zaterdag 18 maart 2006

FUNWORLD

bitterlemon.eu - FUNWORLD

een column, door Tom Zwitser, 18 maart 2006

Waar jongens als Harry Mulish in hun jeugd Chemische Jongensclubs oprichten, had ik in die jaren het lumineuze idee om een politieke
partij op te richten genaamd Groningen Overdekt. Het leek me schitterend; altijd 25 graden, nooit meer regen, behalve uit de tuinsproeier.
Je kunt mensen buiten de stad houden die er niks te zoeken hebben etc. Van die partij, noch van het overdekte paradijs is het ooit gekomen.
Ik heb leren leven in een Groningen in de open lucht. Maar niet overal ter wereld is men tot leven in de open lucht in staat.

In de Canadese stad Edmonton staat het grootste volledig overdekte winkelcentrum ter wereld. Dit winkelcentrum biedt onderdak aan
meer dan 500 winkels, aan het Waterpark, een golfbad met 10 glijbanen, pretpark Galaxy Land, een groot indoor activiteitenpark, een
ijsbaan voor ijshockey en kunstrijden, het Fantasylandhotel met verschillende themakamers, en tot slot een bioscoop.

In het winkelcentrum wordt drugs gedeald en is er een ondergronds circuit annex bende, genaamde de Mallrats. Sommigen van deze rats
kunnen in tijden van grote nood naar de inpandige kerk van het winkelcentrum. Daar worden ze opgevangen, ‘bekeerd’ en van hun
verslaving afgeholpen. Tevens kan men in de kapel trouwen, terwijl men in het hotel of het pretpark de bruiloft viert. In het winkelcentrum
brengen ook grote kolonies ouderen van dagen de tijd door. Ze zouden er graag willen wonen, al is dat (nog) niet mogelijk. Veel ouderen
komen af op de aangename temperatuur en ze kunnen er kilometers lopen om in de beweging te blijven.

Zo’n complete wereld onder een dak en achter deuren is in Nederland niet denkbaar. Althans het schijnt niet denkbaar te zijn. Want waar
men elders in de wereld aan toe is, daar denkt men ook in Nederland over na. De wereld van 24 uur shoppen temidden van alle attracties in
een immer behaaglijke temperatuur is ook in Nederland niet ver meer. Voor de wet mag elke stad die zich een “toeristische
aantrekkingskracht” toedicht elke zondag de deuren open houden. En net als in de West-Edmonton Mall gaan hier attractie en winkelen
hand in hand. Deze verbintenis is bij wet vastgelegd. Waar we ons “toeristisch” kunnen vermaken, daar moeten ook alle middenstanders
komen opdraven, wanneer ze hun handel aan de gang willen houden.

Een stad als Almere heeft zich, om de winkels op zondag open te krijgen, op die “toeristische aantrekkingskracht” beroepen omdat ze
volgens zichzelf beschikken over ‘hotels en campings, jachthavens en stranden, natuurschoon, musea en moderne stadsarchitectuur’. Het
verbaast me nog dat ze de winkels zelf niet hebben aangevoerd als een toeristische aantrekkingskracht. Me dunkt, als Almere toeristisch
aantrekkelijk is, wat betekent deze wet dan nog? Dat betekent niet dat de winkels onder zeer bepaalde voorwaarden op zondag open
mogen, nee, dat betekent juist, dat winkels onder zeer bepaalde voorwaarden gesloten moeten blijven. En nee, dat betekent niet dat er
bepaalde plaatsen zijn waar we ons mogelijk kunnen amuseren, maar dat betekent dat onze pret- en amusementscultuur in principe elke
denkbare plaats in beslag kan nemen. Het moet overal kunnen, en is het ergens niet, dan is dat een uitzondering, een abnormaliteit. De
agressie van deze cultuur is grenzeloos. Het erkent geen grenzen.

Het gaat een beetje ver om te concluderen dat het dus in een Edmontonse toestand uitmond, maar het geeft zeker te denken dat hier
dezelfde combinatie naar voren komt. En het is überhaupt merkwaardig dat in een land waar de laatste decennia en heuse pretcultuur is
ontstaan, daar ook een heuse shoppingcultuur bestaat. Want de grote nadelen van die laatste hebben voor een nieuw fenomeen gezorgd:
een Nederlands instituut voor koopverslaving. Men onderzoekt en behandelt in dit instituut koopverslaafden. Is 2 tot 8 procent van de
Amerikanen koopverslaafd, men gaat ervan uit dat in Nederland evenveel mensen koopverslaafd zijn. Deze getallen zijn geen
randverschijnselen meer. Het is inherent aan deze cultuur. Voor shopaholics is winkelen niet meer een pleziertje, maar een impuls die niet
te weerstaan is. Schulden, depressies, relatieproblemen en koopobsessies zijn het gevolg. Met andere woorden: wanneer de pret en
amusementscultuur elke denkbare plaats in de wereld in beslag kan nemen, dan neemt het ook de mens zelf in beslag.

Wanneer de hele wereld meer en meer gereduceerd wordt tot shoppen en amusement, dan komt er vanzelf een moment dat er een wereld
gecreëerd wordt waarin we slechts nog kunnen shoppen en ons kunnen amuseren in ontelbare attracties. Voor de momenten dat we elke
attractie al een keer gehad hebben, kunnen we onze pretverveling even van ons afzetten in de kapel, en daar tegelijk de nadelige
verschijnselen aanpakken; we kijken eens vergevingsgezind naar de pasbekeerde mallrat en kopen vervolgens ons schuldgevoel af met een
bijdrage in de collectebus of laten die via creditcard afschrijven. Het is allemaal net echt, want wat mist er nog?

Geen opmerkingen: