenlijk wel blij zijn met een linkse wereld, maar deze alleen maar willen inperken tot op de linkse helft om zelf de rechter
helft in bezit te nemen voelen we ons misschien wel de overwinnaar, maar we komen er nooit. Het instituut waar zowel links als rechts in
zitten is zelf links en we moeten leren van links hoe ze “de instituties van binnenuit hevormd hebben”. Want instituties zelf zijn nodig. Ze
moeten alleen hervormd worden. Maar kan dat in je eentje – met of zonder geld?

“Complexe maatschappelijke en culturele constellaties zijn niet te bevatten door een enkele individu, maar kunnen slechts begrepen worden
door en vanuit een traditie. Slechts een traditie van interpretatiekaders, oplossingsrichtingen, oorsprongsgeschiedenissen e.d., kan mensen
– bijvoorbeeld journalisten – ondersteunen in een kritische attitude die verder gaat dan reacties spuien op onwelgevallige feiten.” De
conservatieve traditie legt juist haar breekpunt niet bij bepaalde jaartallen: ze gaat verder dan 1789 en de Industriële Revolutie. Ze is niet
bereid zich neer te leggen bij de zogenaamde verworvenheden van links, ook al beslaan die een geschiedenis van eeuwen. De conservatief
móet wel voorbij het absolute karakter van bepaalde verworvenheden kijken, maar stuit daarbij op een aantal problemen:

“Rechts is over het algemeen te gezagsgetrouw voor een opstandige en wantrouwige houding ten aanzien van het gezag. En dat heb je wel
nodig om je ergens in vast te bijten. Rechts ontbeert kennis en traditie die er voor research nodig is. En wat is journalistiek zonder
research?” Met andere woorden: uiteindelijk breekt de voorliefde voor orde en maat de conservatief op en het weerhoudt er hem werkelijk
van doortastend te denken. Want wat wacht er buiten de rotte, maar toch linkse orde die men democratie noemt? We hebben nu in ieder
geval nog vrede in het land en denken die zelfs misschien op de hele wereld te kunnen afdwingen. Maar juist omdat de conservatief zo in
gezag gelooft, is hij geneigd te denken dat overal waar de dingen enigszins en met dicht geknepen ogen beschouwd marcheren, een zekere
mate van orde en gezag bestaat. Hij wil liever niet nadenken waarom de dingen zo marcheren en zeker niet deze gang der dingen op losse
schroeven zetten voor iets dat hij niet kent of weigert te doordenken. Daarom is een gemiddelde conservatief eerder behoudzuchtig dan
werkelijk fundamenteel. Hij bewaakt onbewust vaker het linkse er goed dan dat hij deze omver kegelt.

Tegenstellingen

De conservatief moet dus voortdurend een denkomslag maken en moet consequenter zijn dan zijn linkse collega’s. Hij moet die objectieve
verworvenheden van links ontmaskeren en van hun objectiviteit ontdoen. Deze verworvenheden zijn namelijk niet objectief, maar zijn
bepalend en inkaderend voor ons bestaan. Ook de conservatief moet zijn linkse bril afzetten. Anders kunnen we op den duur niet meer
buiten deze zaken denken, terwijl de conservatief dat voor zijn fundament wel móet doen. De conservatief wordt zogezegd de zure
protectionist op linkse bodem. Hij moet zich voor deze vervorming hoeden en zijn eigen bodem en intuities niet onder zich weg laten slaan.
Ook in de analyse van de staat, de democratie en het volk is zo’n consequente doordenking noodzakelijk. We moeten, om te beginnen,
helder de begrippen tegenover elkaar zetten:

Het volk is een klassieke entiteit, de massa is een modern product. Het volk beschikt over een zeker bewustzijn, de massa over
zelfbewustzijn. Het volk heeft niet de voortdurende confrontatie met haar spiegelbeelden nodig; zij leeft vanuit een innerlijke bron. De
massa moet voortdurend met haar eigen spiegelbeelden geconfronteerd worden en heeft dus een externe stimulus nodig, anders bestaat zij
niet.

Het verschil tussen bewustzijn en zelfbewustzijn is mijlengroot, zo niet kardinaal. Het volk heeft lak aan spiegelbeelden. Ze heeft geen
confrontaties met haar eigen mismaakte spiegelbeelden nodig om te weten wat goed en fout is. De massa heeft voortdurende de behoefte
aan confrontaties met haar eigen misvormingen omdat ze daardoor voortdurend kneedbaar is. Ze verkeert in voortdurende morele
verwarring. Haar misvormingen zijn haar leidraad; haar gezag; haar dagelijkse spiegel. Maar wie de spiegel in handen heeft, heeft de
massa in haar macht. Het klassieke volk daarentegen ontbreekt het aan spiegelbeelden, omdat ze niet eens denkt aan een behoefte aan
sturing en stimulus. Een gezond volk hoeft niet bijgestuurd en bespiegeld te worden. Het volk hoeft niet bestookt te worden met misvormde
spiegelbeelden.

Alle gezag voor het functioneren van de klassieke volksgemeenschap is inherent aan haar entiteit: zij functioneert en bestaat bij de vorming
van onbreekbare eden, verbonden en banden. Huwelijk, volk en familie zijn niet maakbaar, splitsbaar, opbreekbaar of samenstelbaar. Dat
is een organische eenheid. En deze banden worden ook intuitief door de conservatief erkend en geëerd. Wanneer de linksert van deze
natuurlijke banden en bonden af wil komen – en dat wil links – dan moeten we volgens Sloterdijk aan zelfgeboorte doen: we moeten onszelf
te boven komen. We moeten dus voortdurend zwanger van onszelf zijn en onszelf opnieuw baren. We baren als het ware onszelf naar mate
we door onze spiegelbeelden gestuurd worden.

Afhankelijk van het misvormde spiegelbeeld baren we onszelf weer net even anders dan de vorige keer. En dat maakt het narcisme van de
democratische massa tot zelfhaat. Voortdurend wijzen de misvormingen op afwijzing, tekortkoming, bijsturing en coaching. Het
misvormde spiegelbeeld doet ons onszelf op den duur haten en produceert zure en ontevreden reproducties van onszelf. We baren
ontevredenheid, en andere ondeugden omdat we denken dat dit van ons verlangd worden. Deze wordt ons immers in de reflecties en in feed
back aangereikt; de misvormde spiegelbeelden zijn immers altijd minder, slechter, onnatuurlijker en lelijker dan wij zelf. Maar de
spiegelbeelden hebben in de moderniteit altijd gelijk; zij bepalen ons handelen. Ontevredenheid loont in de democratie. Want het leidt
uiteindelijk tot voortdurende zelfcorrectie.

Het gezonde volk lacht hierom en verdwijnt dan weer uit het spiegelpaleis, maar wij zijn in voortdurende barensnood van onszelf. Het volk
heeft geen behoefte aan een spiegelbeeld, laat staan aan zelfbaring. Het volk neemt het leven zoals het dat met de banden en bonden
gegeven is: organisch en kleinschalig. Het volk heeft geen bewustzijn van zichzelf omdat ze niet voortdurend met haar spiegelbeelden wordt
geconfronteerd. Het volk is bewust áls volk. Ze is ongevoelig voor het narcistische wezen van de massamens. Deze mens, los van alles,
staat voor het volk aan de overkant van een grote kloof waar niets tussen in zit. Er is niet zoiets als een beetje volksmens en een beetje
modern. Goed, tot hiertoe de tegenstellingen. Want er zijn meer dimensies dan alleen de tegenstellingen.

Het vervormingsmechanisme

Belangrijk is dat de democratie niet alleen ons zelfbeeld vervormt, maar onderwijl ook zichzelf getransformeerd heeft. Net als het
liberalisme. Het oorspronkelijk liberalisme, waar sommige conservatieven steeds toe oproepen is er een van willekeur en managersdenken
geworden. Teruggaan naar het oorspronkelijk liberalisme leidt echter, zoals een vriend van mij onlangs zei, op zijn best opníeuw tot
willekeur en managersdenken, maar misschien zelfs tot erger. De democratie netzo. Een ingeperkte democratie bestaat niet. Dat was het
ooit, lang geleden in haar begindagen, toen het volksleven nog vitaal was. Maar een democratie kent geen inperking. Niet van buitenaf en
niet van binnenuit. Als we haar inperken, krijgen we op zijn best opnieuw de hele mikmak van 1816 tot nu opnieuw. Denk maar niet dat we
‘het nu helemaal anders zullen doen’. Alles herhaalt zich – op haar best – precies zo. En wel zo:

Zodra de democratie een volksregering is, heeft ze zichzelf al omgevormd tot een massa-controlerend lichaam. Dit heeft alles te maken
met de democratie als datgene dat zich inherent-aan-haar-aard voorbij alle gezag wil stellen. Wanneer er nog iets is dat verwijst naar een
buiten de democratie aanwezig gezag, dan bestaat de democratie niet, omdat het een democratie zonder gezag is. Het is dan hooguit een
commissietje binnen iets anders, maar geen democratie. In die fase is dus alles legitiem om de democratie vóór al het andere te stellen en
dat gebeurt nu volop. Wanneer de democratie dat voor elkaar heeft en alle extern gezag heeft opgeslokt en alles controleert, is ze ook geen
democratie meer, maar een openlijke dwangstaat waarin het volk gegijzeld wordt tegen zichzelf.

De democratie is dus een paradox die alleen bestaat als streven en daarmee nooit zelfstandig kan bestaan, niet ingeperkt en niet totalitair.
Omdat democratie altijd een streven is náár totalitair gezag, moet er dus ook altijd tegen gestreden worden door mensen die haar met
goede bedoelingen willen inperken. Er is dus altijd strijd zolang er íets is dat zich democratie noemt, in de kleine of de grote variant. Dit
streven moet ten koste van alles ophouden, dus iedere democratische aspiratie moet ophouden. Ergo; de democratie moet er hoe-dan-ook
uit.

En dan ons laatste misverstand: wie de democratie verwerpt wil niet iets ergs of juist helemaal niets ervoor in de plaats. Nee, de
conservatief moet terug naar zijn holistische volksverband en van daaruit consequent denken. Hij moet terug naar zijn uiterste basis en
niet naar de uiterste basis van de moderne maatschappij (want die is links). De uiterste basis voor links is de Staat. De uiterste basis voor
rechts is de familie, en wat daar uit voortvloeit: datgene dat we de republikeinse structuur kunnen noemen.

De volksgemeenschap

Waar we het over eens zijn is dat het volk, de volksgemeenschap en de daarin heersende mores nooit tegen zichzelf zijn gericht. Ze is altijd
gericht op het voortbestaan van de volksgemeenschap en waakt ervoor om getransformeerd te worden in een moderne massa. De
volksmores houden het volk gezond. Ze is sterk van binnenuit en weet de zwakken niet door geweld en dwang mee te nemen, maar door
solidariteit. Zwakkeren worden opgenomen in het organische geheel en zijn daarmee deel aan de volksgemeenschap, niet vanaf een zeker
stadium, maar vanaf het begin. In tegenstelling tot de democratie sluit de volksgemeenschap vanaf het begin iedereen in.

De volksgemeenschap bestaat noodzakelijk uit het geheel en niet uit partijen of uit een gedeelte, zoals de rijken,, de elite of zoals de
arbeiders en de armen. Zodra men zich op een gedeelte richt, sluit men dit gedeelte uit van het geheel. Wanneer er partijen, individuele
ontwikkeling, gelijkheid en democratie gepredikt wordt, wordt het geheel van haar noodzaak ontheven om een geheel te zijn. Met de
verdwijning van de noodzaak verdwijnt ook de volksgemeenschap zelf. Iedere poging om deze te herstellen zonder de partijen, individuele
ontwikkeling, gelijke rechten en democratie weg te gooien zal jammerlijk eindigen in protectionistisch gespartel van een
museumverschijnsel. Óf er is de illusie van de democratie dat wel alle geloof in zich opeist, maar nooit kan bestaan, óf er is de
werkelijkheid van een volksgemeenschap, dat zelf alle banden aanreikt en dus geen geloof eist, maar in geloof voorziet.

Die heelheid voorziet in een consensus; ze is de voorwaarde tot consensus. Maar dat is geen consensus van harmonie en vrede of, zoals
Roose zegt, “het vooral leuk houden met elkaar”. Binnen die consensus is de polemiek en de losse vuist niet uit te bannen. Men houdt elkaar
niet in een wurggreep of wil het geweld en de strijd uitbannen. Dat is immers modern-pacifistische propaganda. Met de prediking van
geweldloosheid heeft de staat zich over het volksleven ontfermd en eigende zich het geweldsmonopolie toe. Geweld is niet iets slechts; het is
soms nodig omdat de menselijke natuur niet in harmonie en vrede is op te sluiten. Want in dat sprookje is zij geweldloos, dus wapenloos en
dus weerloos. Het is fijn om als volksgemeenschap wat wapentuig in de kast te hebben, en een hooivork over de rug te hebben als er
vreemd volk komt ruzie zoeken, of als er hoogoplopende conflicten zijn.

In de democratie geloven wij daarentegen van ganser harte dat staatslichamen en rechters ieder conflict kunnen oplossen of de partijen uit
elkaar kunnen houden maar we merken aan alle kanten dat dit geloof nergens op gebaseerd is en dat men maar steeds weer opnieuw blijft
vragen om vertrouwen in het overheidskunnen. Alleen daardoor al is zij niet het vertrouwen waard.

Vroeger werden de conflicten in het weefsel van het volk gesmoord; op kleine schaal, met een paar verstandige mensen die de kemphanen
kennen en weten hoe ze met de een en met de ander om moeten gaan. Bovendien waren die mensen vaak wel voor rede vatbaar en werd er
niet zo zwaar getild aan een robbertje vechten. In een gezonde volksgemeenschap was dat mogelijk en deed men niet zo moralistisch als nu.
Vanuit de democratie wordt daarentegen wel een morele druk uitgeoefend op de burgers, maar is die overheid zelf zo immoreel als maar
mogelijk is. En ook dat is niet zomaar om te keren door inperking of iets dergelijks. Inperking is nog steeds de inperking op linkse
gronden. Het volk wordt voortdurend met pesterige maatregelen getroffen, terwijl de politiek zich aan de onderhandelingstafel aan ieder
moreel appèl kan onttrekken, want ‘dat is nu eenmaal onderhandelen’.

De doodstraf is allereerst een instituut gericht als wapen van het volk tegen haar ambtsdragers, niet tegen misdadigers. Daar komt het in
de praktijk wel op neer; misdadigers moeten de straf van het zwaard kennen, maar dat de ambtsdragers deze kennen, is veel belangrijker.
Misdadigers kunnen een brute moord op iemand uit het volk plegen, ambtsdragers kunnen heel het volk verkwanselen. De ambtsdragers
zijn niet gerechtigd om de doodstraf af te schaffen, noch de beul en het zwaard. Nu is de doodstraf wel afgeschaft, zogenaamd als gunst
aan de burger. Tegelijk rust het enige legitieme zwaard in de hand van de staat. Dat alleen al is een voorteken dat de staat haar volk
verkwanselt en onderdrukt. Het zwaard is eerst en vooral een instrument van de burger en niet – zeker nooit uitsluitend – van de staat. Zie
daarvoor ook de stukken van Erik van Goor over wapenbezit. Het is een van zijn thema’s.

Op de grens van volk en staat

De democratie is een instrument in handen van de staat. Zo gijzelt zij het volk en kan zij met het mandaat van het volk deze als
gemeenschap vernietigen en omvormen tot een psychologisch determineerbare massa van zichzelf ontwikkelende individuen die zich van
contract naar contract werken en van contractbreuk naar contractbreuk. Alles staat immers in dienst van de persoonlijke ontwikkeling.
De democratie is een wijze om de publieke kant van de staat te organiseren en zo tegelijk van de staat een private aangelegenheid maken.
De staat is natuurlijk een private aangelegenheid geworden, omdat zij zonder een deugdelijke buitenkant door het volksleven beknot en
ingeperkt wordt. Daarom moest ze, om haar macht te vergroten, zich eerst afscheiden van het volk. De staat heeft voor haar eigen
bescherming de democratie in het leven geroepen. Democratie is namelijk een ondoordringbaar scherm dat tussen staat en volk in staat.

Ze neemt het volk in zich op, en geeft daarmee de staat alle macht om met het volk naar goeddunken te handelen. Volk en staat vloeien niet
meer in elkaar over zoals dat vroeger het geval was, maar het volk wordt speelbal van de staatsmoraal, juist omdat ze in absolute zin van
de staat is gescheiden. Juist door de scheiding van volk en staat heeft de staat het volk aan zich kunnen onderwerpen. We moeten dus de
scheiding tussen volk en staat opheffen. Het scherm van de democratie (het spiegelpaleis) moet kapot, want deze fungeert als spiegelglas:
vanaf de kant van het volk worden alleen het volk en al de eigen misvormingen erin weerspiegeld, maar vanaf de veilige en private
binnenkant van de staat kan men er helder door naar buiten kijken en zien wat het volk zichzelf nu weer aandoet. De staat is nu
geprivatiseerd maar moet weer worden verheven tot de publieke zaak zelf. Staatsmanschap moet weer een ambt worden.

We moeten terug achter de spiegelpaleizen en voorkomen dat we opnieuw in de permanente revolutie van de democratie terecht komen en
de staat ons weer gijzelt. Deze permanente revolutie put het volk uit en maakt het murw. Een opstand moet een einde hebben en moet
gemotiveerd zijn vanuit de orde en niet de orde zelf als haar mikpunt hebben. En vanuit die orde moet ook weer het gewone leven ontstaan.

Besluit

Wat ik met deze woorden allemaal wil zeggen: ik wil dhr. Roose absoluut niet uitsluiten van het conservatisme, maar ik wil hem
uitnodigen om de linies te versterken en na te denken over een kritische theorie. Roose spreekt in termen van democratie. Maar zijn
handelen en denken weerspreekt reeds het primaat van de democratie. Hij is de man van familie, volk, traditie. Het volk was er volgens
hem zelfs voor de kerk; zou het volk dan ook niet voor democratie uitgaan? En familie? En traditie? En eigen verantwoordelijkheid? En
gemeenschap? Zouden al deze zaken dan ook niet voor democratie uitgaan? Maar wat blijft er dan nog van democratie over?

Ik wil hem uitdagen om verder te gaan dan ik, inconsistenties uit mijn betoog te halen en de hier beschreven gedachten consistenter te
maken. Alleen de mensen die dieper en verder durven door te dringen achter de spiegelpaleizen, achter de spiegelwanden van de democratie
en nog dieper de problematiek kunnen doordenken, die zijn te zijner tijd broodnodig en kunnen een voorhoede vormen, het voortouw
nemen, juist omdat zij al achter de spiegels gekeken hebben.

Niet omdat de democratie op sterven na dood is (dat is namelijk evident) en ons dus een gapende leegte wacht, maar juist omdat het volk
op sterven na dood is.

Lees verder...

donderdag 28 juni 2007

DE EMBRYO WET

BL Commentaar 28 juni 2007 * Embryo wet

door Tom Zwitser

Vandaag stemt de Tweede Kamer over de embryowet. Deze voorziet nu nog op een verbod in het ‘opkweken’ van
embryo’s voor wetenschappelijke doelen. Dit verbod moet er volgens de wetenschappers ‘hoe dan ook uit’. Ze zeggen dat
de bescherming van embryo’s nu moeders en baby’s tot proefpersonen dreigt te maken. Er moet blijkbaar altijd iets
zijn om mee te experimenteren.

Nu mag er alleen maar wetenschappelijk onderzoek worden losgelaten op overgebleven resten na IVF-(reageerbuis) bevruchting. Men wil
een vrije embryokweek ten behoeve van onderzoek. De verdachtmaking dat het embryoverbod moeders en baby’s proefpersonen maakt is
een hele misselijke. Het legt namelijk een Mengele-sfeertje over deze wet. Als het verbod niet wordt opgeheven verschuift het experiment
noodzakelijk naar ‘echte’ mensen ipv embryo’s en dan krijgen we natuurlijk Nazipraktijken. Deze verdachtmaking onder de gordel doet net
alsof de mens al niet decennia lang voorwerp is van experimenten, en wijst dus in feite direct naar het probleem zelf.

Wetenschappers houden namelijk van experimenteren. Zij zijn de experts en willen dat graag zo houden. Hun onderzoek heeft zogenaamd
een intrinsiek goed doel: het opsporen van erfelijk belaste materiaal (erfelijke ziekten) en zo kan men door de achterdeur ook nog het
omstreden stamcelonderzoek binnenhalen. Twee vliegen in een klap.

Voordat deze beslissing in de politiek genomen wordt, worden deskundigen in de Kamer gehoord die natuurlijk zelf wetenschappelijk
onderzoek doen. Ze zijn deskundige, adviseur en belanghebbende partij ineen. Wanneer in Nederland dit verbod geschrapt wordt, betekent
dit voor hen een voorsprong op andere landen waar dit verbod wel heerst, het betekent meer baanbrekend onderzoek, meer publicaties in
gewichtige blaadjes en dus meer subsidie van de overheid. Het is een kringetje waarin men prima in staat is zichzelf aan te jagen. Als de
hele samenleving daarbij nodig is, sleurt men er de hele samenleving bij, want de samenleving draait om hen. Het experiment zal hoe dan
ook doorgaan en daarvoor houdt men de burger in een wurggreep: men gijzelt menselijk leed. Een moeder die haar zoveelste kind aan een
erfelijke ziekte verliest, zal geen moment helder nadenken en tegen dit onderzoek zijn. Ze leent zichzelf en haar tranen als voorbeeld. Een
ieder die echter nuchter nadenkt en zich niet mee laat slepen door dit gijzelingsdrama denkt er anders over: wanneer we nu de ziekenhuizen
gewoon opblazen, in puin slaan, de onderzoekers in hun eigen reageerbuizen verzuipen en vervolgens op sterk water zetten; als we daarna
alleen nog maar huisartsen en kwakzalvers gaan bezoeken, zijn we tevreden en dankbaar met kinderen zoals we die krijgen en met
kinderloosheid (ergo: vaak te laat aan kinderen beginnen), tevreden met gezondheid en met ziekte... houdt dan die ellendige gijzeling van
mensenleed op? Wellicht een experimentje waard.

“De vorig jaar verschenen Evaluatie van de Embryowet onderstreept dat de wet nu al een belemmering vormt voor belangrijk onderzoek
gericht op de verbetering van de voortplantingsgeneeskunde. Concreet gaat het om technieken voor het invriezen en in vitro (buiten de
baarmoeder) tot rijping brengen van eicellen” en dat invriesgebeuren vermindert weer “misschien” de vermindering van het aantal
restembryo’s dat bij IVF ontstaat. Met andere woorden: men moet experimenteeren om voorgaande experimenten te verbeteren. Ieder
geslaagd experiment lokt zeker tien nieuwe uit en ieder mislukt experiment lokt er zeker honderd uit. Want men wil in feite het bevruchten
van de eicel buiten de baarmoeder nog verder perfectioneren. Een intrinsiek goed in onze maatschappij. Een echte verworvenheid. Want
sommige moeders-in-spe kunnen dat zelf niet, sommige vaders-in-spe zijn niet vruchtbaar en wie weet wat voor afwijkingen en
ziektes-in-spe hun celletjes meedragen. Dus moeten we nog meer onderzoeken, nog meer experimenteren, moet er daarvoor een gedeelte
van de eicellen worden afgestaan om straks nog zuiverder kindjes te kunnen krijgen.

Dus komt het erop aan deze ziektes in zo vroeg mogelijk stadium buiten spel te zetten en hun genetische erfenis uit het genetisch materiaal
te halen, evenals verdere kwalijke genetisch-erfelijke eigenschappen. Zet gelijk ook de genetisch traditionele bevruchting buiten spel, daarbij
de genetisch traditionele baarmoeder en de genetisch kwalijke vaderrol die er toch alleen maar de genetisch gegenereerde lol van heeft.
Ga toch weg met die hele IVF cultuur van experimentjes en restembryootjes. De genetisch kwalijke natuur zorgt dat er iets uit die kwalijke
man komt, dat na goed mikken en een hele reeks natuurwonderen, ervoor zorgt dat er iets genetisch kwalijks uit de vrouw komt: namelijk
een genetisch belast kind. Als de reeks natuurwonderen achterwege blijft, dan moet het dus zonder natuur. In reageerbuisjes, diepvriesjes
en kweekvijvertjes ontstaat de erfelijk ontlaste mens met alleen zuiver genetisch materiaal.

Ik ben benieuwd of deze mens ook voor abortus en voor euthanasie is, of het altijd holebi is en ook denkt dat melk, vlees en kinderen uit de
fabriek komen en zelf in Second Life opgroeit en voortleeft. Pas als alle normale zwangerschappen geaborteerd worden en niet alleen de
seks veilig plaatsvindt, maar ook de bevruchting en de kweek veilig en ziektevrij in een reageerbuis plaatsvinden dan is dit zoveelste
monster van Frankenstein van alle, in deze tijd, kwalijke zaken en vooroordelen af. Hij is gewoon het monster dat hij al eeuwen had willen
zijn, maar waarvoor gewone mensen die zelf resultaat zijn van een bevruchting en zwangerschap ín, en een geboorte uít de baarmoeder,
nog een stokje konden steken. Laten we dit monster dus respecteren zoals het is en hun uitvinders vooral hun gang laten gaan, zoals we dat
inmiddels met alle andere monstertjes van de moderne tijd gewoon zijn. We laten ons liefdevol door hen gijzelen want dat zijn we aan de
allesoverheersende gelijkheid verplicht, als wij al niet vele malen inferieur en kwalijker zijn dan zij; zuivere godenzonen en -dochters uit het
lab-halla.

Naar aanleiding van: Vrouwen en kinderen gaan voor embryo's, NRC 27 juni 2007


Lees verder...

maandag 25 juni 2007

HET SPIEGELPALEIS II

bitterlemon.eu - Discussie democratie (3) * BL Commentaar 25 juni 2007 * Correctivisme II

door Tom Zwitser

Democratie werkt als een spiegelpaleis dat vroeger met de kermis in een tent op het dorpsplein stond: het zuigt alle
mensen op om het van binnen te confronteren met hun vervormde spiegelbeelden. Maar deze tent van de democratie
heeft geen uitgang en we zijn erin gebleven. Wij geloven voortdurend in iedere vervorming die wij in onze spiegels zien.

Mijn artikel over democratie en consensus heeft een reactie ontlokt van de heer Roose. Kritisch-sympathisch nam hij meteen mijn opening
ter hand: "Lang geleden, in de begindagen van de partijpolitiek (…)". Volgens Roose kon daar net zo goed gestaan hebben: "Lang geleden,
toen de dieren nog spraken." Mijn zinsnede "lang geleden..." duidt niet op een tijd waarin er nog geen democratie was. Het duidt op een tijd
waarin er net democratie was. Partijpolitiek ontstond in die dagen en de monarchie bereidde zich voor op een grondwet, op vastgelegde
burgerrechten en op een centrale rechtspraak. Het duidt op de tijd dat de staat zich centraliseerde ten koste van het toen nog vitale
volksleven. Deze zinsnede duidt dus niet op een tijd dat de dieren nog spraken, maar op een tijd waarin alles nog in verband met elkaar
stond. De ordehandhaving was nog onderdeel van de gemeenschap; het recht was weliswaar centralistisch, maar nog niet absoluut.

Burgers gingen grotendeels hun eigen gang, maar de staat was bezig om stil en zwijgend zichzelf als enig fundament van de maatschappij
te vormen en alle andere gezagsvormen te elimineren. Het “lang geleden...” duidt dus op het moment dat de moderne staat (democratie)
zich als stille illegaal de macht toe-eigent die niemand haar verleend heeft.

De crux: Revolutie

De heer Roose geeft mij theoretisch gelijk, waarvoor ik dankbaar ben. Tegelijk rijst daarachter een vraagteken, want wat heb je aan een
theoretisch gelijk wanneer je er, zoals Roose zegt, in de praktijk weinig mee kunt aanvangen? Daarom zou ik graag onderstaand bezwaar
van Roose willen uitwerken.

Zoals voor veel mensen voor wie de Grote Verandering na 1806 (en aanverwante jaartallen) het enige feit is, is ook voor de heer Roose alles
wat daarvoor einmal war, niets anders meer dan mythologie. Alles wat nu recht is, was toen blijkbaar krom en alles wat nu in principe en
in potentie ordelijk is – ook al is het nog steeds niet recht en ordelijk – was toen chaos. Democratie met andere woorden is het systeem dat
in potentie nog het meeste recht en ordelijk kan maken wat van oorsprong krom en chaotisch is. Roose en andere verdedigers van
(directe dan wel indirecte) democratie vertonen keer op keer dezelfde vooronderstelling: alles wat de mens van nature doet en denkt, is
slecht en dient binnen een grootsmaatschappelijke constructie min of meer verlamd te worden. Deze verlamming noemt hij democratie; in
principe een gewelddadig systeem, maar altijd minder gewelddadig dan het volk zelf. Zo kon het dat de enige rechtvaardiging van de
democratie – als vanouds – met Churchills uitspraak gegeven wordt: “het minst slechte rotsysteem” (in de vertaling van dhr. Roose).

Alhoewel ik enigszins mag rekenen op Rooses steun, wil ik hem argwanend vragen of hij daar wel zo zeker van is. Beseft hij wel waar
hij zijn steun aan geeft? Het is toch op zijn minst vreemd om de kritiek op de democratie te accepteren, maar de logische conclusie niet te
delen? Alsof Roose daar ineens voor terugschrikt. Het lijkt de laatste tijd zelfs alsof Roose is uitgevaren in een kruistocht tegen de
TomTom die weliswaar de weg wijst, maar de bestuurder tot wanhoop drijft met eindeloze uitweidingen in plaats van een gedecideerd
“rechts” en “links”. Immers, de burger in de democratie is gewend aan de bevelen van de technocratie en gehoorzaamt blindelings de
stimuli van de mediacratie, maar hij wil geen uitweidingen om zijn oren krijgen over het waarom van alles. Ook mag de TomTom geen
reisleider spelen en toelichtingen geven bij kastelen langs de route. En gelijk heeft Roose. Dat mag de TomTom ook niet doen. Een
conservatieve routeplanner, moet namelijk ageren tegen de asfaltroute en hem laten aanmodderen op afgelegen zandwegjes. Daar is
namelijk iets te voelen van de problematiek van het bestaan en het kan de bestuurder doen besluiten om de TomTom het raampje uit te
gooien, zijn auto achter te laten in de modder en ergens daarnaast een huisje en een weide te gaan stichten om van het eeuwige ‘onderweg’
af te zijn. Dat zou een goed besluit zijn.

Tegelijk met die oerchaos hekelt Roose echter ook – en terecht – het geheugen van iedereen zonder uitzondering. Dat geheugen is in verval
en hij schaart het zijne daar graag onder. “Niemand kan zich meer een aanvaardbaar alternatief herinneren voor de democratie.” Het
geheugen gaat dus hooguit terug tot aan het begin van de democratie, maar tegelijk neemt hij aan dat het voor die tijd een
onaanvaardbaar zootje was. En wederom heeft hij gelijk, want in een tijd dat dieren kunnen spreken, staat de wereld op haar kop. Gelukkig
dat deze dankzij de democratie weer in de juiste verhoudingen is gekomen. En het is tevens mooi dat het geheugen in ieder geval sinds die
tijd weer behoorlijk werkt; het zuivere resultaat van de revolutie, veronderstel ik. Ik schrijf in scherts natuurlijk, maar laat me eens kijken
hoe het met die democratie gesteld is.

Democratie

Wanneer de democratie zichzelf serieus neemt – namelijk als regering van heel het volk, en niet dat deel dat is opgekomen – honoreert ze
ook de stemmen van de niet-kiezers: opkomstpercentages van tussen de 40% en 60% zijn eerder regel dan uitzondering. Toch honoreert de
democratie slechts diegenen die opgekomen zijn om te beslissen over de mensen die niet op de democratie stemmen. Dat is een vreemde
praktijk. Wanneer democratie echt democratisch zou zijn, sluit zij immers geen burgers uit, ook niet diegenen die niet stemmen. Maar dat
doet ze niet omdat dat per definitie stemmen tegen de democratie zijn – de meest kritische dus.

Het denken in systemen, partijen en ideologieën is typisch iets van na de revolutie. En na de revolutie pleegt men ook met terugwerkende
kracht alles van voor de revolutie als ideologie en systeem te beschouwen. Dus: na de revolutie was er de wil tot macht en dus was er ook
voor de revolutie slechts de wil tot macht. Men zou het de boeren rond Brugge uit 1280 eens moeten vragen of het hen alleen maar om de
wil tot macht ging. Neen, men kwam toen altijd in opstand tegen iedere politisering. Een moment van anarchie maakte een einde aan een
toenemende politieke druk en daarna zakte men weer terug in het boerenbestaan. Zaken die men zelf wel regelt, daar heeft een ander van
adel noch clerus iets mee te maken.

In de redeneertrant van Roose is er dus eigenlijk niets veranderd. Er is dus zelfs geen revolutie geweest. Hij rechtvaardigt de democratie
omdat hij een tijd vooronderstelt waarin dieren spraken, niemand over geheugen beschikte en er chaos heerste, zonder dat deze toestand er
werkelijk was – of deze heerst nog steeds.

De kromheid gaat nog verder. Wanneer alle processen binnen de partijpolitiek achter de rug zijn zoals kieslijsten samenstellen, program
opstellen, campagne voeren, dan is de Grote Dag daar: het oordeel van de kiezer. Roose zegt terecht dat dit eerder de grote fopperij is van
de partijdemocratie. Er is niets te kiezen. Men mag alleen stemmen op vooraf bepaalde combinaties. De consensus is allang vooraf
bepaald en ligt nagenoeg vast. In de partijpolitiek treedt de consensus dus als ziekte naar voren. Het verpest alle echte keuzes. Maar is dat
zo? Consensus is toch geen ziekte van de democratie, laat staan iets dat uit de democratie voortvloeit. Het toont juist aan dat democratie
datgene vervormt wat de mens in natuurlijk opzicht gewoon is te doen. Binnen de democratie is consensus zeker een ziekte, maar dat is het
volk ook. En alles is een ziekte in de democratie dat aan gezag refereert dat niet democratisch is. Daarom wil de democratie alles insluiten
en vervormen, en alles vernietigen dat niet in te sluiten is.

Een van de allerbelangrijkste dingen die vervormt worden is, wat Roose noemt, het algemeen menselijk onvermogen om over zichzelf na te
denken. In het volksleven is dat gebrek namelijk een grote deugd. Ieder gebrek aan zelfreflectie – zeker in deze tijd van in stand gehouden
zelfbespiegelingen – is meegenomen. Dat de democratie juist het onvermogen tot zelfbespiegeling misbruikt, zelfs misvormt, om zich met
nog meer macht over het mensdom uit te strekken, geeft al duidelijk haar demonische kracht weer: ieder gezonde eigenschap uit de ‘goede
oude tijd’ wordt in de moderne maatschappij tot een zonde en vraagt om een kunstmatige set van waarden die niet vanuit het volksleven,
maar vanuit de maatschappelijk instituties in stand gehouden worden. Overal duikt het woord ‘bewustzijn’ op, of ‘bewustwording’. In de
gekrochten van de maatschappij en tot in haar verborgen hoekjes wordt ons overal de spiegel voorgehouden om ons maar bewust te laten
zijn van onszelf. Wij druipen van zelfbewustzijn. Wij worden voortdurend bespiegeld met ons eigen beeld en gelijkenis, maar de moderne
maatschappij die ons deze spiegels voorhoudt, ontbreekt het aan iedere bespiegeling en dat is te merken: wanneer het volk zich uitspreekt
over de politiek en haar dus in wezen een spiegel voorhoudt, kan de onverschilligheid niet groter zijn en het negeren is compleet. Terwijl
iedere keer dat de politiek zich over het volk uitspreekt resulteert in een stroom van maatregelen, wetten, meer geld voor ‘problemen’ en
nog meer controle over de burger. Altijd weer treft de bespiegeling de burger, maar de politiek is willekeur en macht zonder einde.

Dit heeft gevolgen. Het volk heeft in een democratie geen enkele macht. Overal waar ze zich manifesteert; treft ze zichzelf. Overal waar wij
verontwaardigd optrekken om een maatschappelijke actie te ondernemen stuiten wij voortdurend op onszelf. Democratie is een strop
waarin we onszelf steeds vaster draaien. Het is drijfzand. Zoals Beaudrillard scherp opmerkt is elke demonstratie die wij houden altijd
gericht tegen onszelf. In de demonstraties en acties op straat demonstreren wij uiteindelijk altijd tegen onszelf. Dat is de truc van de
democratie. Wij worden keer op keer teruggeworpen op onszelf en ons totalitaire onvermogen. Alles wat in de democratie wordt
opgenomen en politiek wordt gemaakt doorloopt dit proces. Directe democratie is slechts een worstje dat ons voorgehouden wordt.
Wanneer we dat bereikt hebben, zal de strop pas helemaal om onze nek zitten. Dan zijn wij namelijk geheel en al politiek gemaakt. De
spiegel is voor ons de grens die niet te doorbreken is, maar datgene wat die spiegel vasthoudt is de moderne democratie. Niet het volk is
het probleem, maar haar spiegelbeeld. En die spiegels moeten kapot.

Het spiegelpaleis

Wat ik met deze metafoor wil zeggen: de vervorming die de democratie op de gezonde volkswaarden toepast is een hele gevaarlijke.
Democratie werkt als een spiegelpaleis dat vroeger met de kermis in een tent op het dorpsplein stond: het zuigt alle mensen op om het van
binnen te confronteren met hun vervormde spiegelbeelden. Maar deze tent van de democratie heeft geen uitgang en we zijn erin gebleven.
Wij geloven voortdurend in iedere vervorming die wij in onze spiegels zien. Wij geloven in onze eigen vervorming, maar niet in ons eigene
dat niet bespiegeld kan worden. Dat eigene raakt onherroepelijk verloren in de allesuitsluitende werkelijkheid van de spiegels. Het
spiegelpaleis constitueert onze voortdurende verwarring met al haar soorten vervormingen. Punt twee is dus: we zijn ooit het paleis
ingegaan, maar moeten intussen maar eens alle spiegels kapot gooien; dat is al prettig werk. Het klaart de lucht – neem dat van mij aan.
We gooien onze vervormde spiegelbeelden kapot en hun veroorzakers. Daarna breken we natuurlijk de tent tot op de grond toe af.

Wat wij nu niet meer beseffen was vroeger klaar en helder: de enige zin van het spiegelpaleis is namelijk de werkelijkheid daaromheen; het
was vermaak. Maar die werkelijkheid kan zelf niet bespiegeld worden. De tent diende als afscheiding tussen echt en niet-echt. Maar
wanneer iedereen in de tent blijft zitten vervaagt het besef van de werkelijkheid. Daarom is de werkelijkheid langzamerhand van de
spiegelwerkelijkheid uitgesloten. Eigenlijk is het spiegelpaleis bedoeld als een grote grap, maar wij lachen er niet meer om. Wij lachen niet
meer om onze misvormingen, maar huilen tranen met tuiten omdat wij alleen nog onszelf als misvorming – en dus als het probleem
kunnen zien dat nooit en in geen enkele hoedanigheid de goede vorm zal krijgen. Het probleem van de misvorming zal pas opgelost zijn
wanneer er niets meer is dat vervormd zal worden. Wij moeten daarom onszelf vernietigen. De spiegels en de tent eromheen worden nooit
ter discussie gesteld. De misvormingen zijn namelijk onze enige (fake)werkelijkheid geworden.

Het spiegelpaleis is geen volksvermaak, maar volksafbraak geworden. Dat mensen zich geen aanvaardbaar alternatief meer zouden
herinneren, betekent dat zij al sinds mensenheugenis (een paar generaties hooguit) naar hun eigen misvormde spiegelbeelden zitten te
staren, zonder nog te beseffen dat er buiten de feesttent een heel dorp, zoniet stad is waarvan alle bewoners naar de tent zijn gelokt. Een
feesttent die zegt geen uitgang te hebben is niet alleen verdacht maar wacht slechts een doel: de tent moet van binnen afgebroken en
neergehaald worden. Er ontstaat dan een korte worsteling met het tentdoek dat naar beneden komt, maar dat zal vast niet zo verstikkend
zijn als wij nu denken. Wellicht wachten diegenen die de moed daartoe opbrengen een heel dorp, een hele stad, of een heel land dat toch niet
zo verlaten blijkt te zijn, en dat, bevrijd van de misvormde spiegelbeelden, een ware verlossing zal zijn, na het hele verhaal met het
utopische spiegelpaleis. Zo draait de feesttent uit op een pseudo-apocalyptisch volksfeest waarna een ieder zijns weegs zal gaan.

Directe democratie

Wanneer Roose wel de partijdemocratie doorprikt als een spel van enkele vooraf samengestelde menu’s, is het heel verwonderlijk dat hij
verwacht dat directe democratie, middels referenda en dergelijke, wel degelijk verandering brengt. Ook referenda zijn vooropgestelde
keuzemenu’s waar, achter elke voorgekookte keuze, een geheel uitgedachte bureaucratische route is geplakt, om iedere uitslag zo om te
buigen dat het altijd in de juiste richting zal lopen. Weer treedt de vervorming op. Het blijkt dus dat ook de democratische processen al
zodanig gekromd zijn dat alles altijd in de richting gedraaid wordt waarin de democratie ze nodig heeft. De spiegels vervormen niet alleen,
ze zijn dus zelf ook vervormbaar. Dat is te zien bij het vierde kabinet Balkenende, die zich geen zier aantrekt van het
EU-grondwetreferendum uit 2005, maar in opperste wijsheid heeft besloten dat het Nederlandse volk alleen tegen de grondwet stemde
vanwege de daarin gehanteerde symbolen. Het resultaat is een grondwet die geen grondwet mag heten, omdat zij nog verder gaat dan een
grondwet. Een grondwet dient, zoals bekend, om de rechten van de enkeling te verdedigen tegenover de meerderheid. De nieuwe
non-grondwet van de EU dient ertoe om de EU, die daarin een rechtspersoon wordt, te beschermen tegen de volkeren die zij
vertegenwoordigt. De EU is in vrijwel alle kardinale punten van de volksstem ontbonden. Zowel nationale parlementen als de burgers
hebben weinig tot geen bindende macht meer over de EU. Deze is nu nog een stelsel van instanties die niet perse iets met elkaar van doen
hadden en als zodanig niet heel sterk. De afgewezen grondwet uit 2005 is middels de directe democratie in Nederland doorontwikkeld naar
een volledige ontbinding van politiek en volk. De politiek is in vrijwel geen enkel opzicht meer gebonden aan naties, volken of referenda. De
weinige referenda die gehouden worden, dienen alleen maar tot nog meer ontbinding. Een referendum is dus min of meer dit: “Bent u voor
een beetje ontbinding (keuze A), of bent u voor erg veel ontbinding (keuze B)”.

De theorie van de correctie

De titel correctivisme, meneer Roose, is de vernederlandsing van het Franse correctivisme. Wie mijn artikel leest, proeft hier en daar een
bepaalde voorliefde voor wat dieper nadenken, maar ik waak ervoor om te ‘theoretiseren’. Theoretiseren vooronderstelt een scheiding
tussen praktijk en theorie. Het –isme binnen mijn ‘correctivisme’ is gespeend van iedere vorm van theoretisering, in tegenstelling waar het
de bespreking van democratie vs consensus betreft. Alleen daar is in mijn artikel een bepaalde abstractie te bespeuren, maar niet een die
verder gaat dan de abstracties die de democratie zelf al aanbrengt. Consensus binnen de democratie wordt netzo abstract en ongrijpbaar
als democratie zelf. Daarbuiten, dat wil zeggen, binnen het volksleven en niet binnen een fascistische c.q. napoleontische staat, fungeert zij
als deugd.

De beschuldiging van theoretisering verhult dus mijn werkelijke aanklacht: de systemen en ideologieën van na de revolutie zijn natuurlijk de
werkelijke abstracties. Pas na de revolutie is de theorie en abstractie van de praktijk afgesneden en is er een theoretisch circus a la de
partijdemocratie voor terug geplaatst die voortdurend de praktijk i.c. de werkelijkheid van het volk corrigeert. Alle werkelijke praktijk is
verdwenen en bedolven onder systemen en ideologieën – bronnen van theorietjes. Maar ik wordt beschuldigd te theoretiseren over een
‘inmiddels niet meer vervangbaar systeem’. Ik wil zeggen: ieder systeem is niet alleen vervangbaar, maar zelfs per definitie illegitiem.
Consensus is dan ook geen systeem, laat staan een ideologie. Consensus in de autonome gemeenschap waakt ervoor om de dagdagelijkse
problemen door de mallemolen van systemen te laten draaien. Of door ideologieën genivelleerd en weggerelativeerd te worden.

In een gemeenschap waar consensus heerst hebben de ouderen nog wel een monopolie op wijsheid en gezag in plaats van te verzuren in een
bejaardentehuis. De veldwachter is een ambt dat samenvalt met de gemeenschap. Ideologie daarentegen ontstaat daar waar het leven in
zichzelf en met haar gebreken niet meer geaccepteerd wordt, maar constant gecorrigeerd moet worden en waar alle instituties van het
volk worden losgemaakt. Democratie ontstaat alleen daar waar Correctivisme ontstaat waar alle natuurlijke instanties als volksleven,
huwelijk en ordehandhaving niet meer vertrouwd worden. Democratie is het systeem waarin het volk ongewild zichzelf corrigeert.
Democratie is geen volksregering, maar volkscorrectie.

Ordelijk leven

Het grote verschil tussen ordehandhaving en correctivisme is dat ordehandhaving altijd samenvalt met de gemeenschap en niet vanuit
aparte bureaus (politie) of vanuit nog aparter instanties (ministeries) wordt bepaald. Correctivisme komt per definitie uit torens die buiten
het volksleven staan, ordehandhaving is onderdeel van het volksleven en kan per definitie geen staatsmonopolie zijn. Waar een scheiding in
stand gehouden wordt tussen theorie en praktijk, wordt zichtbaar dat beide een misvormde versie worden van het volksleven die geen
scheiding maakt in denken en doen, maar zoals Denis de Rougemont zegt “denkt met de handen”. Met andere woorden: alles wat recht
was, wordt door correctivisme en soortgelijke abstracties als democratie en maatschappij misvormd en krom gemaakt. Wat die
abstracties dan misvormen? Nu, de mens wordt uit zijn wereld losgemaakt, gezonde tradities worden tot een dialectiek van protectionisme
en progressivisme en ook pubertijd, gebrek aan huwelijksmoraal en individuele emancipatie zijn in het gezonde volksleven een grote
uitzondering. Moraal wordt niet ter discussie gesteld maar is inherent aan het leven in de gemeenschap. Het is dus ook niet nodig om
meningen te ventileren die deze gemeenschap ondergraven. Dat wil zeggen: omdat het vanzelfsprekend is, wordt er niet over
gediscussieerd. Mensen die het spiegelpaleis binnengaan ontdekken ineens zichzelf; als misvorming. Alles dat hen daarbuiten verbond met
de ander valt binnen weg, zeker wanneer je oog in oog staat met je eigen misvormde spiegelbeeld. Hooguit kun je nog lachen wanneer er
een ander naast je staat die er nog belachelijker in wordt afgebeeld. In het spiegelpaleis zijn er vrijwel alleen individuen, juist omdat daar de
vervorming toeslaat. Daarbuiten zijn er de gemeenschappen, de families en de daaraan verbonden autoriteiten. Daarbuiten is de
geboortegrond die geen enkel spiegelbeeld weerspiegelt, maar die dient om het eten en je huis op te (ver)bouwen.

Gewond raken, sterven aan ziekten en ouderdom gebeurt in het volksleven ook binnen de gemeenschap omdat het werk met de handen nu
eenmaal niet van gevaar gespeend is. Maar werk zonder de handen is nog veel gevaarlijker. Machines, ideologieën en programma’s nemen
het werk nu over en onze handen kunnen zonder eelt het leven door. De dood wordt niet uitgebannen, zoals men op ideologische grond nu
wel doet. Medicalisering is netzo goed een van de instrumenten van de Grote Nivellering. Met in haar vaandel de dood- en ziektebestrijding
lijkt ze een vanzelfsprekend kwaad te bestrijden, maar het enige dat ze doet is een zo groot mogelijke scheiding aanbrengen tussen het
leven en alles wat onvolmaakt is: ziekte, lijden en dood.

Consensus in de democratische arena is eigenlijk nooit consensus, maar een voortdurend proces van contractering en contractbreuk. In
mogelijkheid tot contractbreuk voorziet de rechtstaat dan ook rijkelijk. Democratie kent geen consensus. De kiezer kiest dus niet voor
consensus of vijandigheid, maar voor een combinatie van voorgegeven mogelijkheden, die naarmate de metingen voor de verkiezingen
voorspellen, zijn stem op de dag zelve strategischer maakt. Men verenigt zich voor bepaalde tijd met mensen die dezelfde mening
ventileren, maar wanneer deze geen maatschappelijk issue meer is, valt de vereniging in Mening & Activisme weg. Vrijheid van
meningsuiting is gebaseerd op tijdelijke contracten en individueel ‘denken’. Vrijheid van meningsuiting kent geen echte
gemeenschapsvorming. Om niet te zeggen: vrijheid van meningsuiting is als theoretisch goedmakertje in de plaats gekomen voor vrijheid
van gemeenschapsvorming. Een mening is altijd iets politieks, niet te vergelijken met de waarheid van de familie of van de gemeenschap.
Een mening is tegengesteld aan familie- en gemeenschapsvorming. En de gemeenschappen die nog zijn overgebleven worden intern
verdeeld omdat meningen zwaarder tellen dan bloedbanden. Bloedbanden worden daarentegen wel ontbonden door de rechter, maar
meningen acht men schadeloos.

Lees verder...

maandag 18 juni 2007

KlIMAATBEHEERSING

BL Commentaar 18 juli 2007 * Klimaatbeheersing

door Tom Zwitser

Hoe verschrikkelijk veel uitstoot en vervuiling de industrie van de afgelopen 3 eeuwen ook op haar geweten heeft, je
kunt haar nooit en te nimmer beschuldigen het klimaat te willen beheersen. Nu gebeurt dat wel, maar niet door de
industrie.

De aanzet tot een nieuwe wereldorde vindt op verscheidene niveaus ingang en het klimaat is op dit moment het belangrijkste. In het land
waar iedere auto van een airco is voorzien en waar zomer en winter de klimaatbeheersing binnenshuis door draait, probeert men nu ook
buitenshuis de boel op orde te krijgen. Niet toevallig is aircoland Amerika voorloper in de poging om het gehele klimaat op aarde te
beheersen. De aarde moet een groot ‘binnenshuis’ worden. Dit is de laatste en meest totalitaire ingreep van de mensheid. En geef ze eens
ongelijk: Wanneer de aarde opwarmt moeten de amerikaanse airco's harder draaien, zakt de buitentemperatuur daarentegen, dan kunnen
de airco's ook wat lager, en dat is weer goed voor...jawel, het klimaat. Dus Amerika is nu ook voor de klimaatbeheersing buitenshuis.

Maar klimaatbeheersing betekent eerst en vooral machtspolitiek; wereldwijd moeten alle neuzen gelijk afgesteld worden en wordt de
gehele mensheid gemobiliseerd voor een ‘gezond’ klimaat. Een dergelijke politieke onderneming vereist de grootste demagoog van de
geschiedenis. Mocht dit op Al Gore van toepassing zijn, dan is hij gevaarlijker dan Nero, Stalin en Hitler bij elkaar. Mocht dit niet op hem
van toepassing zijn, dan vloeit de klimaatgekte weer terug in wat makrobiotische bewustwordingspolitiek. Maar wat mij betreft zijn we dat
laatste station al lang gepasseerd.

Wat namelijk opvallend is, is dat de klimaatgoeroe en zijn leerlingen zich officieel richten tot de vervuilende industrie, en praktisch datgene
benoemt wat mensen zelf kunnen doen en wat voor politiek-economische invloed mensen hebben. De hetze richt zich vrijwel uitsluitend
tegen de industrie, maar doet dat uitsluitend indirect: via haar consumenten. Zonder industrie is er immers geen noemenswaardige
vervuiling, maar zonder consumenten is haar macht niet te breken. Dat laatste is belanrgijk. Want juist dat maakt de klimaatgekte geen
zaak van het gezonde verstand maar onderdeel van de eeuwenlange dialectiek tussen kapitaal en arbeid. Sinds de burgercultuur in Europa
de geldmarkt, de landbouw en de arbeiders domineert, is ieder lokaal en globaal evenwicht zoek en ligt de macht afwisselend bij
verschillende, elkaar tegenwerkende, groeperingen.

De initiatiefnemers van de klimaatbeheersing gebruiken de mobiliseerbare massa's opnieuw om zich tegen het kapitalisme af te zetten en
deze aan zich te onderwerpen. Ook dat is een logische conclusie want zoals de schrijvers van ‘Empire’ (Hardt en Negri) al hebben laten zien,
is de multinationale economische fase bijna afgerond, wat wil zeggen dat het zwaartepunt van de macht op aarde nu ligt bij de
multinationals: het kapitaal heeft nationale grenzen overwonnen. In reactie daarop ontstaat ook een politiek die de nationale grenzen moet
overwinnen. Aan de ene kant worden nieuwe supermachten gevormd (bijvoorbeeld een natieloze EU), maar aan de andere kant tendeert
ook de arbeidersbeweging richting een nieuwe en globalistische fase. Aldus de analyse van de heren Hardt en Negri (fervente
neomarxistische aanhangers van de anti-globalisten). En voor de wereldwijde mobilisatie van de massa's is het thema van
klimaatbeheersing een prima aanjager.

EMPIRE

Dat Gore in de traditie van Marx staat is belangrijker dan op het eerste oog lijkt. Want het is in deze tijden niet noodzakelijk om wat tegen
de klimaatvervuiling te doen, maar om wat tegen het machtige kapitaal te doen. En daarmee wordt de klimaatlogica omgedraaid. Het
‘klimaatprobleem’ is aangegrepen, of tot leven gebracht om de manifeste macht van de multinationals tegen te werken. Wat Hardt en
Negri in ieder geval goed doorhebben is het feit dat deze nieuwe mobilisatie van de massa’s niet buiten politiek, kapitaal of maatschappij
heen kan. Alles wat kan bewegen moet tot het resoneren binnen een en dezelfde beweging aangezet worden. De gevolgen zijn desastreus.

Alle gevestigde politieke en maatschappelijk instituties zijn al aan puin, of worden door haar onworteld. De nieuwe tegenkrachten moeten
onder iedere gevestigde grens doorgaan. Het werkt nivellerend, destructief en globalistisch. En uiteindelijk weten ook Hardt en Negri niet
of deze globalisering een eindfase is. Ze veronderstellen het, want wat valt er nog te doorbreken, wanneer alle uithoeken van de wereld
bereikt zijn? Maar wanneer, aan de andere kant de arbeiders en de socialistische politiek het spel weer bepalen, kan dit weer nieuwe
tegenkrachten en nieuwe vondsten vanuit het kapitaal oproepen. Het is tot nu toe een dialectiek zonder einde.

Einde of geen einde, dat de klimaatgekte een reëel gevaar is om tot deze totalitaire globalistische beweging uit te groeien, moge duidelijk
zijn. De gekte doet namelijk wel een appèl op je gezonde verstand. Wie beseft nu niet dat de aarde uitgeput raakt en de atmosfeer wordt
vernietigd? Wie ziet en voelt niet dat de vele files op de wegen en de mistige lucht boven de industriegebieden een groot aanslag zijn op de
gezondheid van mens, dier en alles wat gebaat is bij zuurstof? Iedereen met gezond verstand doet mee of voelt zich aangesproken. En de
kap van de regenwouden wakkert deze impressies nog eens aan.

Tegelijk is in de afgelopen decennia duidelijk geworden dat met grote mediacampagnes bepaalde producten en bedrijven geboycot kunnen
worden. Uiteindelijk heeft het verschijnsel ‘multinational’ van deze incidentele boycots weinig te lijden gehad, maar het is wel duidelijk, dat
met een wereldwijde mobilisatie de macht van de multinationals gebroken kan worden. De demagoog die iedereen mee wil krijgen, moet
dus honderd procent aansluiten bij de tijdgeest: hij moet groen, socialistisch en vooral welvaartsgericht zijn. Hij moet de Westerse
superioriteit een nieuw elan geven en daarbij aansluiten op de antistemming van het proletariaat in de voormalige Derde Wereld. Want
daar woont de werkelijk mobiliseerbare massa. Hij moet appelleren aan de logica van de massa en aan een jarenlang gegroeid besef ‘dat
het zo niet langer door kan gaan’.

Het zijn niet de zaken van het nuchtere verstand die tegen Al Gore spreken, maar wat wel tegen hem spreekt is het feit dat hij in staat lijkt
te zijn om met zijn beweging alle gevestigde grenzen te doorbreken en daarbij op een Westerse steun van het volk kan rekenen, maar ook
kan rekenen op de uitgebuitte massa’s in India en China die de welvaart in het westen op peil houden. Er kan de komende jaren een
gevaarlijke convergerende stemming ontstaan van protest tegen uitbuiting en protest tegen vervuiling.

Wanneer deze twee antistemmingen uiteindelijk zullen resoneren, gaat de boel onherroepelijk schuiven: een boerenopstand, een
arbeidersopstand en daarbij een goedkeurende consumentenmassa zullen voor een nieuwe supermacht zorgen. Zoals het nu lijkt, wordt
deze opnieuw links – nog totalitairder dan alle voorgaande linkse regimes. De afgelopen decennia bleek in politieke clubjes dat rood en
groen elkaar versterken en werkelijk complementair zijn. Nu wordt duidelijk dat deze versterkende werking ook op globaal vlak een
opkomt: de verpersoonlijking van deze convergentie heeft nieuwe bruine militia gebaard die overal ter wereld op hetzelfde moment kunnen
opereren. De campagnes van Al Gore zijn niets minder dan repetities die uittesten hoe mobiliseerbaar verschillende groepen mensen zijn op
hetzelfde moment, of vlak na elkaar. Hij doet niets anders dan voortdurend de reikwijdte van zijn regie uitproberen.

Lees verder...

donderdag 7 juni 2007

CORRECTIVISME

bitterlemon.eu - Discussie democratie (1) * BL Commentaar 7 juni 2007 * Correctivisme

door Tom Zwitser

In zowel Nederland als Vlaanderen is politiek correct gedrag een ware plaag. Toch zijn er twee opmerkelijke
verschuivingen te signaleren: de Nederlandse PvdA is op zoek naar de niet-correcte witte arbeider en het van
oorsprong incorrecte Vlaams Belang wordt correcter.

Lang geleden, in de begindagen van de partijpolitiek, had iedere partij zijn incorrecte (zeer incorrect, zo niet extreem incorrecte)
achterban. Toen er nog geen buitenlanders waren om op te schelden schold men op de kapitalisten, op de roomsen, op de gereformeerden
of op de Joden, maar het meeste schold men nog op de eigen politici. Het gebruik was om dit recht in het gezicht van de politicus te doen
om daarna gewoon weer op hem te stemmen. Zelf kwam men ook uit een rooie stadswijk, paaps dorp of een gereformeerde streek. Zo
was het leven.

Afgezien van het feit dat dit begin van de partijpolitiek tekenen zijn van het verval van volksleven, en een grote stap in het proces van de
Grote Nivellering, waren politici zich enigszins bewust van de ‘manier waarop men dacht’ onder de mensen. Die mensen maakten het hen
wel duidelijk. Het spreekt voor zich dat het volk niet politiek opereert, noch de boel diplomatiek kan verwoorden, laat staan dat het
‘correct’ handelt. Het volk was het volk van alle eeuwen: het denkt en handelt primair; ter bescherming van de eigen gemeenschap, met een
gezond verstand duidelijke moraal en met een half tot redelijk vertrouwen in de eigen politici, ook al was dat het laagste beroep dat je er
was.

Niettegenstaande het vertrouwen van volk in politiek, en de grote incorrecte achterban van de partijen, is het verraad van de politiek aan
het volk groot geweest. Het is zo groot geweest dat er inmiddels volk noch volksleven meer bestaat. De kerkelijk feesten zijn gereduceerd
tot onbeperkt zuipen op koninginnedag en het volksdansen werd meehossen met Frans Bauer in Ahoy. Iedereen gelooft wel ‘iets’ ook al
koestert men enkel de overtuiging dat er echt niets is. Atheisme is nu de echte basis voor religieus besef geworden. De politiek heeft het
volk geemancipeerd. Dat wil zeggen: opgeheven.

Toch zijn de incorrecte groepen gebleven. In de jaren ‘60 tot nu doet men hen af als achterlijke Achterhoekers of rauwe arbeiders;
marginale groepen in ieder geval. Want iedereen kijkt televisie, rijdt auto of leest de krant. Het volk wordt door politiek en media dus
veronderstelt correct te zijn in denken en handelen omdat het niets anders dan correct denken krijgt voorgeschoteld. Globaal weg ging dat
zo: De partijpolitiek heeft haar hoogst incorrecte achterban omarmt, geknuffeld, de revolutie beloofd, of juist autonomie in eigen kring.
Men heeft in Kamer en krant luidkeels melding gedaan van de wensen van de achterban, maar onder de tafel pleegde men overspel: De
arbeider mocht wel in een nieuw huis wonen, maar deze werd eens per week door een wooncommissie geinspecteerd op hygiene, orde en
netheid; hij mocht wel kinderen krijgen, maar werd regelmatig gecontroleerd op juiste opvoeding en gezond eten. Bovendien moest hij zijn
kinderen voor enkele dagen in de week afstaan aan staat die ruimschoots haar gang kon gaan met de Tabula Rasa van de kindertjes. Met
andere woorden: het volk dat men representeerde werd voor geen cent vertrouwd en werd voortdurend zelf opgevoed en bijgespijkerd. Er
deugde niets aan dat volk. Het volk was te volks. En omdat alleen de stemmen tellen in een democratie en niet het volk, kon dat volk beter
direct worden afgeschaft.

Maar ook de massa die men nu geen volk meer kan noemen, blijft volkse trekjes houden. De oost-Indische doofheid van de volksopvoeders
is failliet en noodklok na noodklok wordt geluid: Scholen en de daarin zetelende pedagogen weten niet meer wat te doen met zogenaamd
onopgevoede kinderen en dito ouders, politici schrikken keer op keer van ‘extreme geluiden’ die zij ‘sinds Fortuyn’ in de samenleving en van
hun kiezers oppikken en de Hells Angels – Neerlands hoop in bange dagen – jagen de lokale politici nog eens een extra rilling over het lijf.

De PvdA incorrect?

Sinds de landelijke politiek ook qua debat is opengesteld voor incorrecte volksvertegenwoordigers lopen de oude ‘volks’partijen leeg richting
extreemlinks en –rechts. Daarop zijn nu globaal twee reacties gegeven: onder de links-intellectuele elite zijn er prominnenten die pleiten
voor een verbod op wat zij extreem-rechts noemen, maar wat in casu neerkomt op Geert Wilders. Zijn soort opvattingen mogen volgens
hen in de politieke arena niet meer gehoord worden. Anderzijds doet men in de leeggelopen PvdA aan zelfsturing door de eigen politici te
leren niet meer te schrikken van witte arbeiders die het hebben over – ik citeer – “klote-Marokkanen”.

Dat laatste is op zich een teken van hoop, terwijl de eerste reactie een doodordinaire moord op het volk zou betekenen, zoals die al twee
eeuwen aan de gang is. De PvdA zet een wijfelend herstel van de achterban in: men is op zoek naar de witte arbeider die niet-correct denkt
en spreekt. De PvdA politicus wordt een soort sadomasochistische politicus, want als er iemand de correctheid zelve is, dan is de politicus
het wel. Deze PvdA-politicus gaat zichzelf nu martelen in de confrontatie met zijn niet-correcte achterban. Uiteraard doet hij dat voor de
stemmen en de zetels, omdat de immigrantenstemmen hem die bij nader inzien toch niet kunnen leveren. En als hij die stemmen heeft, zal
het verraad aan de niet-correcte achterban opnieuw plaatsvinden. Dat is nu al duidelijk, indien niet zou de PvdA immers nog een
denkomslag moeten maken: Men moet de niet-correcte arbeidersgemeenschap gaan beschouwen als enige bron van correctheid, en men
moet zichzelf en de hele politieke sfeer beschouwen als fundamenteel niet-correct, ja, als hopeloos niet-correct.

De enige legaliteit die de politicus aan zijn werk kan verbinden is immers zijn mandaat van de kiezer. De enige legaliteit van de politiek is
de aanwezigheid van een volk. En dat betekent: het volk als enige culturele entiteit, het volk als moreel autonoom, het volk als
zelfbeschaving en tot slot het volk dat inherent aan haar wezen correct is. Of een volk wel of niet deugt is hier van geen belang. Het volk
normeert, niet de politiek. Politiek is geen noodzaak, maar betreft alleen hetgeen expliciet niet door het volk opgelost kan worden. Een
multicultuur die door de politiek is gecreerd, heeft in de ogen van het volk geen enkele legaliteit. Maar deze denkomslag zal nog even op
zich laten wachten, om niet te zeggen dat deze nooit zal plaatsvinden. Want de PvdA heeft nog niet door dat politiek geen doel op zich is en
dat de arbeider niet alleen maar stemvee is dat zijn democratische plicht behoort te doen. Wanneer de PvdA haar witte arbeiders gevonden
heeft, zal dat immers het eerste zijn waarop zij gewezen worden: doet uw plicht.

Want dat hebben we wel geleerd: met het volksmandaat werd het volk omzeep geholpen: met de stem des volks werd het volk vernietigd.
Dat zal opnieuw gebeuren wanneer de PvdA de stem van de wite arbeider weer zal hebben gekregen. Ik weet het niet: is de move van de
PvdA werkelijk hoopvoller dan die van een paar rancuneuze hoogleraren, die het liefste helemaal geen volk om zich heen hebben, maar wel
een massa van radeloze – en dus stuurbare – individuen? Wanneer de PvdA zichzelf als incorrect gaat beschouwen en haar stemmers zal
eren als de enig mogelijk correcten, zal er echt iets gewonnen zijn, al is ook dat evenwicht zeer wankel.

Vlaams Belang correct?

Opmerkelijker en interessanter is in Vlaanderen de kritiek op het VB van rechterzijde. Een van de oudste critici is Paul Belien die het
Vlaams Belang al zeker tien jaar verwijt politiek correct te worden; dat wil zeggen; foute figuren eruit gooien, rafelige randjes uit het
verkiezingsprogramma halen en meer onlangs: de accenten verschuiven van een Vlaams Nationalistische partij richting een familiepartij.
Nu heb ik tegen dat laatste in principe geen bezwaar, maar als Belien gelijk heeft, betekent het dat ook het VB zich stelselmatig van haar
militante krachten afsnijdt en partijpolitiek van bovenaf bedrijft. Het kenmerk daarvan is een partijkliek die zich naar buiten in populisme
hult, maar tegelijk interne critici de mond snoert. Het VB meent dat ‘de foute leden’ een bepaald of losstaand gedeelte binnen de partij
betreft. Alsof er een grote groep is die wel correct is en een minderheid die rellerig en fout is. In plaats van de gehele achterban serieus te
nemen, wordt de achterban van bovenaf geselecteerd. Het gaat me er niet om dat de relschoppers gehoord worden, of hun gang kunnen
gaan, maar dat er rigoureus aan de eisen van de democratie wordt voldaan.

Dat is sowiso de zwakte binnen de Vlaamse Conservatieven. Steeds wanneer het over de democratie gaat, klinkt als enig alternatief de
directe democratie: referenda etc. Nooit wordt kritiek geleverd op democratie an sich, noch wordt de democratie verworpen.
Representatieve democratie is een paradox, dat klopt, maar het getuigt van nog grotere gekte om de besturing van het volk via de politieke
sfeer weer terugvoeren op het volk. Democratie vooronderstelt de ambivalentie, de voortdurende revolte, en de enige basis van de
democratie is dat alles ter discussie staat – ook in een directe democratie. De Belgische marxistische politiek filosofe Chantal Mouffe
bevestigt dit. Volgens haar zorgen juist de principes Vrijheid & Gelijkheid, als grondprincipes voor de liberale democratie, er samen voor
dat de revolte blijft.

Nochthans is zowel maatschappelijk links als rechts het erover eens dat niet alles voortdurend ter discussie mag staan. Beiden beroepen
zich op een bepaalde traditie: links wil de verworvenheden van de maatschappij niet aan verandering bloot stellen, en rechts wil de oudere
waarden terug (die dus wel fundamenteel ter discussie gesteld zijn en intussen zijn vernietigd). De linkse dogmatiek is dus in tegenspraak
met wat links zou moeten zijn. Men mag blijkbaar wel alles ter discussie stellen, maar als iets eenmaal voorbij is, dan mag het niet meer
opnieuw meedoen. Een curieuze en kunstmatige extra regel in het tikspel van de liberale democratie: iedere waarde die getikt wordt, moet
aan de kant gaan staan en daar blijven. Het gekke is dat ze niet verdwijnen of in lucht oplossen; ze blijven aan de kant toekijken maar
mogen niet meer meedoen. Democratie is in wezen het buitenspel zetten van alle normeringen en moraal.

Het VB doet aan dit tikspel echter wel mee, wanneer zij inzet bij directe democratie. Democratie vernietigd de consensus en bevordert de
verdeeldheid, de fragmentatie en de gespletenheid van alles wat eens deel uitmaakte van hetzelfde geheel. Middels de consensus werden
alleen besluiten genomen als iedereen het ermee eens was, zoniet werd alles eenvoudig bij het oude gelaten. Consensus is de politiek van de
kleine kring. Middels consensus wordt politiek niet groter gemaakt dan nodig is; men hevelt niets over naar overkoepelende organen wat
niet nodig is en behoudt in elk opzicht de autonomie die men nu volledig kwijt is. Consensus maakt niets nodeloos politiek dat zelf opgelost
kan worden. Directe democratie moet – hoe directer het wil worden, hoe meer – juist alles politiek maken. Steeds mobiliseert zij het hele
volk om alle ditjes en datjes op politieke wijze af te handelen. Het democratisch beginsel splijt gezinnen, families, gemeenschappen,
besturen, raden en rechtzalen. Alles wordt er aan ondergeschikt gemaakt. En de staat, als boegbeeld van de democratie, heeft altijd het
laatste woord. Democratie maakt de staatsmacht groter, omdat zij de verdeeldheid van haar onderdanen bevordert. De consensus
daarentegen is oneindig directer dan directe democratie, omdat middels de consensus het volk bepaalt wat wel en niet politiek gemaakt
mag worden, terwijl in de directe democratie per definitie alles politiek gemaakt moet worden.

De Partijpolitiek

Maar dan de partijpolitiek, dat is een belangrijk, zoniet het belangrijkste gedeelte van de liberale politiek. Of er nu twee partijen zijn, of
oneindig veel, partijpolitiek staat aan de basis van de Westerse democratie. De partij is het boegbeeld van de verdeling. Ook de partij moet
democratisch bestuurd worden en de laatste partij van de Nederlanden die niet zo in elkaar stak, de SGP, is inmiddels daaraan bezweken
of bezwijkt binnenkort definitief. De democratische partij kent, net als de democratie zelf vrijwel altijd de innerlijke verdeeldheid, want de
vorm bevordert deze innerlijke verdeeldheid. De begindagen van de partijpolitiek waren anders, maar teerde toen nog op de holistische
gemeenschapsprincipes van vroeger, zoals de SGP daar ook op teerde. Nu is iedere partij verdeeld en een doel op zich geworden. Het volk
dreigt in de partijpolitiek altijd stemvee te worden.

Het volk is inmiddels geen zelfrechtvaardigend principe meer dat haar regenten mag terug fluiten. De enigen die mogen fluiten zijn de
politici zelf; in het pluche of in de auto met chauffeur. En dan is het de burger die wordt teruggefloten zodra hij iets anders uitvreet dan zijn
enige overgebleven burgerplicht (die samenvalt met zijn enige overgebleven burgerrecht): stemmen. Daarin zit een verraad aan de burger.
De burger mag zijn politici niet corrigeren, noch direct, noch indirect. Hij mag niet weerbaar zijn, men mag zich niet als volk manifesteren
en bij hem berust niet meer primair de zeggenschap over het gemeenschappelijk verweer tegen hetgeen er over het volk wordt uitgestort.
Daarvoor in de plaats is het volk iets dat vanuit de politiek gestuurd en gecorrigeerd wordt.

Als het VB dus politiek correcte dingen gaat doen en tegelijk een gezinspartij gaat worden, is de optelsom duidelijk: de kans is groot dat zij
haar gezinspolitiek laat regeren door de laatste mode die door pedagogen en therapeuten geproduceerd wordt. Het gevaar dreigt dus dat
het VB als een moraliserende gezinspartij uit de jaren ’50 toch tot progressivisme vervalt. Daaruit volgt bijna logisch dat zo’n gezinspartij
haar achterban zal willen opvoeden tot pacifistische consumenten die alleen bijeen wordt gehouden door partijleven, pedagogen en
therapeuten. Ergo: correct = correctie = progressivisme = volksvernietiging.

Correct en Correctie

Er is immers geen nauwere band gebleken dan die tussen correct en correctie. Wie correct is corrigeert de niet-correcte. Correct zijn, en
willen zijn betekent altijd de ander heropvoeden, ook al is dat een heel volk. De ander moet mee met de laatste mode van ‘juiste’
denkbeelden, de ander moet al het voorgaande als achterhaalde dommigheid beschouwen en blijkt dus derhalve een
zich-continu-verbeterend-mens te zijn. Correct zijn is zelfcorrectie en heropvoeding van de onwilligen. Dat is progressivisme in een
notendop. En heropvoeden betekent hier: men zet het volk op tegen zichzelf.

Uitsluiting van politiek incorrecten is het eerste teken van verraad van de partij aan het volk. Het betekent dat de politieke partij langzaam
een denkomslag gemaakt heeft: Niet het volk bepaalt welke problematiek politiek gemaakt wordt en welke problematiek door het volk
opgelost wordt, maar de partij bepaalt dat het volk politiek gemaakt wordt en dat in wezen het volk het probleem is. Nogmaals: het is
inherent aan de partijpolitiek. Maar nu de tegenstelling tussen de partijpolitiek en het consensusmodel duidelijk is, hoe breng je die in
eerste instantie dan bij elkaar?

Men moet in feite van de partij een paradox maken. Ok, er worden binnen een partij machtsspelletjes gespeeld. Dat kan amper vermeden
worden. Het is een gevolg van partijpolitiek die in zichzelf niet deugt. De basis van ons verderfelijke politieke systeem is confrontatie,
ambivalentie en het vermijden van iedere vaste koers. Wil een partij wel aan een vaste koers volhouden dan zal zij eigenlijk alleen qua vorm
een partij moeten zijn – naar buiten dus – maar van binnen een sluitstuk van het volksleven. Daarin is geen plaats voor moderne fratsen
als opinie, meningsuiting en oeverloze discussies of ellebogengedrag. Die creeeren namelijk het vacuum waarin het volksleven verdwijnt en
waarin de politieke partij een doel op zich wordt. Daarin tiert de verdeeldheid welig. Een vaste koers heeft geen meningen nodig, geen
opinie’s noch eeuwig gedelibereer.

Politieke partijen moeten aan het einde staan van een hele rij processen uit de gemeenschap. Net zoals de leiders niet op hun positie
aankomen als reslutaat van interne onderhandelingen en het uitspelen van agendapunten, maar als een breedgedragen consensus. De partij
mag nooit de gemeenschap organiseren. Want dat is automatisch correctie en reorganisatie. Iedere politiek die denkt het volk de wil op te
leggen in de vorm van correctie en reorganisatie is verraad aan het volk en geeft blijk van een politiek als doel op zichzelf. De politiek gaat
zichzelf beschermen en indekken. Men is bang voor eigen hachjes. De politiek (de partij) wordt een sfeer die tegengesteld is aan de
volksgemeenschap die zij vertegenwoordigt. Zij wil wel haar mandaat en haar stemmen, maar gebruikt deze altijd (echt altijd) tegen de
eenheid onder haar achterban. Een partij met een hechte achterban blijkt funest voor het politieke deel van het partijleven. Daarom hebben
vanaf het begin alle arbeiderspartijen geprobeerd als eerste de eigen arbeiders uit elkaar gaan jagen.

De contra-partij

Partijpolitiek is in wezen tegengesteld aan het volksleven en andersom blijkt het even moeilijk te zijn: de desinteresse voor politiek vanuit
een gemiddelde dorpsgemeenschap is evident en geeft al de ondeugdelijkheid aan van partijpolitiek. De relatie tussen een politieke partij en
een gezond volk is uiterst problematisch. Het volk denkt namelijk niet in partij en partijvorming. Nogmaals: vanuit een vitale gemeenschap
is politiek het laagste wat een mens kan bereiken.

Een echte en gezonde volkspartij is een contra-partij: ze is tegen individuele emancipatie, tegen vrijheid van meningsuiting en brengt het
publieke domein tot een minimum terug. Ze beschermt het holistische karakter van het volksleven en blijft tegelijk direct daarvan
afhankelijk. Ze blijft als partij tegen partijvorming. Het publieke domein mag alleen de buitenkant zijn; een houding, een masker. Van
binnen is er niets publiek, maar is alles consensus. Wanneer de consensus verdwijnt is dat een veeg teken: dan woeden interne discussies,
lobbygroepjes en machsblokken; dan worden alle volksproblemen tot politieke problemen gemaakt; dan wordt alles tot meningen
teruggebracht. Het volk wordt zoveel uit handen genomen dat het zelf niets meer mag oplossen. Wanneer de consensus verdwijnt betekent
dit dat men het volk haar volk-zijn afgenomen heeft en dat alle volkse zaken wel even politiek geregeld worden.

De PvdA in Nederland bewijst in haar rapport dat zij jarenlang, decennialang haar arbeiders verraden heeft en dus in wezen een
antisolidaire en juist kapitalistische politiek heeft bedreven. Zij heeft volksmanagment bedreven en haar arbeiders vertrapt. De modder van
de vooroorlogse arbeiderswijken blijkt nu geslempt te zijn met de arbeiders die er woonden. En nadat deze Nederlandse stadsmoerassen
gedempt zijn, is daar bovenop een politiek correcte multicultuur gebouwd die ook slechts een doel had: het volksleven vernietigen. Laat een
paar golven buitenlanders over de arbeiderswijken spoelen en het volk is uit elkaar gejaagd. De laatste arbeider in Amsterdam is inmiddels
een nomade in de woestijn. Een “klote Marrokaan” is een goed begin voor een PvdA politicus, maar er is nog niets gewonnen. In tegendeel;
het lijkt een nieuwe stap te zijn in de vernietiging van de laatste gezonde arbeiders die per ongeluk toch nog opgedoken zijn: eerste enteren
en daarna kielhalen. Helaas vaart ook het VB een soortgelijke koers, al staat zij aan het begin ervan.

Lees verder...