vrijdag 7 april 2006

bitterlemon.eu - SOCIAAL, DEEL 2

een column, door Tom Zwitser, 7 april 2006

Na de consternaties rond mijn huisgenoot, twee columns geleden, zijn er weer vorderingen te melden. Ik ben laatst kwaad geworden toen
ik weer eens langer dan een half uur zijn immorele teksten en gedreun moest aanhoren en van de week is er daarom een vergadering
belegd met alle huisgenoten om het geheel te sussen en, vanwege de spanningen, enkele regels voor het geluid overeen te komen. Niet dat
die er daarvoor niet waren, maar opeens was daar onduidelijkheid over. Ik had die regels helemaal verkeerd begrepen en met mij nog
iemand: onze inpandige verhuurster.

Mijn huisgenoot kwam in een hemdje en sportbroek nors op de bank zitten. Een understatement. Hij was namelijk nog bloedchagerijnig.
En dat al sinds het incident. Met horten en stoten kwam er een gesprek op gang: hij vertelde dat we met z’n vieren in een huis wonen en dat
er dus compromissen gesloten moeten worden. Bovendien verweet hij me dat ik daartoe niet in staat was. Telkens namelijk, wanneer hij
mij komt vertellen dat hij wat lawaai wil gaan maken, dan antwoord ik daarop dat het prima is, zolang ik er geen last van heb.

Mijn huisgenoot vindt dit geen gesprek. Hij zei dat ik altijd hetzelfde zeg en dat er dus niet met mij te praten valt (en dat is asociaal). Nu
voelde ik de sterke neiging om hem nog eens exact hetzelfde te vertellen: ‘Ik ben heel flexibel; je mag van mij heel veel lawaai maken, zolang
ik er in mijn kamer maar geen last van heb. In de woonkamer is dat het geval en dus kan je daar heel veel lawaai maken. Wanneer ik dan
in de woonkamer kom, neem ik dat voor lief. Maar ik neem het niet voor lief dat ik in mijn kamer jouw herrie moet aanhoren. Zelfs niet
voor een half uur. Mijn kamer is de grens. Daarbuiten ben ik erg flexibel.’ Maar dit vindt hij terecht geen gesprek, en wat het dan wel is
wist hij niet te vertellen. Dat kan ik wel: hij is gewoon erg doof. Hij luistert niet, hoe vaak ik het ook zeg. Daarom wil het maar geen
gesprek worden.

Dit zei ik echter niet. Ik zei helemaal niet veel tijdens de vergadering. Zijn chagerijn nodigde niet uit om te gaan kwebbelen. Dat is immers
asociaal. Ik had er niet veel zin meer in. Maar ik ontdekte een nieuw fenomeen: wanneer je zelf weinig zegt dan gaat de andere partij ineens
veel meer zeggen. Uiteindelijk zei hij uit zichzelf dat hij zich met dat incident niet aan de regels had gehouden qua volume van de muziek
e.d. Maar dat ik er terecht iets van gezegd had, gaf hij niet toe. Want dan ben ik immers nog niet flexibel genoeg geweest om zijn
overtreding met liefde door de vingers te zien: ‘dan gun ik hem dat niet.’

Maar ik zei niet veel. Ik zei ook niets van zijn nieuw geleerde woord ‘compromissen sluiten’. Ik heb hem er zelfs niet mee
gecomplimenteerd, wat op de keper beschouwd erg asociaal is. Ik zei ook niet dat wanneer het alleen om het sluiten van compromissen
gaat, het een mooie boel zal gaan worden. Dan zet ik toch gewoon zo hoog mogelijk in om datgene te bereiken dat ik heimelijk al wilde
bereiken. Maar vervolgens gaat de ander dat ook doen en bereik ik mijn doelstelling niet, dus ga ik nog hoger inzetten om het toch te
bereiken en voila, op deze manier schijnt het te werken in de wereld.

Maar zo werk ik niet en dus zei ik weinig. Uiteindelijk werd er een nieuwe regel opgesteld: wannéér - wanneer hij voor de duur van
maximaal een half uur tot driekwartier herrie wil maken die mijn kamer kan bereiken, ga ik beneden de krant lezen of even eten. Dan
zorgt hij dat ik daar niks van zijn muziek hoor. Zo is er altijd een goede plaats in huis waar ik zijn muziek niet hoor. Ik ging er zonder
manco mee accoord, ook omdat dit bijna exact de oude afspraak was die ik ‘verkeerd had begrepen’.

Maar het vreemde was: na afloop van de vergadering voelde ik me niet socialer, flexibeler of leuker en dus een betere huisgenoot die geluk
aan zijn medebewoners schenkt en daar zelf ook warm en sentimenteel van wordt wanneer hij eraan denkt hoe goed hij eigenlijk is geweest.
Niets daarvan voelde ik. Mijn huisgenoot zat daar nog steeds nors -ietsje minder misschien, de andere twee huisgenoten zaten er opgelucht
bij en ik - ik zei weinig en had ook weinig zin om iets te zeggen. Ik was nog steeds asociaal.

Geen opmerkingen: