vrijdag 20 juni 2008

WIE REDT EUROPA?

door Tom Zwitser

Al sinds het begin van de 19e eeuw wordt er in heel Europa een toenemende onrust gevoeld. Voor de Eerste Wereldoorlog en voor de
Tweede Wereldoorlog schakelt het steeds een versnelling hoger en sinds de jaren ’70 is het niet meer te overzien. De vraag “wie zal Europa
redden?” is onvermijdelijk geworden, net als de conclusie dat ze in haar huidige gedaante niet te redden is. Schijnbaar kan Europa zichzelf
niet meer redden en dat bleek ook tijdens deze twee wereldoorlogen. Op 11 september wordt de slag bij Wenen van 1683 herdacht. Toen
kon Europa nog van de Turkse veroveraars gered worden. Maar in de nu volgende terugblik op de slag bij Wenen wordt deze zege van haar
schijn ontdaan. Daarachter wordt een veel grotere vijand zichtbaar. Niet alleen de vraag “wie redt Europa?” staat hier centraal, maar
vooral: “waarvan moet Europa gered worden?”

Een vorige grote beschaving op Europees grondgebied – namelijk de Romeinse – kende een verval dat enige eeuwen duurde. Misplaatst
zelfvertrouwen en decadentie maskeerden (en tekenden wellicht) de werkelijkheid van desillusie en ondergang. Augustinus schrijft daarom
zijn boekwerk over de stad Gods. Hij scheidt het aardse koninkrijk van het hemelse koninkrijk en denkt zo een oplossing te bieden aan de
grote twijfel onder christenen die hun hoop op Gods koninkrijk zagen vervliegen met de val van het Romeinse Rijk. Men moest volgens
Augustinus de hoop richten op een koninkrijk dat “niet van deze aarde was” en derhalve ook niet op aarde gevestigd kon worden.

Nu is duidelijk dat Augustinus zich had vergist en een dwaalleer in omloop bracht die nu nog doorwerkt. De horden van de Hunnen
maakten Rome niet alleen met de grond gelijk, ze redden ook het Christendom uit de handen van een verdorven elite en legden zo de basis
voor een Europa dat zowel het hemelse als het aardse koninkrijk verenigde. Het Heilige Roomse Rijk zou in de 9e eeuw gesticht worden en
pas door Napoleon ten val worden gebracht. Duizend jaar duurde haar regering waaronder Europa gekerstend werd. Duizend jaar lang
behoefde Europa geen redding van buitenaf.

Rijk en Stad

In dezelfde eeuw werd Venetië gesticht op moerassige gronden van een lagune. Binnen een eeuw werd ze een onverslaanbare stad. Deze
stad bouwde, eerst onder protectie van Byzantium, een rijk op dat het Romeinse in rijkdom overtrof. Maar ze regeerde vooral de zeeën,
waar Rome het land overheerste. In de loop der eeuwen vestigde ze in Europa een rijk van grootsteden waartegen het Heilige Roomse Rijk
uiteindelijk niet was opgewassen. En zoals Byzantium in 1453 door dit uit de kluiten gewassen kind werd verraden en ten val gebracht, zo
werd Venetië zelf ook door haar eigen kweek omgebracht. Napoleon beëindigde in 1806 de soevereiniteit van een stad die duizend jaar
zichzelf geregeerd had. Maar het kwaad was toen al geschied. Venetië is de stad waardoor Europa zich zogenaamd uit haar duistere
Middeleeuwen bevrijd had. Venetië is de hoofdstad van het moderne Europa. Voor velen tot bron van het moderne licht, maar in feite het
begin van het einde. Op de plaatsen waar de Venetiaanse cultuur voet aan de grond kreeg, werd politiek teruggebracht tot handelsbelangen
en contractdenken, ging in de kloosters een schaamteloze zelfverrijking hand in hand met ascetisme en werd het volk een economisch
inzetbare entiteit. Maar het belangrijkste is dat de groei van Venetiaanse steden tot nu toe een onomkeerbaar proces is gebleken.

De Renaissance en de moderniteit begonnen in Venetië en breidden zich via de moderne stedelijke cultuur uit over Florence, Vlaanderen,
Holland, Engeland en verder. De geschiedenis van Europa is die van de ondergang van het Heilige Roomse Rijk ten gunste van de cultuur
van Venetië. Venetië staat voor de zeevarende, ongrijpbare handelaren en het Rijk staat voor een structuur van verwortelde en kleinschalige
boerengemeenschappen en daar tussen een netwerk van stadjes dat hooguit drie procent van het burgertotaal besloeg. Het Rijk kende door
de tijd heen een aantal keizerlijke steden. Maar deze waren verre van dominant te noemen, noch hing van hen de welvaart van het gehele
Rijk af, want de welvaart kwam van de akker. Venetië kende al vanaf het begin een min of meer democratisch burgerdom en het Rijk
kende een aristocratische gezagsstructuur en een vitaal volksleven. Venetië bloeide door de handel en bestond van economische schaarste
en het drukken van de kostprijs en het arbeidsloon. In Venetië ontstond ook het eerste Europese industrieterrein. Het Rijk daarentegen
kende met zijn boerengemeenschappen alleen maar de overvloed die het land bracht; de zegen van de akker. De rest was marginale luxe en
handel bleef bijzaak.

Zeeslag versus veldslag

Alhoewel het duizendjarige Roomse Rijk en de duizendjarige stad Venetië als historische machten in Europa tegenover elkaar staan, was
de werkelijkheid diffuser en had men veel belangen over en weer. Zo is de zeeslag bij Lepanto in 1571 vooral op het conto te schrijven van
Venetië, maar werd er voor de gelegenheid samengewerkt met meerdere Roomse vorsten. Het was vooral de Venetiaanse vloot die de Turken voor het eerst in hun opmars stuitten. Omdat het een zeeslag is, ligt de nadruk van deze slag op de handelsbelangen. Venetië had
last van Turkse tegenstand in ‘haar’ Middellandse zee en de door- en aanvoerroutes via Egypte. In de geschiedenis is de slag bij Lepanto
echter bijgebleven als Europa’s eerste zege op de Turken. Memorabel natuurlijk, maar wel met bijsmaak. Anders dan zeeslagen zijn
veldslagen veel complexer van aard. Dat blijkt wanneer Wenen bedreigd wordt in 1683. Europa is op land namelijk nog niet in staat
gebleken om de Turken te stoppen. Uiteindelijk mobiliseren de Poolse en Litouwse vorsten hun halfgekerstende ridderleger tot één grote
supermacht en dezen slagen erin om op 11 september de Turkse overmacht bij Wenen terug te drijven. De Poolse koning drijft hen daarna
nog een heel eind terug. Europa is gered door horden die voor halve heidenen doorging.

Dit Polen en dit Litouwen waren toen gigantische rijken waarin stam- en boerengemeenschappen het landschap bepaalden, met daartussen
kleinstedelijke culturen. Het waren landen met uitgestrekte oerbossen, graanvelden en bloeiende hofstadjes van de talloze rauwe, adellijke
families die hun gemeenschappen in berenvellen en bontmutsen leidden. Simon Schama schrijft in zijn Landschap en Herinnering dat zij de
riddercultuur hoog hielden, dat de edelen zelf hun vorst kozen en geen enkele wet rechtsgeldigheid had wanneer een van hen tegenstemde.
De zestiende en zeventiende-eeuwse Europese bureaucratische natiestaten werden door hen met minachting bekeken.

Het waren ook deze volken die al in de 15e eeuw de Nederlanden van graan voorzagen, waardoor een wederzijdse welvaart ontstond. Het
Middeleeuwse Hanzeverbond liep dood op de graanalliantie tussen Holland en het Baltische gebied. Nu nog is zichtbaar dat de Polen de
welvaart van de Nederlandse graanhandelaren kopieerden: eenzelfde cultuur werd geïmiteerd, eenzelfde stadsarchitectuur ontstond. Maar
zonder het gigantische Baltische gebied zou er van Holland weinig geworden zijn.

De uitgestrekte Poolse wouden huisvestten halfgekerstende stammen die nog niet losgeweekt waren uit hun wouden en kleine akkers. Het
waren de laatste grote gebieden van Europa die nog niet volledig gekerstend waren. Daar liepen heidendom en christendom door elkaar en
stond men toch onder de invloedsfeer van het grote Heilige Roomse Rijk. Ze behoorden uitdrukkelijk tot het christelijke Europa.
Kerstening laat de heidense wortels intact.

Kerstening is altijd half werk. De vorst bekeert zich tot het christendom en het volk verhuist met hem mee en wordt christelijk. De oude
wetten worden zonder al te grote veranderingen christelijke wetten en er komt een kerk en een klooster. Christendom wordt een van de vele
polen van het volkse bestaan. De orde van het bestaan daarentegen – zeker die van de Germaanse stammen – wordt niet heel veel anders
dan dat zij in heidense toestand was. Christelijke terminologie, verhalen en vertellingen mengen zich met de plaatselijke. Waar recht en
orde al heersen hoeft het christendom ook niet meer te zijn dan een van de vele polen, of zij neemt de (heidense) polen langzaam in zich op,
zoals de Kerk van Rome dat eeuwenlang deed.

Dit Europa behield haar uitgestrekte gebieden waar de heidense wortels konden overvloeien in het christelijk geloof. Pas toen de revolutie
vanuit Frankrijk een einde maakte aan het Rijk in 1806, werd ook een einde gemaakt aan het latente heidendom dat nog her en der in
Europa voorkwam. Het werd illegaal of een museumverschijnsel.

Het postheidense Europa werd een feit met Napoleon. En na Napoleons nederlaag werd het postchristelijke Europa een feit. Het een vloeit
uit het andere voort. Frankrijk, maar ook Engeland waren de voortrekkers van de seculiere staat, ondersteund door Pruisen en het Russisch keizerrijk, dat sinds Peter de Grote van hetzelfde zoniet groter kaliber was dan de eerste drie. De fundering van Sint-Petersburg
in 1701 is hiervoor de peildatum. Maar dat Ruslands keizerrijk totaal anders is dan de Europese seculariserende staten wordt in de 19e
eeuw duidelijk. Uit de 19e eeuw stammen namelijk de Russische kruistochten in de vorm van de zogeheten Russisch-Turkse oorlogen.
Ondanks dat zij op de Krim werden uitgevochten en de Turken ondersteund werden door Engelsen en Fransen, was het de Russen om de
Heilige plaatsen in Palestina te doen. Maar de Engelsen waren totaal niet geïnteresseerd in het lot van de Heilige Plaatsen, maar waren
alleen bang voor een te groot Russisch machtsbolwerk in de Middellandse Zee. Zij wilden in de eerste plaats de machtsbalans in het eigen
voordeel laten kantelen en verdedigden de eigen handelsbelangen, een Venetiaans trekje.

Kruistochten versus volkskracht

De kruistochten vanuit Europa werden ver voor de Russische gehouden: vanaf 1096 tot 1272. Ze kwamen op gang toen bleek dat
Byzantium de Heilige Plaatsen in Palestina niet meer kon verdedigen tegen de Islamitische horden. De macht van Byzantium taande en de
oostelijke Turken drongen steeds verder naar het westen. Ze sneden niet alleen de routes naar Palestina af, maar ook de handelsroutes
waarmee Constantinopel haar ongeëvenaarde welvaart op gang hield. Alhoewel in Europa zowel vanuit kerk als door de adel alarm
geslagen werd en tal van ridders naar het Heilige Land afreisden, volgden in hun voetspoor de half gekerstende horden uit heel Midden
Europa. Europa moest in een open verbinding blijven staan met het Heilige Land. Zoals deze halfgekerstende horden wortelden in hun
heidendom, begrepen uitgerekend zij dat het christendom wortelde in het bezit van de Heilige Plaatsen. Zij vochten voor het christelijke
Europa en tegelijk voor het heidense Europa. Daartussen bestond geen scheiding. Net als dat men in die tijd heiden en christen tegelijk kon
zijn.

Uiteindelijk konden de Europese ridders, net als die van Byzantium, geen stand houden tegen de Islamitische horden in het Heilige Land.
Dat heeft een reden. De gigantische mobilisatie van de half gekerstende horden verbruikt de in het volk aanwezige reserves. Een lange
strijdtocht doet een beroep op de voedselvoorraden, de familieverhoudingen en de economische structuren. Eenmaal terug in eigen land is
alle veerkracht van de strijdbare mannen weg en blijkt de thuissituatie grondig uit evenwicht te zijn. Dat vraagt om een hersteltijd. Niet om
uit te rusten, maar om de gaten te dichten en de verhoudingen weer in evenwicht te brengen.

Degenen die op het veld van eer hun leven laten, laten tevens halve families achter, de akkers zijn lange tijd half of niet bebouwd geweest en
het land is overgelaten aan degenen die achterbleven: handelslui, ouden van dagen en vrouwen en kinderen. Een oorlogseconomie treed in
werking, die voor bepaalde mensen gunstig is en hen rijkdom en macht bezorgt ten koste van de oude machthebbers die zich opofferen op
het veld van eer. Na de slag moet het land weer terugzakken in de normale economie van de boerengemeenschappen en de gezinsvorming
moet weer op gang komen. Maar wanneer bij terugkomst de balans in de politiek, de economie en het recht weg is, dan is er geen
hersteltijd. En daarmee verdwijnt ook het Rijk en de haar kenmerkende volkskracht.

Zonder de gigantische mobilisatie, die voor de kruistochten en de redding van het christelijke Europa nodig is geweest, had de stedelijke
cultuur van Venetië zich nooit op het Europese vasteland kunnen vestigen. Zonder de met kruistochten gepaard gaande uitputting van de
volkskracht, hadden burgers Europa niet veroverd. De overwinning van het kapitalistische burgerdom betekende echter de definitieve heerschappij van de Venetiaanse cultuur. Haar ankerplaatsen zijn achtereenvolgens Brugge, Antwerpen, Amsterdam en Londen. Frankrijk
volgt slechts gedeeltelijk in hun spoor naarmate zij zich uit het Heilige Roomse Rijk heeft losgemaakt, maar is als volk langer weerbaar gebleven dan alle andere volken.

Supermobilisatie en burgerdom

De eerste kruistocht in 1096 was grotendeels bezet met Vlamingen. De matheid bij terugkomst zorgt ervoor dat de burgercultuur daar een
voet tussen de deur kan krijgen en niet veel later ontstaan daar de eerste connecties tussen West-Europa en Venetië.
De burgercultuur ontwortelt boerengemeenschappen: ze maakt graan waardeloos (want importeren is goedkoper), installeert haar
weefgetouwen in de huizen van de boeren en scheept hen af met net genoeg geld om niet dood te gaan. Het werd een bijverdienste in de
winter voor boeren die met hun boerenwerk ook al weinig meer verdienden. De boeren die eerst de steden voorzagen van voedsel vanuit de
rijkdom van het boerenleven, onttrekken nu hun voedsel uit de steden in ruil voor het geld dat zij ontvangen voor wolweverij, volderij en
andere manufacturij. De lakenindustrie brengt Vlaanderen zogenaamd welvaart, maar de rijkdom gold slechts een klein gedeelte.

Burgercultuur reduceert het bestaan van het volk tot arbeid en productiviteit. Zo ontstaan al in de 13e eeuw in Vlaanderen manufacturen,
met arbeidsdeling, uitbuiting en een algemene staat van honger onder de boerenarbeiders. Bovendien maakt die burgercultuur zich steeds
meer los uit het Heilige Roomse Rijk. Burgers zijn keer op keer in staat hun arbeidende boeren op te zetten tegen de aanspraken van de
roomse adel uit het Rijk. Dat is de aanzet tot staatsvorming. De adel uit het Rijk is in alles het tegendeel van de elite burgers. Het Rijk en
haar Roomse adel kende tot aan haar einde in 1806 relatief lage belastingen, een klein ambtenarencorps en een welvarend boerenleven,
maar de burgerstaat kent een gigantische belastingdruk en een harteloze en uitdijende elite.

Een gezonde adel kon een volk nog tegen mobilisaties beschermen, maar waar de burgercultuur voor de deur stond, werd het volk massaal
naar de slagvelden geleid en voortdurend tegen een denkbeeldige vijand opgezet. Het gebrek aan strategie binnen het Rijk resulteerde in een
Europa van kleine oorlogen en veldslagen maar richtte zich vooral op het Goede Leven. Waar de burgercultuur staat te dringen, ontstaan
gigantische oorlogen waarin halve volken ten onder gaan en de rest definitief getemd is. Hen wacht honger en slavernij.

Dat neemt niet weg dat het Heilige Roomse Rijk vreemde elementen in zich had. Het Rijk met haar uitgestrekte gebieden offerde niet
alleen de halfgekerstende horden op om haar eigen grenzen te beschermen, maar deed weinig om de in de strijd geofferde reserves weer in
rust te laten herstellen. Daarbij zette ze haar volken en stammen aan om de Heilige Plaatsen te bevrijden, wederom zonder deze volken en
stammen hersteltijd te geven en de rust bij thuiskomst te garanderen. Ze leverde hen uit aan de burgercultuur. De vraag mag gesteld
worden of deze supermobilisaties van kruistochten tot reddingsacties niet het einde van een vitale Europese bevolking zijn geweest en in
feite opgezet zijn om de eigen bevolking af te matten.

Frankrijk

De Franse koning Lodewijk IX had er een handje van om keer op keer zijn volk op te laten draven tegen de ongelovigen in het Midden
Oosten. Het toont eerder de veerkracht van het Franse volk dat ze de vele kruistochten konden opbrengen, maar ze is uiteindelijk – erg
moeizaam – wel getransformeerd tot een burgervolk. Naast alle speculaties over oorzaken en toedrachten van het fenomeen
supermobilisatie is het enige dat hier met zekerheid van te zeggen valt, dat een supermobilisatie duidt op een gezond volk dat over reserves
beschikt die haar vanuit de wortels worden aangereikt. Deze reserves kunnen echter opraken bij een langdurige ontworteling (zoals een
kruistocht) en dat heeft kwalijke gevolgen voor een volk. Dit hangt hoe dan ook met elkaar samen. De reserves vallen samen mét, of
zorgen voor het in standhouden van de wortels, maar een langdurige supermobilisatie kan de reserves blijvend opeisen of zodanig uitputten
dat het volk bij thuiskomst niet meer in staat is de veranderde verhoudingen zoals de oorlogseconomie recht te zetten. Herworteling blijft
uit en daarmee worden ook de heidense wortels van een volk doorgesneden. De reserves die ieder volk in rust automatisch aanlegt, vloeien
direct weg ten gunste van de koopmansklasse die de macht van de ridders heeft overgenomen. Een losgeweekt volk is een controleerbaar
volk dat voor alles in te zetten is.

Spanje

Eenzelfde voorbeeld van de matheid na zo’n supermobilisatie is Spanje. In de Middeleeuwen is het een confederaal en zelfs verbrokkeld land
dat zich uiteindelijk moeizaam verenigt om in 1492 de Moren van het Iberisch schiereiland af te jagen. Deze verdrijving geldt als het begin
van Spanje. De verdeeldheid slaat op dat moment om in een vereniging, maar de riddercultuur is na de slag in een klap verdwenen en doolt
met Don Quijote nog steeds rond in een ontwerkelijkt Spanje. Het rijke Middeleeuwse leven is dan voorbij en wordt ingeruild voor een
burgerlijk leven van handel, machtige koningen en een even machtige clerus. Er ontstaat een professioneel leger, grotendeels gevuld met
huurlingen. Het volk is een entiteit in de marge geworden waar allerlei primaire taken van afgenomen worden. Er is veel voor te zeggen dat
de verdrijving van de Moren de laatste grote ridder-eruptie is geweest die tegelijk het einde van de riddercultuur betekende. Niettemin volgt
de Spaanse wereldexpansie pas na 1492. Maar dat is al niet meer de expansie van ridderethos en boerenverstand, maar een van haar
heidense wortels ontdaan en ascetisch wordend christendom, gepaard met handelsgeest. Deze formule is vooral in de protestantse wereld
doorontwikkeld, maar begint in het Roomse Europa.

Spanje valt na een geweldige eruptie van slagkracht terug in provincialisme. Provincialisme is een toestand van een matte periferie die zich
volledig laat dicteren door de rijke handelscultuur van de grootstad. Spanje speelt geen voortrekkersrol meer in het Europa dat zij gered
heeft. Dat kan ook niet, omdat dit Europa in grote mate een Europa van burgers is geworden in plaats van boeren en ridders.
Polen

Zo ook met de Poolse ridders na hun geweldige overwinning op de Turken in 1683 bij Wenen. Terug in eigen land was het met de ridder-,
stammen- en familiestructuur gedaan. Simon Schama: “Hoe spectaculair de overwinning in Wenen ook was, zij betekende niet de
bestendiging, maar het einde van de Pools-Litouwse riddermacht.” Bij terugkomst bleek een burgercultuur die van de ridders te hebben
verdreven. Hun macht was stilaan afgebrokkeld tijdens hun lange afwezigheid en het land was leeggeroofd. Het rauwe volk, de ridders en de vrije boeren vervielen in dezelfde matheid als de Franken, Germanen en andere West-Europese stammen die in de Middeleeuwen aan de
kruistochten hadden meegedaan.

Deze boeren en ridders zijn na hun slag niet meer in staat de handelsheerschappij het hoofd te bieden. Zij hebben de dreiging van buitenaf
uitgeschakeld, maar daarvoor in de plaats is de dreiging binnen Europa groter geworden. Anders gezegd: een supermobilisatie, ingezet
door staat, kerk, kapitaal of wat dan ook, gebruikt de reserves van een weerbaar volk om een vijand van buitenaf te vernietigen, maar
vooral om daarna haar eigen macht te vergroten ten koste van de kleinschalige gezagsverhoudingen. Wanneer er na de slag niets gedaan
wordt, wanneer de oorlogseconomie terugtreedt en het volk zich weer kan herstellen is er niets aan de hand. Maar in Europa is dat nooit
gebeurd.

Het volk liet zich daarentegen keer op keer een nieuwe vijand voorzetten. De Europese volken verloren keer op keer haar militaire kant en
een professioneel leger verving telkens en in toenemende mate de strijdbaarheid van het volk. Burgercultuur gaat altijd samen met de
sluipende vernietiging van het holisme. Het leven van het volk wordt teruggebracht tot werken, tot arbeid. Arbeid wordt primair en tot de
essentie van het bestaan gemaakt. Zoals wij weten ontbreekt het de arbeiders, geleid door een intellectuele elite, nu aan de wil om weer een
volk te worden en moeten arbeiders vooral een economisch factor blijven. Hun geschiedenis toont alleen nog de strijd om economische
bestaansvoorwaarden. Vanaf 1815 hebben ze zelfs niets anders meer dan enkel hun arbeid, de rest is hen langzamerhand ontnomen en ligt
afwisselend in de handen van supermachten als staat en kapitaal.

Tot nu toe zijn de Poolse en Litouwse gebieden hoofdzakelijk overheerst door buitenlandse naties. Zelfs na hun verzelfstandiging tijdens de
regering van Gorbatsjov zijn de Balten (en Polen) binnen 20 jaar weer opgegaan in de Europese superstaat. Er is veel voor te zeggen dat ze
(de Balten) na hun supermobilisatie in 1683 nooit meer zelfstandig zijn geweest, noch werkelijk voor hun eigen onafhankelijkheid hebben
kunnen vechten. De matheid die na een supermobilisatie optreedt is zelf al een teken van ontworteling en deze ontworteling is blijvend
wanneer het herstel van de mobilisatie niet plaats kan vinden. De prestatie was te groot om de kapitalisering te weerstaan die voordien
door de halfgekerstende stamfamilies in de perken gehouden werd, maar daarna het volk van overwinnaars overwoekerd heeft.

Het nieuwe Europa

Zonder de gigantische mobilisaties die voor de kruistochten en de redding van het christelijke Europa nodig is geweest had de stedelijke
cultuur van Venetië zich nooit op het Europese vaste land kunnen vestigen. Dan stuit zij namelijk op het verzet van een weerbaar volk.
Burgers daarentegen ontstaan uit een afgemat volk.

Uiteindelijk bleek het offer, in de kruistochten en veldslagen door het volk gebracht, te groot om de oude weg van boerengemeenschappen
en familiecultuur voort te zetten. De luis aan de Europese zuidkust, Venetië, profiteerde daarvan. Voor Frankrijk betekende dat al direct in
de 12e eeuw afhankelijk te worden van haar handelskaravanen richting Brugge, waar ongekende welvaart gepaard ging met ongekende,
nog grotere armoede. Later betekende dit voor Polen en Litouwen de stagnatie van de graanproductie en de handel met Holland; er is
immers een beter leven mogelijk voor de redders van Europa dan graanboer te spelen voor Holland. Bovendien had de slag bij Wenen de Poolse en Litouwse akkers beroofd van haar vlijtig boerenvolk. Voor Holland betekent dit het einde van de Gouden Eeuw en tevens het
einde van de welvaart die al sinds de 13e eeuw in Brugge begon en al nasudderend verschoof naar de noordelijke Nederlanden.

Daarna breekt definitief de macht aan voor de Europese supermachten die in navolging van Venetië, Vlaanderen en Holland hun naties
vestigen rond handelsbelangen, imperialisme en burgercultuur. Deze ingrediënten zijn genoeg voor een politisering van de massa’s. Met dit
Europa van natiestaten waarvoor de burgerlijke Thomas Hobbes siddert van angst voor hun onderlinge confrontaties, is een einde
gekomen aan het Rijk en het verenigde katholieke Europa dat zich verbonden wist met, zowel haar heidendom als met het Oost-Romeinse
Byzantium en de heilige plaatsen.

Het christendom heeft zich niet alleen van haar wortels ontdaan, maar, nog belangrijker: ook van haar heidendom en dus van zichzelf. Een
ontworteld christendom kan niet anders dan seculariseren tot een sociaal-liberaal ascetisme dat haar banden met de akkers en de wouden
verloren heeft. Dit afgesneden christendom is de grootste oorzaak van de scheiding tussen kerk en staat. Had ze het volk en haar
heidendom gekoesterd, had ze het volk haar reserves weer laten opbouwen, dan was dit niet gebeurd, maar hoefde ook de vraag niet
gesteld te worden wie Europa (waarvan) zal redden.

Rusland

Intussen is er nog een christelijke macht met een half heidens volk over die over half- en ongekerstende horden beschikt. Vanuit het
islamiserende Byzantium is het centrum van de orthodoxe kerken min of meer verschoven naar Moskou. De Moskovitische Patriarch werd
na de val van Constantinopel in 1453 stilaan de belangrijkste van de orthodoxe patriarchen.

Stam- en familiegemeenschappen bevolken de Russische vlakten en wouden. Aan het einde van de Hollandse macht in de 17e eeuw
verschuiven de centra van de macht naar Engeland en naar Rusland. Symbolisch voor deze verschuiving is de leertijd van Peter de Grote in
Holland. Terug in Rusland, past hij alles toe wat hij in de Nederlanden geleerd heeft. Hij verruilt het Moskovitische Rusland voor een
keizerrijk. En een keizer heeft geen feodale onderdanen, maar een inzetbare massa die dient te gehoorzamen aan de absolute macht van de
keizer. Peter gebruikt zijn volk dan ook. Eerst wil hij Sint-Petersburg bouwen, al gebruikte hij daarvoor merendeels Zweedse slaven, maar
deze reuzenstad moet ook bevolkt worden. Al gauw ontdekken de Russische tsaren dat een volk in meerdere opzichten bruikbaar is.

Het Russische keizerrijk is door haar grootte en door haar vele inwoners nog in staat om Napoleon te verjagen. Engeland en Pruisen
strijken met de eer nadat de kracht van Napoleon door zijn Russische veldtocht in 1812 sterk was afgenomen. Hun ondankbaarheid blijkt
later nog eens als, later in de 19e eeuw Rusland oorlogen tegen Turkije voert, omdat Rusland het niet eens is met het beleid over de heilige
plaatsen in Palestina. Omdat Engeland bang is dat Rusland de Turken verslaat en zo teveel macht krijgt in het Middellandse Zeegebied,
waar het Albion op dat moment welgevallig haar oog op laat rusten en met haar handen in graait, steunt ze actief de Ottomanen. Rusland
ziet op dat moment van verdere oorlogsvoering af, maar Turkije en Engeland gaan gewoon door op de Krim.

Het is niet de enige ellende die Engeland daar veroorzaakt. Saillant detail van deze Krim-oorlog (1854) is namelijk dat voor het eerst een vrouw het slagveld betreed. Florence Nightingale doet wat nog geen andere vrouw deed. Naast deze schanddaad in de oorlogsvoering
maakt zij tevens de weg vrij voor het Rode Kruis en de Geneefse Conventie. Het moderne fenomeen van de scheidsrechter doet haar
intrede. Het denken in zogenaamd onafhankelijke scheidsrechterlijke instanties is een van de grootste plagen van de moderne tijd. Niets
mag nog eervol uitgevochten worden, maar de oorlog moet volgens vooropgestelde protocollen verlopen. Een kwestie van doorgestoken
kaart natuurlijk. Want een vooropgesteld protocol voorziet in een vooropgestelde uitslag.

De half gekerstende horden echter, vochten door de eeuwen heen niet onder toezicht van een internationale scheidsrechtersinstantie. Die
vochten voor hun familie, hun grond, hun geloof en voor het geloof van hun vorst. Voor de gewone vijand had men eerbied, omdat ook zij
hun eer verdedigden. Dat werd aan beide zijden gewaardeerd. Ieder mens had immers zijn eer. Deze horden discussieerden niet over het
eventueel terugtrekken van hun militairen zodra er een dode viel. Wanneer hun orde aangetast werd, trokken ze ten strijde en wanneer die
niet in het geding was, bleven ze thuis. Waar orde heerst is geen strategie nodig.

Niettemin; de Russen werden verslagen door de Turken en de Engelsen. Ze moesten gebieden in de Balkan afstaan. Deze vielen toe aan de
Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Het Sint-Petersburg van Peter de Grote is het einde van het tsarendom geworden. Vanwege
Sint-Petersburg is het Russische volk opstandig geworden en vanuit deze stad hebben opstandelingen uiteindelijk het tsarisme omver
geworpen.

Daarmee wordt ook de vreemde situatie van het Russische keizerrijk duidelijk: Sint-Petersburg vertegenwoordigt de Venetiaanse
burgercultuur, op het moment dat Rusland nog vele elementen bezit die het Heilige Roomse Rijk ook had. Aan de ene kant kon het
kruistochten houden; maar het kon anderzijds ook de Europese elite kunst en de burgerlijke cultuur domineren. De gespletenheid van
Rusland in aan de ene kant Slavofielen en aan de andere kant Eurofielen heeft onder andere deze oorzaak. In Europa is een veel duidelijker
strijd te zien geweest tussen Venetië en het Heilige Roomse Rijk middels schuivende scheidslijnen en afgebakende territoria. Maar in
Rusland vindt deze strijd plaats bínnen het rijk. De bouw van de burgerstad Sint-Petersburg plaatst de crisis tussen burger- en
familiecultuur in het hart van het rijk.
Het belangrijke verschil tussen Europa en Rusland is dit: de burgercultuur kon in Europa alleen maar groeien op plaatsen waar het volk
haar reserves in de strijd geofferd had. Peter de Grote heeft de burgercultuur in Rusland geïmporteerd zonder dat het volk tot dan toe een
grote en afmattende mobilisatie had ondergaan. Het is een grote fout van hem geweest, want deze stap heeft Rusland het tsarendom
gekost. Het Russische volk was op dat moment nog een vitaal volk en beschikte over reserves en wortels. En een vitaal volk verzet zich
tegen een opgedrongen burgercultuur.
Het verzet van het Russische volk tegen Sint-Petersburg toont dat een gezond en weerbaar volk de burgercultuur als grootste bedreiging
voor haar voortbestaan ziet. De interne strijd in Rusland hield zelfs niet op toen de 1e en 2e wereldoorlog haar miljoenen Russische
slachtoffers eiste in de strijd, maar het verzet brak pas toen Stalin zelf het volk begon te breken in de Goelag en de dreiging die daarvan
uitging. Stalin staat, tenminste wat het volk betreft, in rechte lijn met Peter de Grote.

Het Russische volk heeft haar matheid openlijk aan haar eigen leiders te danken, terwijl de reserves van de Europese volken altijd nog
onder het mom van een reddingsmobilisatie zijn verbruikt. Niettemin verkeert Rusland nog steeds niet in dezelfde matte fase als de
Europese volken. Er is meer blijven hangen van de Russische ziel van voor de mobilisaties. Dat is immers kort geleden. Familievorming en
volksleven zijn de diepste drijfveer van de mens. Daar ziet zij zijn reserves liggen, haar overleving en voortleving. Waar nog mensen over
zijn, ligt dus de mogelijkheid tot herstel, ongeacht de matheid van nu. Alleen: wat is er voor nodig om te herstellen?

De redding van Europa?

Tijdens een strijd of oorlog is een belangrijk deel van het volk afwezig. De geschonden banden en structuren zorgen voor een vrije ingang
van de burgercultuur uit Venetië en het economische model van schaarste, uitbuiting en het voortdurend inspelen op menselijke zwakte. Na
een oorlogsmobilisatie en in de roes van de overwinning is een volk op haar zwakst want juist dan verwacht ze niet de dolk in haar eigen
rug, en keer op keer heeft ze de doodsteek niet eens zien aankomen. Zo werd het volk gestimuleerd om de heidense wortels af te leggen in
ruil voor de burgerlijke levenswijze die het niet nodig had om heidens te blijven en aan de familie, de akker en het woud verklonken te
blijven. Burgers zijn per definitie niet-heidens en niet-volks.

De naties die Hobbes in de 16e eeuw met angst en beven had zien ontstaan toen het volk en haar volksleven nog redelijk intact waren,
waren haast noodzakelijkerwijs uitgegroeid tot de totalitaire staten van de 19e eeuw. Iedere staat is automatisch een machtsimperialist die
altijd meer macht wil en iedere gelegenheid zal aangrijpen om dat te bereiken. De staat heeft daartoe een aantal instrumenten uitgevonden
en toegepast. En dat proces is de eigenlijke mobilisatie: een volk verhinderen haar reserves weer aan te vullen middels een terugkeer naar
de wortels. Steeds grotere delen van het volk werden in die maalmolen opgenomen en gemobiliseerd. Het volk werd een politieke entiteit die
aan de oppervlakte door de staat werd uitgespeeld tegen de dictatuur van het kapitaal. Meer dan ooit houden deze twee elkaar in een
houdgreep, maar wat daaronder gebeurt – de ontworteling van het volk – dat is het belangrijkste waar zowel staat als kapitaal belang bij
hebben.

Nadat Napoleon verslagen was in 1815, grepen de Europese vorsten de gelegenheid om een verdere modernisering door te zetten die
Napoleon begonnen was. Wanneer de Fransen in 1806 een einde maken aan de duizendjarige zelfstandigheid van Venetië, is min of meer
duidelijk dat heel Europa een groot Venetië is geworden, waardoor een autonoom Venetië overbodig en zelfs lastig is geworden voor de
vorming van een Nieuw Europa. Met het einde van Napoleon wordt Europa herverdeeld en de contouren van dit Nieuwe Europa rijzen uit de
as van de oude rijken. Vanaf dat moment is iedere overwinning in een grote Europese oorlog erop gericht nog meer resten van het Oude
Europa te vernietigen. De laatste twee eeuwen zijn een grote zuivering van oude elementen en eliminatie van volkskrachten geweest.

Engeland en de Nederlanden hadden al nooit hun best gedaan om gekoloniseerde volken te kerstenen. Om ‘volk’ gaven zij niet, noch om het
eigen, noch om het koloniale volk. Bij uitstek in Engeland en in de Nederlanden heerste de macht van het geld ver boven de belangen van het
volk. Niet alleen richtte de expansie zich over de aarde, maar vooral ook naar binnen. De eigen massa diende voor eens en al onderworpen
te worden aan de staat. Iedere burger moest gepolitiseerd worden en deel uitmaken van de staat in plaats van familie of volk. Deze mens
wordt al vroeg geleerd zichzelf als probleem te beschouwen en zijn leven in te vullen met streven. Streven naar welvaart, streven naar
zelfbevrijding, streven naar emancipatie, streven naar meer democratie en nog meer veiligheid, streven naar minder rechten en minder
vrijheid en ten slotte, streven naar volledige gelijkschakeling met het abstractum ‘alle wereldburgers’. Staat en kapitaal zijn de grote
manipulatoren en profiteurs in deze ontwikkeling. De mens wordt in een illusie gehouden van louter streven. Hij heeft niets meer, geen
kinderen, geen rechten en geen familie. Iedere weerstand wordt direct gebroken. Hij heeft alleen nog zijn streven.
Een lijst met voors en tegens

Wat gebeurt er en wat moet er gebeuren? Een rijtje met voors en tegens: Zolang het niet duidelijk is, of niet duidelijk mag zijn wie de
parasieten van het volk zijn, is de vraag naar de redding van Europa een strikvraag. Er ligt een nieuwe mobilisatie in besloten, een nieuwe
kruistocht, gevolgd door meer matheid en een nieuwe ontgoocheling met, daaropvolgend grotere en loggere machtslichamen en meer
staatsmacht. Steeds opnieuw bleek iedere postmobilisatie de echte mobilisatie, de echte ontworteling, te zijn. Vrijwel iedere poging om het
volk te redden van haar matheid en uitputting eindigt in een sterkere staat, een machtiger kapitaal en een nog uitgeputter volk. Strijd tegen
de Islam heeft geen enkele zin. De strijd tegen de fundamentalistische Islam loopt uit op concrete maatregelen tegen orthodoxe christenen.
Gaat u allen rustig slapen; de staat waakt.

De bedreiging is niet een vijand buiten of binnen het volk, maar de vijand van het volk is al eeuwen lang haar politieke burgerelite die keer
op keer het volk een virtuele vijand opdringt om haar te verzwakken en zichzelf te versterken. De parasitaire elite groeit inmiddels boven
zijn slachtoffer uit en houdt hem met kunstgrepen in leven, om zichzelf in leven te houden, maar blijft wel die ledematen afsnijden die nog
een beetje tegenspartelen. En ook het kapitaal dat de volksmens reduceert tot een arbeider met louter economische belangen is een
bedreiging. De supermobilisatie en de burgercultuur en de staat moeten worden stopgezet. Wat moet een volk doen? Ver voor de
mobilisatie uitrennen, zich daarna omdraaien en tegen de mobilisator stelling nemen? Een contradictio in terminis die alleen maar door
een voorhoede kan worden uitgevoerd. Er moet een mobilisatie tegen de mobilisator plaatsvinden en dat is vrijwel onmogelijk.

Eigenlijk weet iedereen het al. Europa kent een spectrum van mogelijkheden tussen twee extremen: Aan de ene kant kan men alles wat nu
aan de gang is uit laten razen tot er niets meer van volk en vaderland over is en aan de andere kant kan er een staatsgreep gepleegd
worden door een voorhoede waarna de staat volledig afgebroken zal worden. Een staatsgreep in een land met een volk dat al eeuwenlang
kunstmatig in een afgematte toestand wordt gehouden en ondertussen is aangesloten op een globaal infuus, is een moeilijke zaak, maar
geen hopeloze zaak. Maar wat wil je met een staatsgreep als de rest van de wereld doorraast? Is er dan iets gewonnen? Nee, dan weet je
dat die orkaan vroeg of laat toch weer komt binnenwaaien. Een staatsgreep mag dus alleen het begin zijn en geen oplossing.

We zien immers steeds de crisis en de ondergang en de uiteindelijke vernietiging naderen, maar niemand weet hoe lang die op zich laat
wachten, zeker niet wanneer je het van het wachten laat afhangen. Niemand wil weten hoe Europa er dan uitziet. Voor wat het
toekomstbeeld van de vernietiging betreft blijft ons, afgezien van een onvoorziene goddelijke ingreep in de globale gang van zaken, alleen
het uit laten razen van de razernij over, in de hoop dat wij mensen er dan zelf nog zijn. Aan het einde van de razernij moet er een tijd
aanbreken van onbeduidend leven – hopelijk niet het provincialisme dat door de grootsteden gedomineerd zal worden.

Nu zijn we zo blij als een kind wanneer de waan van de wereld maar aan ons deurtje voorbijgaat, maar komt deze via de achterdeur gewoon naar binnen. En misschien hoeft zij niet eens binnen te komen, maar begint zij inmiddels wel in ons eigen huis of in mijn eigen
hoofd. Menige conservatief trapt in deze val. En ook de geschiedenis heeft laten zien dat wie zich van de razernij uitsluit, deze uiteindelijk
dubbel en dwars terugkrijgt, zolang de razernij zelf niet vernietigd is. Je helemaal afsluiten voor razernij is op dit ogenblik dus een
ascetische misstap. Er zal pas iets zijn gewonnen wanneer de wereld hier niets meer te winnen heeft en niet alleen voorbij trekt aan onze
Nederlanden en aan ons Europa, maar wellicht ook aan de aarde. Dat betekent dat alles in alle opzichten leeggeroofd en kaalgeplukt zal
zijn.

Maar de revolutie keert zich uiteindelijk altijd tegen zichzelf en dus doemt aan de andere kant van het spectrum de staatsgreep op. Een
toekomstbeeld van de ondergang mag nooit een argument zijn om de boel nu af te kappen. Daarvoor moet de ellende nu gaande zijn. En
dat is ook zo. Wij worden nu in een kunstmatige ontworteling gehouden en dat had al veel eerder moeten stoppen, of beter, het had nooit
mogen plaatsvinden. Voor zover wij de aarde, ons volk en onze goden weer willen leren kennen, zal het hoe dan ook moeten stoppen.
De pragmatische conservatief die nu echt iets ‘wil’ doen aan de crisis in Europa en deze wil doordrijft, begint zijn gang door de bestaande
instituties als protectionist, maar ziet na verloop van tijd dat hij niets blijvends achterlaat en voelt zijn energie ins Blaue hinein weg vloeien.
Hij rekt daarentegen alleen maar nodeloos het sterfuur van Europa, of houdt het sterven als status quo zelfs vrolijk in gang. Dus eindigt
hij uit humane overwegingen als links-liberaal die flink meehelpt om de laatste resten van Europa in de uitverkoop te doen totdat er niets
meer van over is.

Afgezien van de onbezonnenheid van deze pragmatische conservatief is het maar de vraag of er op het eindpunt van de uitverkoop nog
Europeanen overgebleven zijn. Dat is in ieder scenario van de toekomst de grote vraag. In het meest positieve geval zijn we er nog, hebben
minstens één burgeroorlog achter de rug en rest ons niets meer dan onbeduidendheid, nog minder dan het kleinburgerlijke, of zelfs het
volledig armoedige leven zonder winstbejag, te midden van de familie, dieren en wat werktuigen. Dat zou winst zijn voor een geworteld
volksleven die eindelijk haar reserves ziet groeien en aangevuld worden in plaats dat ze deze ziet wegvloeien naar haar parasieten, maar
veel is het ook weer niet. Die mensen zijn aan de vernietiging ontsnapt en dat is alles.
De Grote Zelfvernietiging van de moderniteit blijkt dus een zelfvernietiging van lik mijn vestje te zijn. De mensen die hopen de dans te
ontspringen hopen dat de Grote Zelfvernietiging niets vernietigt, terwijl we zien dat hij het wel doet. Hij begint alleen niet met de bijl, maar
met oogkleppen op hun hoofd. De hoop dat de zelfvernietiging weinig tot niets zal vernietigen is struisvogelconservatisme. Daarom komt
uit het bovenstaande web van voor- en tegenargumenten de staatsgreep uiteindelijk als beste inzending uit de bus. Maar de jury kan deze
vooralsnog niet tot winnaar uitroepen. De greep naar de staat is nu nog een greep vol lucht. De jury schrijft daarom een volgende
prijsvraag uit over de grijpbaarheid van de moderne parasieten. Meedenkers, inzenders en strategisten mogen opnieuw hun best doen.
Zolang het nadenken over een staatsgreep niet verboden is, moet dat gebeuren en wanneer dat wel verboden wordt, moet deze
plaatsvinden.

Opmerking

Dis essay is oorspronkelijk verschenen in bitterlemon magazine nummer 5 en opnieuw gepubliceerd in TeKoS nr. 130 onder dezelfde titel.

Geen opmerkingen: