woensdag 5 november 2008

De verlamming van het spel

De Olympische Spelen zijn nu weer enkele weken voorbij, en ook de politieke protesten daaraan voorafgaand zijn effectief tot zwijgen gebracht door goed geregisseerde sportshows en mediacampagnes. Het verzet tegen China is uiteindelijk volledig geflopt. In feite zijn ook de Spelen zelf geflopt; er wordt steeds minder gestreden en er worden steeds meer "overwinningen" door de jury bepaald. Maar dat mag niet gezegd worden. Kritiek op de Spelen is kritiek op de moderniteit. Een essay in Nucleus van september 2008.

In het onlangs verschenen essay “Liggen of staan, dat is de kwestie” [1] onderscheidt Peter Sloterdijk de gesloten Romeinse arena van haar voorganger, het Griekse stadion, die een langgerekte U-vorm heeft met een open zijde waar zich de tempel bevindt. “De gedachte hierachter is dat het wedstrijdterrein openstaat voor de goden en dat de atleten hun oefeningen coram deis uitvoeren.” De Romeinse arena is daarentegen een gesloten toneel dat afgesneden is van de werkelijkheid buiten het stadion als van de goden.

Dat er een verschil is tussen de arena en de werkelijkheid is ook de roeier Rogier Blink opgevallen. In de Volkskrant van 3 september uitte hij zijn ongenoegen over gecensureerde internetpagina’s, geschaduwd worden na het verlaten van het Olympisch dorp en over vrijwilligers die geen vrijwilligers bleken te zijn. Hij kijkt met verbazing terug, “een gevoel dat mede is veroorzaakt door de onophoudelijke stroom positieve berichten in de media, terwijl ik het gevoel heb dat we met zijn allen optraden in het grootste toneelstuk aller tijden.” Hij doelt op het feit dat China zich niet overeenkomstig met haar werkelijke toestand heeft gepresenteerd en dus haar misstanden wegmoffelt. Op het eerste gezicht een nobel verwijt. Maar had China zich dan met haar allerarmsten moeten presenteren? Of met de dissidenten die ze gevangen houdt? Of met een gemiddelde van haar volk, inclusief schooiers en tuig? Of had ze geen stadions mogen bouwen omdat het daarvoor landbouwgrond was? Mag een land zich niet op haar best presenteren? Of had ze de geïnvesteerde 25 miljard in meer hulpbehoevende zaken moeten steken?

Het is een misplaatst socialisme dat veel westerlingen aannemen. Ze gaan eraan voorbij dat voor alle Olympische Spelen miljarden worden geïnvesteerd die nooit terugverdiend worden – die dus alleen een investering zijn in het imago van het organiserende land, laat staan dat die ten goede komen aan de allerarmsten. Ga dan als sporter uit principe niet naar de Spelen. Er zit dus een ander ideaal achter het geklaag van deze sporter.

De Olympische Spelen zijn oorspronkelijk bedoeld om helden af te leveren. Nu er meer dan 300 gouden medailles te verdienen zijn en nog eens een dubbel aantal zilveren en bronzen medailles, is meedoen belangrijker geworden dan winnen, want de overwinning is gehumaniseerd. Er ontstaat een stemming van ‘iedereen is winnaar’, degene met een gouden medaille is hooguit gradueel wat cooler dan degene met zilver en brons en de rest. Daartegen steekt de houding van het organiserende land schril af. China presenteert zich namelijk niet alleen als een imagowinnaar, ze won ook afgetekend het landenklassement met de meeste gouden medailles. In China is iets van de oude heldenmoraal te bespeuren, terwijl de wereld in de illusie verkeert dat verliezen niet meer mogelijk is. In China zijn winnaars nog helden en is de gemiddelde Chinees trots op zijn land. De Olympische Spelen zijn onderdeel van een gevaarlijke droom geworden en de 15.000 (minus 300) sporters die niet komen om te winnen gaan klagen over de winnaarsmoraal. Winnen wordt ineens afgedaan als toneelspelen, als een mediacircus en als zelfverheerlijking van China.

De vanouds pacificerende werking van de Spelen – de Grieken legden alle oorlogjes neer tijdens de Spelen – heeft in de moderne versie juist tot een verlies aan heldenmoraal geleid. De Griekse Spelen koesterden de heldencultus. De overwinnaar werd in steen gehouwen in de galerij van vorige winnaars bijgezet. Grieken kenden geen wereldrecords, want hadden geen tijdmeting. Het ging om de snelste en sterkste van het moment. Winnen bij de Grieken was simpel: iedere atleet betreedt de laan met standbeelden van vorige winnaars voor hij überhaupt winnaar zou kunnen worden. Dat brengt hem eerbied voor zijn voorgangers bij. Wanneer hij wint - voor het aangezicht van de goden – wordt ook zijn standbeeld bijgezet in de rij met helden.

De kern van de sport – het vechten en winnen of verliezen – begint nu daarentegen volledig ondergesneeuwd te raken. De Romeinse arena waarin men nu sport bedrijft en die volledig gesloten is, is volgens Sloterdijk een immanentiemachine. De duim van de Romeinse keizer bepaalt alsnog het lot van de winnaar en de verliezer. In de arena komt langzaamaan alles stil te staan. Het echte gevecht is in de dans tussen alle reglementen, scheidsrechters en eindoordelen van jury’s vrijwel geneutraliseerd. Niet voor niets verscheen er aan de vooravond van de Spelen in dagblad De Pers een begrijpelijk pleidooi voor het terugsnoeien van het aantal sporten, maar ook voor het uitsluiten van jurysporten op de Spelen [2]. De Spelen zouden weer moeten draaien om de snelste en de sterkste. Eigenlijk is alles wat door een jury beoordeeld moet worden dubieus: “Het publiek ziet een spierbundel sierlijk aan de ringen hangen. Vijf minuten wachten later krijgen we te horen dat het ene jurylid hem een 6,3 heeft gegeven, en een van zijn collega’s vindt het een 7,5 waard. Blijkbaar weten zelfs juryleden niet wat een goede kür is en wat niet – laat staan het publiek.” Ieder weldenkend mens kan hier alleen maar mee instemmen. Toch waren de reacties van de lezers niet mals. Sport is blijkbaar een zenuw van deze tijd en deze even flink prikkelen veroorzaakt een collectieve pijnreactie.

In de zoektocht naar eerlijke sport is het moeilijk om het echte gevecht te vinden. Strijdbare sporters zijn er nog wel, maar verdwijnen. Taekwondo is een tamme vechtsport waar de jury belangrijker is dan de tegenstander. Wanneer men nu, om het blote knuisten- en betere voetenwerk te mogen aanschouwen naar harde sporten als handbal en waterpolo moet kijken in plaats van naar boksen en judo in allerlei klassen waar de fut helemaal uit is weggeëbd, is er toch iets behoorlijk verkeerd gegaan. Vechten komt nu neer op de ander ontwijken en achteraf door de jury tot winnaar worden uitgeroepen.

Maar ook in de poging om jurysporten zogenaamd objectiever te maken, zijn de nadelen groter dan de voordelen en blijft het probleem minimaal even groot als tevoren. Nu kan bijvoorbeeld een degelijke gemiddelde turner die gedisciplineerd zijn puntentotaal bij elkaar turnt een betere waardering krijgen van de jury dan een geniale turner die hem op alles overtreft, maar een foutje maakt waardoor hij een bepaalde puntencombinatie mist, zoals Artemev op het voltige paard overkwam. [3] Genialiteit, noch extra briljant toegevoegde bewegingen worden nu nog gewaardeerd of beloond. Iedereen turnt nu vrijwel dezelfde oefeningen in de meest winstgevende combinaties. De grijze middenmoot profiteert. De mate waarin men het eigen lichaam tot in de finesses weet te beheersen is niet zonder meer vergelijkbaar met de zelfbeheersing van anderen. Het wordt pas meetbaar (en dus vergelijkbaar) wanneer deze beheersing en techniek in criteria van kracht en snelheid worden gegoten.

Om de invloed en aanwezigheid van scheidsrechters en jury’s tot een minimum te beperken, en om sport de maximale helderheid te geven, moeten de oude criteria van snelheid en kracht noodzakelijkerwijs terugkeren. De eerste die over de meet komt, of diegene die zijn tegenstander tegen de grond mept is de winnaar. Als je niet goed bent in boksen vanwege je iele gestalte, moet je maar gaan boogschieten of heuvelop fietsen. Nu wordt het meppen om zeep geholpen in ruil voor geplaatste stootjes zonder gevolgen dan alleen een door de jury toegekend punt. De punten of strafpunten leveren een winnaar op zonder dat we een echt gevecht hebben gezien. Daarentegen worden bij handbal en waterpolo het maken van overtredingen even hoog, zo niet hoger aangeslagen dan puntjes scoren. Het ronduit hinderen van de tegenstander of doelbewust overtreden van de regels is gek genoeg een van de belangrijkste zaken van het spel geworden. Laten we dan in vredesnaam rugby weer invoeren, waar overtredingen en punten maken een goed geïntegreerde eenheid is geworden en bovendien helden oplevert.

Maar daarmee hebben we de transcendente werkelijkheid van het Griekse stadion niet teruggekregen. En de moderne cultuur begeeft zich volgens Sloterdijk “op gevaarlijke paden wanneer ze in de sport eerder bij de Romeinen dan bij de Grieken aansluiting zoekt”. Het geklaag van roeier Blink snijdt dus wel hout: hij heeft in een groot toneelspel geacteerd, maar dat ligt meer aan de opzet van de Spelen en de sport zelf, dan aan China als organisator. Laten we clementie hebben voor de ‘eerlijke’ klasse waarin Blink uitkomt – met acht man zo snel mogelijk een roeibaan oversteken – maar niet voor de moderne sportbeoefening zelf. De Spelen zijn onderhand iets heel anders geworden dan een podium waarop heldendaden verricht worden. Dat ligt aan de ‘Olympische gedachte’ en aan haar waakhond, het IOC. Wat de laatste decennia namelijk steeds weer terugkeert is de veelgehoorde wens ‘om de Spelen tot een succes te maken’. Wie weet wat we ons daarbij moeten voorstellen? Men gaat ernaar toe om de krachten te meten met de besten en hopelijk de competitie te winnen. Wat moet men daarnaast nog doen?

Kenneth Minogue laat in zijn artikel “Christophobia and the West” daarvan iets zien. [4] Hij benadert de idee achter de moderne Spelen als een ersatzgeloof, een geloof-in-de-plaats-van. ‘Olympianisme’ is een geloof in een verlichtte en intellectuele elite die “menselijke verbetering op wereldschaal kan en moet brengen door de volken van de wereld tot een grote gemeenschap te maken, gebaseerd op het universele plezier in de juiste mensenrechten”. Succesvolle Spelen moeten dus iets zichtbaar maken van een superieur ras waar iedereen die dat wil, deel van uit kan maken. Ieder die dat wil, spiegelt zich dus aan door de jury naar voren geschoven winnaars, die zich op hun beurt weer spiegelen aan alle aandacht die de wereld hen schenkt. De Romeinse arena kweekt narcisten waar toeschouwers zich aan spiegelen. Toen sport ingezet werd voor de karaktervorming is zij in feite heel snel aangewend voor het vormen van een verkeerd karakter dat geen goden meer kent, maar alleen publiek om zich heen heeft dat de sporter verafgoodt. [5] En ja, dan is het natuurlijk zuur wanneer je als roeier naar de Spelen gaat en door krijgt dat de hele idee van dit superieure ras een groot toneelstuk is en dat de werkelijkheid ietsje harder is. Maar daar heeft de mondiale narcistengemeenschap geen boodschap aan.

Hoe ironisch dat juist tijdens dit evenement een door het Westen gesteund landje een nog kleiner landje binnenviel om het even in te lijven. Hoe ironisch dat uitgerekend Rusland daar een stokje voor stak. Wie is hier de toneelspeler, wie de bedrieger en wie de held? Het Westen speelt hier de dubbelrol van de jury die zichzelf tot winnaar uitroept. De jury wijst Rusland als verliezer aan terwijl ze de held moet zijn. Politiek is voor het Westen ook een jurysport. Maar in de Romeinse arena is geen uitweg. Eigenlijk staat alles stil. Die stilstand wil men meten en er gradaties in aanbrengen. Goden, helden en tragiek zijn van de arena buitengesloten, want die breken altijd door alle vooraf vastgestelde categorieën heen. De stilstand is zo prangend geworden, dat iedere poging om beweging in de zaak te krijgen felle reacties oproept. Men wil het gevecht hoe dan ook buiten de werkelijkheid houden, net als de goden en de helden. Nu krijgt men twee opponenten die tot aan de tanden bewapend op de mat verschijnen, maar geen fin verroeren. Na afloop wordt er zonder vechten iemand tot winnaar uitgeroepen van dit Koude Oorlogje. De jury is hier de echte winnaar zolang ze het gevecht op de mat weet te vermijden – alleen zo zijn de Spelen een succes. Ook het Olympianisme van de VS en de NAVO loopt inmiddels zodanig uit de pas met de werkelijkheid dat ze een karikatuur van de eigen rol is geworden. Ze raken totaal de weg kwijt wanneer haar gezag als jury genegeerd wordt. Terwijl voor het Westen politiek en sport een soort Koude Oorlog zijn, komen er elders weer heldendaden en helden boven drijven. Een gunstige ontwikkeling in narcistenland.

Noten

[1] Peter Sloterdijk: “Liggen of staan, dat is de kwestie”, in Trouw, 21 juni 2008

[2] Marten Blankesteijn & Geert Jan Hahn, “Op zoek naar de beste mens”, De Pers, 7 augustus 2008

[3] http://www.youtube.com/watch?v=VhSDcgsDMcc & http://www.youtube.com/watch?v=CkzNUHqUNNM&feature=related

[4] Kenneth Minogue, The New Criterion, nr. 21, june 2003

[5] Christopher Lasch, De cultuur van het narcisme, blz. 160

Geen opmerkingen: