zondag 22 januari 2006

KNIELEN VOOR HET NIETS

Boekrecensie 22 januari 2006 * Jan Siebelink: Knielen op
een bed violen

door Tom Zwitser, over Jan Siebelink en de Algemene Nederlandse Toestand van Onbenul en (Historische) Onverschilligheid

Naast alle positieve recensies over Jan Siebelinks ‘bestseller’ wordt het wellicht tijd voor een kritische beschouwing van alle stempels die het
boek nu al gekregen heeft. Knielen op een bed violen wordt veronderstelt een roman te zijn die de Nederlandse naoorlogse pluriforme
moraal in alle hevigheid tegenover het Oud-Nederlandse Calvinisme stelt.

In het begin van het boek wordt hoofdpersoon Hans gesitueerd in een vooroorlogs gezin met een kerkelijke hervormde moeder en een
vader die vervalt in een zwart sektarisme waarvan Hans vooral de gevolgen merkt door bijzondere lijfelijke straffen die hem bovenal
mentaal doen knakken. Of het volgens Siebelink werkelijk calvinisme is, wordt niet duidelijk. Wel duidelijk is de vernietiging die er vanuit
gaat. Het gezin waarvan de moeder nog tijdens de vroege jeugd van Hans overlijdt, valt ten prooi aan de wraakzuchtige
rechtvaardigheidsopvatting van de vader. Op jonge leeftijd loopt Hans weg en begint in Den Haag als leerling op een kwekerij. Tot ook hij
een gezin heeft en een eigen bedrijfje onder de rook van Arnhem.

Niet lang daarna wordt Hans te midden van alle gezwoeg op zijn schamele bloemkwekerij sluipenderwijs opgeëist door een oude vriend die
hem de ware zin van het geloof komt verkondigen temidden van zijn ellende. Hoop in bange dagen kan hij goed gebruiken en hij geeft zich
eraan over, tot tenslotte zijn gezin er kapot aan gaat. Na een verzoeningspoging door zijn oudste zoon die hem en zijn vrouw weer bij
elkaar brengen, beëindigt hij rigoureus zijn huiselijke samenkomsten op zondag en de contacten met enkele ware gelovigen, waarvan de
levensvreugde over het algemeen niet afdruipt.

Het zij gezegd dat de godsdienstfanaten in dit boek zich als de ware gelovigen presenteren waar de kerken leugenachtige instituties zijn
geworden. ‘Het ware heil ligt buiten de kerken’, aldus een gezegende voorganger.

Laat dit even genoeg zijn. Wat naar voren komt is de dreiging die van dit geloof uitgaat. Hans is bang voor de verdoemenis. En ook voor
de eeuwige verdoemenis van zijn ‘huis’. Nu hoeft het leven niet direct een pleziertje te zijn, maar het door angst voor de eeuwige hel laten
beheersen en Gods oordeel over je gezin verwachten voor iedere vloek of spotternij die er onder je dak wordt uitgesproken (door een
puberende zoon); is dat het Oud-Hollandse calvinisme? Is dat nu slechts de extreme vorm van het 16e eeuwse calvinisme ‘waar we
inmiddels gelukkig niks meer mee van doen hebben’?

Nee, heren en dames seculiere, a-historische intellectuelen, dat is geen calvinisme. Dat is godsdienstwaanzin veroorzaakt door nihilistische
angst, een allesvernietigend gevoel door God verlaten te zijn. Het is de religieuze ervaring van de dood van God. Deze sektarische religie in
Siebelinks boek is in wezen zo modern en zo humanistisch als het maar zijn kan. Het is niets meer dan een tot waanzin geworden
moderniteit, die zich meester heeft gemaakt van het calvinisme. Verlichting, rationalisme en romantiek hebben het calvinisme de das om
gedaan, niet de zwartgalligheid van het calvinisme zelf. Ik zou bijna zeggen; zwartgalligheid en calvinisme zijn, in het geval ze naast elkaar
gezet worden, een contradictio in terminis. Het calvinisme dat in dit boek gepresenteerd wordt is doortrokken van nihilisme; van de
afwezigheid van God; van de breuk tussen het goddelijke en menselijke. Het is het resultaat van het terugbrengen van een geschapen
werkelijkheid tot niets meer dan natuurwetenschappelijke relaties.

Een wetenschapper zou zeggen: en terecht, ruim baan voor de feiten, na al die millennia van sprookjes en mythen; ‘de mens moet maar
eens volwassen worden’.

Een echte calvinist zou zeggen; wanneer de dingen teruggebracht worden tot enkel relaties die in wetten vastegelegd worden, erkennen we
niet meer de dingen om ons heen, maar alleen de manier waarop ze zich tot elkaar verhouden. We erkennen niet meer onze medemens,
maar alleen de manier waarop we ons tot elkaar verhouden. Of: de manier waarop we ons met elkaar moeten onderhouden.

Wanneer we de mens terugbrengen tot psychisch-fysische analyses, of met behulp daarvan de mens proberen te doorgronden en te
determineren, proberen we een soort balans te vinden tussen de rechten en plichten ten opzichte van elkaar. We proberen elkaar niet zozeer
te begrijpen, maar te fixeren. Datgene dat niet begrepen wordt, wordt afgesneden, en diegene die dat niet kan, valt buiten het sociale, is
asociaal, onaangepast: hij is niet in staat met ons in relatie te staan. Er is met hem geen relatie mogelijk, omdat niet vastgelegd kan
worden hoe deze relatie in elkaar steekt. Elke relatie die niet middels formules (formele logisch structuur) vastgelegd kan worden,
erkennen we niet meer, of we moeten haar nog ontdekken. Dit formele kan alleen zichzelf bewijzen, ze bewijst haar eigen
vooronderstellingen en daar valt het (nog-)niet-logische formeel - en dus bewijsbaar - buiten.

Siebelinks poging om het calvinisme in een extreme vorm te beschrijven, is een poging om haar wetmatigheden, haar formele structuren
bloot te leggen. En misschien geldt dit nog niet zozeer voor hem; maar in de boekbesprekingen wordt dit wel duidelijk gedaan. Hans lijkt
het tegendeel van de moderne naoorlogse moraal te zijn, maar is in deze blote tegenstelling tussen hem en zijn omgeving in wezen zelf het
resultaat van dit wetenschappelijke wereldbeeld en van de breuk tussen het goddelijke en het menselijke. Immers, Hans bereikt het
goddelijke niet meer en verliest daarmee het menselijke.

Siebelinks boek gaat niet over godsdienst maar over de angst die de moderne tijd over de mens heeft afgeroepen en die men her en der
geregeld tegenkomt: de breuk met God, de wereld en onszelf. Het gaat niet zozeer over godsdienst en religieus extremisme, maar meer
over de keerzijde van de moderniteit. Het heeft in wezen niks met geloof te maken. Het heeft veel meer met ongeloof te maken.

Jan: Held of slachtoffer? Onze nationale schrijver met knuffelstatus.

Knielen op een bed violen is geen afscheid van domineesland zoals Elsbeth Etty ons doen wil geloven. Het is het onderogen komen van een
verextremiseerd liberalisme. Ik durf de stelling aan dat de godsdienstwaanzin van Hans niet zozeer op God geconcentreerd is, als wel op
zijn angsten voor de straffen die hij op zal lopen als hij niet aan alle verwachtingspatronen voldoet.

Heel simpel is nu al te zien in de maatschappij dat uitzonderingen steeds minder geaccepteerd worden. Alles wat buiten de sociale
structuren valt, valt ook buiten het wederzijdse begrip. Het is niet meer iets wat niet begrepen wordt, maar iets wat gewoonweg niet meer
getolereerd wordt. Uitzonderingen zíjn niet meer te tolereren. Het systeem dreigt te mislukken. Het vaart pas wel bij standaardisatie en
normering. Dit is de verlichting ten top.

Datgene wat duister blijft na herhaalde pogingen om het licht van de rede erop en erdoor te laten schijnen wordt genegeerd en hermetisch
uitgesloten. Het calvinisme zou dit nooit doen. Zelfs niet wanneer het in haar bestaan bedreigd wordt. Het duistere is met grote sympathie
aanwezig in het calvinisme. En met duister wordt niet bedoeld de zwartgalligheid, het demonische of de verdelgingsangst, maar daarmee
wordt het duistere van de dingen zelf bedoeld. Wanneer de dingen zijn weggerelativeerd en het overige (een nihilistisch niets) is gevangen in
formele structuren, is de angst gerechtvaardigd voor de volledige uitdelging die ook Hans vreest bij de minste of geringste verzoeking of
bespotting van God door zijn jongste zoon. De formele structuren die overblijven zijn immers niets. Het zijn niet de dingen zelf, laat staan,
datgene wat is. Het ware ding, het zijnde, is al verloren in het moderne leven. We leven temidden van relaties, als relaties. De rest wordt
genegeerd of getemd.

Siebelinks geloof van de voorvaderen, is niet het geloof van de mensen en de dingen, het is niet het geloof van de schepping in haar God en
goden. Het is het geloof in de moderniteit en haar uiterste consequentie. Het is de realiteit van de dode-godservaring, voor zover deze
ervaring reëel is. Het is de realiteit dat wij ons buiten de dingen hebben geplaatst. Daarom kunnen we God ook niet meer ervaren. Daarom
is God voor ons ook dood. Maar of hij werkelijk dood is, kunnen we niet weten. Dat kunnen we pas weer weten als we de dingen laten
terugkeren en we hen weer toestaan om zich tot ons te laten verhouden.

Maar moeten we ons dan uit de totalitaire formele structuren kunnen verplaatsen? Formele structuren zijn nuttig om de structuur zelf te
begrijpen, maar niet datgene wat de structuur draagt, noch datgene wat door de structuur met elkaar verbonden wordt. Dat fundament
begrijpen is niet formeel en logisch.

Het pleit zelfs niet voor de mensen die het boek lezen. Ik heb de eerste 150 bladzijden gelezen, maar werd er niet goed van en heb de laatste
100 bladzijden een dag later gelezen. Behalve de taalbehandeling, die matig maar niet slecht is, is het boek weinig menselijk. Goede
literatuur schijnt weer eens een staaltje zwartschrijverij te zijn. Waarom moet dat toch altijd. Kijk naar L. F. Celine, die deed dat al, maar
hij kon nog eindeloos aan de zinnen schaven. Hij kon nog zinnen maken die, hoe extreem alledaags ook, juist daarvan verheven bleken te
zijn, op de een of andere manier...

Waarom moet een boek over (ogenschijnlijk) calvinistische erfenissen zo middelmatig, geschreven worden? Ik verwacht geen dichterlijk of
verheven taalgebruik, maar wat minder lomp, wat beter lopende zinnen... was dat teveel gevraagd? Het is niet slecht, maar is het nu echt
zo geweldig als de recensies doen voorkomen?

Recensenten zouden de roman unaniem herkend hebben als grote literatuur... Mmm, behalve dat de aard van de literatuur alleen al
historisch onjuist herkend is, heeft het technisch gezien amper de kwaliteit van een boodschappenbriefje. Boodschappenbriefjes zijn niet je
van het, maar daar is nog een zekere cadans in te krijgen.

Ja, het boek gaat over geloof; erg actueel.., bovendien is onze historie doortrokken van geloof. Wederom ja! Gelukkig wel ja! Vergeten we
dat soms? Nogmaals ja! Ja, dat zijn we vergeten, gezien de blik waarmee we naar het door Siebelink gepresenteerde ‘geloof’ kijken. Een
aantal mensen heeft het boek net als ik moeten wegleggen omdat het ons naar de keel greep. Maar vervolgens komt dat door dit ‘geloof’.
Dit zogenaamde geloof legt beslag op mensen. Reden temeer om ons, bevrijd van alle autoriteit van geloof, op te maken voor een ‘liberale
en atheistische neutraliteit’. Verlosten! Geloof moeten we niet meer; en lees anders dit boek door, dan weten we weer waarom we het niet
meer moeten!

Beste lezer, dit boek gaat niet over geloof. Geloof gaat over vertrouwen, dit boek gaat over angst. Dodelijke angst. Geen angst is dodelijker
dan de angst voor het Niets. Geloof gaat over de vanzelfsprekendheden, niet over angsten die opspelen bij elke gedachte en bij elke
beweging van onze vingers die niet ‘den HEERE is toegewijd’ .

Angsten zijn daar waar we de werkelijke vertrouwensband met de ander, met Het Andere verloren hebben. We vertrouwen het pas als we
het kunnen controleren middels verwachtingspatronen en fysische wetten die werken. Waar is het werkelijke vertrouwen? Niet bij Siebelink,
niet bij de recensenten, niet bij de staat, niet bij de procesmanagers. Er is - nogmaals - pas ‘vertrouwen’ wanneer we volledig
gedetermineerd volgens wetenschappelijke modellen ons leven leven. Met SBS6 of Jan Siebelink, dat maakt niet uit, want werkelijk verschil
is er niet. Alleen een formeel verschil.

Naar aanleiding van:

Knielen op een bed violen; ISBN 9023416651, Bezige Bij, € 19.90.

Geen opmerkingen: