maandag 25 juni 2007

HET SPIEGELPALEIS II

bitterlemon.eu - Discussie democratie (3) * BL Commentaar 25 juni 2007 * Correctivisme II

door Tom Zwitser

Democratie werkt als een spiegelpaleis dat vroeger met de kermis in een tent op het dorpsplein stond: het zuigt alle
mensen op om het van binnen te confronteren met hun vervormde spiegelbeelden. Maar deze tent van de democratie
heeft geen uitgang en we zijn erin gebleven. Wij geloven voortdurend in iedere vervorming die wij in onze spiegels zien.

Mijn artikel over democratie en consensus heeft een reactie ontlokt van de heer Roose. Kritisch-sympathisch nam hij meteen mijn opening
ter hand: "Lang geleden, in de begindagen van de partijpolitiek (…)". Volgens Roose kon daar net zo goed gestaan hebben: "Lang geleden,
toen de dieren nog spraken." Mijn zinsnede "lang geleden..." duidt niet op een tijd waarin er nog geen democratie was. Het duidt op een tijd
waarin er net democratie was. Partijpolitiek ontstond in die dagen en de monarchie bereidde zich voor op een grondwet, op vastgelegde
burgerrechten en op een centrale rechtspraak. Het duidt op de tijd dat de staat zich centraliseerde ten koste van het toen nog vitale
volksleven. Deze zinsnede duidt dus niet op een tijd dat de dieren nog spraken, maar op een tijd waarin alles nog in verband met elkaar
stond. De ordehandhaving was nog onderdeel van de gemeenschap; het recht was weliswaar centralistisch, maar nog niet absoluut.

Burgers gingen grotendeels hun eigen gang, maar de staat was bezig om stil en zwijgend zichzelf als enig fundament van de maatschappij
te vormen en alle andere gezagsvormen te elimineren. Het “lang geleden...” duidt dus op het moment dat de moderne staat (democratie)
zich als stille illegaal de macht toe-eigent die niemand haar verleend heeft.

De crux: Revolutie

De heer Roose geeft mij theoretisch gelijk, waarvoor ik dankbaar ben. Tegelijk rijst daarachter een vraagteken, want wat heb je aan een
theoretisch gelijk wanneer je er, zoals Roose zegt, in de praktijk weinig mee kunt aanvangen? Daarom zou ik graag onderstaand bezwaar
van Roose willen uitwerken.

Zoals voor veel mensen voor wie de Grote Verandering na 1806 (en aanverwante jaartallen) het enige feit is, is ook voor de heer Roose alles
wat daarvoor einmal war, niets anders meer dan mythologie. Alles wat nu recht is, was toen blijkbaar krom en alles wat nu in principe en
in potentie ordelijk is – ook al is het nog steeds niet recht en ordelijk – was toen chaos. Democratie met andere woorden is het systeem dat
in potentie nog het meeste recht en ordelijk kan maken wat van oorsprong krom en chaotisch is. Roose en andere verdedigers van
(directe dan wel indirecte) democratie vertonen keer op keer dezelfde vooronderstelling: alles wat de mens van nature doet en denkt, is
slecht en dient binnen een grootsmaatschappelijke constructie min of meer verlamd te worden. Deze verlamming noemt hij democratie; in
principe een gewelddadig systeem, maar altijd minder gewelddadig dan het volk zelf. Zo kon het dat de enige rechtvaardiging van de
democratie – als vanouds – met Churchills uitspraak gegeven wordt: “het minst slechte rotsysteem” (in de vertaling van dhr. Roose).

Alhoewel ik enigszins mag rekenen op Rooses steun, wil ik hem argwanend vragen of hij daar wel zo zeker van is. Beseft hij wel waar
hij zijn steun aan geeft? Het is toch op zijn minst vreemd om de kritiek op de democratie te accepteren, maar de logische conclusie niet te
delen? Alsof Roose daar ineens voor terugschrikt. Het lijkt de laatste tijd zelfs alsof Roose is uitgevaren in een kruistocht tegen de
TomTom die weliswaar de weg wijst, maar de bestuurder tot wanhoop drijft met eindeloze uitweidingen in plaats van een gedecideerd
“rechts” en “links”. Immers, de burger in de democratie is gewend aan de bevelen van de technocratie en gehoorzaamt blindelings de
stimuli van de mediacratie, maar hij wil geen uitweidingen om zijn oren krijgen over het waarom van alles. Ook mag de TomTom geen
reisleider spelen en toelichtingen geven bij kastelen langs de route. En gelijk heeft Roose. Dat mag de TomTom ook niet doen. Een
conservatieve routeplanner, moet namelijk ageren tegen de asfaltroute en hem laten aanmodderen op afgelegen zandwegjes. Daar is
namelijk iets te voelen van de problematiek van het bestaan en het kan de bestuurder doen besluiten om de TomTom het raampje uit te
gooien, zijn auto achter te laten in de modder en ergens daarnaast een huisje en een weide te gaan stichten om van het eeuwige ‘onderweg’
af te zijn. Dat zou een goed besluit zijn.

Tegelijk met die oerchaos hekelt Roose echter ook – en terecht – het geheugen van iedereen zonder uitzondering. Dat geheugen is in verval
en hij schaart het zijne daar graag onder. “Niemand kan zich meer een aanvaardbaar alternatief herinneren voor de democratie.” Het
geheugen gaat dus hooguit terug tot aan het begin van de democratie, maar tegelijk neemt hij aan dat het voor die tijd een
onaanvaardbaar zootje was. En wederom heeft hij gelijk, want in een tijd dat dieren kunnen spreken, staat de wereld op haar kop. Gelukkig
dat deze dankzij de democratie weer in de juiste verhoudingen is gekomen. En het is tevens mooi dat het geheugen in ieder geval sinds die
tijd weer behoorlijk werkt; het zuivere resultaat van de revolutie, veronderstel ik. Ik schrijf in scherts natuurlijk, maar laat me eens kijken
hoe het met die democratie gesteld is.

Democratie

Wanneer de democratie zichzelf serieus neemt – namelijk als regering van heel het volk, en niet dat deel dat is opgekomen – honoreert ze
ook de stemmen van de niet-kiezers: opkomstpercentages van tussen de 40% en 60% zijn eerder regel dan uitzondering. Toch honoreert de
democratie slechts diegenen die opgekomen zijn om te beslissen over de mensen die niet op de democratie stemmen. Dat is een vreemde
praktijk. Wanneer democratie echt democratisch zou zijn, sluit zij immers geen burgers uit, ook niet diegenen die niet stemmen. Maar dat
doet ze niet omdat dat per definitie stemmen tegen de democratie zijn – de meest kritische dus.

Het denken in systemen, partijen en ideologieën is typisch iets van na de revolutie. En na de revolutie pleegt men ook met terugwerkende
kracht alles van voor de revolutie als ideologie en systeem te beschouwen. Dus: na de revolutie was er de wil tot macht en dus was er ook
voor de revolutie slechts de wil tot macht. Men zou het de boeren rond Brugge uit 1280 eens moeten vragen of het hen alleen maar om de
wil tot macht ging. Neen, men kwam toen altijd in opstand tegen iedere politisering. Een moment van anarchie maakte een einde aan een
toenemende politieke druk en daarna zakte men weer terug in het boerenbestaan. Zaken die men zelf wel regelt, daar heeft een ander van
adel noch clerus iets mee te maken.

In de redeneertrant van Roose is er dus eigenlijk niets veranderd. Er is dus zelfs geen revolutie geweest. Hij rechtvaardigt de democratie
omdat hij een tijd vooronderstelt waarin dieren spraken, niemand over geheugen beschikte en er chaos heerste, zonder dat deze toestand er
werkelijk was – of deze heerst nog steeds.

De kromheid gaat nog verder. Wanneer alle processen binnen de partijpolitiek achter de rug zijn zoals kieslijsten samenstellen, program
opstellen, campagne voeren, dan is de Grote Dag daar: het oordeel van de kiezer. Roose zegt terecht dat dit eerder de grote fopperij is van
de partijdemocratie. Er is niets te kiezen. Men mag alleen stemmen op vooraf bepaalde combinaties. De consensus is allang vooraf
bepaald en ligt nagenoeg vast. In de partijpolitiek treedt de consensus dus als ziekte naar voren. Het verpest alle echte keuzes. Maar is dat
zo? Consensus is toch geen ziekte van de democratie, laat staan iets dat uit de democratie voortvloeit. Het toont juist aan dat democratie
datgene vervormt wat de mens in natuurlijk opzicht gewoon is te doen. Binnen de democratie is consensus zeker een ziekte, maar dat is het
volk ook. En alles is een ziekte in de democratie dat aan gezag refereert dat niet democratisch is. Daarom wil de democratie alles insluiten
en vervormen, en alles vernietigen dat niet in te sluiten is.

Een van de allerbelangrijkste dingen die vervormt worden is, wat Roose noemt, het algemeen menselijk onvermogen om over zichzelf na te
denken. In het volksleven is dat gebrek namelijk een grote deugd. Ieder gebrek aan zelfreflectie – zeker in deze tijd van in stand gehouden
zelfbespiegelingen – is meegenomen. Dat de democratie juist het onvermogen tot zelfbespiegeling misbruikt, zelfs misvormt, om zich met
nog meer macht over het mensdom uit te strekken, geeft al duidelijk haar demonische kracht weer: ieder gezonde eigenschap uit de ‘goede
oude tijd’ wordt in de moderne maatschappij tot een zonde en vraagt om een kunstmatige set van waarden die niet vanuit het volksleven,
maar vanuit de maatschappelijk instituties in stand gehouden worden. Overal duikt het woord ‘bewustzijn’ op, of ‘bewustwording’. In de
gekrochten van de maatschappij en tot in haar verborgen hoekjes wordt ons overal de spiegel voorgehouden om ons maar bewust te laten
zijn van onszelf. Wij druipen van zelfbewustzijn. Wij worden voortdurend bespiegeld met ons eigen beeld en gelijkenis, maar de moderne
maatschappij die ons deze spiegels voorhoudt, ontbreekt het aan iedere bespiegeling en dat is te merken: wanneer het volk zich uitspreekt
over de politiek en haar dus in wezen een spiegel voorhoudt, kan de onverschilligheid niet groter zijn en het negeren is compleet. Terwijl
iedere keer dat de politiek zich over het volk uitspreekt resulteert in een stroom van maatregelen, wetten, meer geld voor ‘problemen’ en
nog meer controle over de burger. Altijd weer treft de bespiegeling de burger, maar de politiek is willekeur en macht zonder einde.

Dit heeft gevolgen. Het volk heeft in een democratie geen enkele macht. Overal waar ze zich manifesteert; treft ze zichzelf. Overal waar wij
verontwaardigd optrekken om een maatschappelijke actie te ondernemen stuiten wij voortdurend op onszelf. Democratie is een strop
waarin we onszelf steeds vaster draaien. Het is drijfzand. Zoals Beaudrillard scherp opmerkt is elke demonstratie die wij houden altijd
gericht tegen onszelf. In de demonstraties en acties op straat demonstreren wij uiteindelijk altijd tegen onszelf. Dat is de truc van de
democratie. Wij worden keer op keer teruggeworpen op onszelf en ons totalitaire onvermogen. Alles wat in de democratie wordt
opgenomen en politiek wordt gemaakt doorloopt dit proces. Directe democratie is slechts een worstje dat ons voorgehouden wordt.
Wanneer we dat bereikt hebben, zal de strop pas helemaal om onze nek zitten. Dan zijn wij namelijk geheel en al politiek gemaakt. De
spiegel is voor ons de grens die niet te doorbreken is, maar datgene wat die spiegel vasthoudt is de moderne democratie. Niet het volk is
het probleem, maar haar spiegelbeeld. En die spiegels moeten kapot.

Het spiegelpaleis

Wat ik met deze metafoor wil zeggen: de vervorming die de democratie op de gezonde volkswaarden toepast is een hele gevaarlijke.
Democratie werkt als een spiegelpaleis dat vroeger met de kermis in een tent op het dorpsplein stond: het zuigt alle mensen op om het van
binnen te confronteren met hun vervormde spiegelbeelden. Maar deze tent van de democratie heeft geen uitgang en we zijn erin gebleven.
Wij geloven voortdurend in iedere vervorming die wij in onze spiegels zien. Wij geloven in onze eigen vervorming, maar niet in ons eigene
dat niet bespiegeld kan worden. Dat eigene raakt onherroepelijk verloren in de allesuitsluitende werkelijkheid van de spiegels. Het
spiegelpaleis constitueert onze voortdurende verwarring met al haar soorten vervormingen. Punt twee is dus: we zijn ooit het paleis
ingegaan, maar moeten intussen maar eens alle spiegels kapot gooien; dat is al prettig werk. Het klaart de lucht – neem dat van mij aan.
We gooien onze vervormde spiegelbeelden kapot en hun veroorzakers. Daarna breken we natuurlijk de tent tot op de grond toe af.

Wat wij nu niet meer beseffen was vroeger klaar en helder: de enige zin van het spiegelpaleis is namelijk de werkelijkheid daaromheen; het
was vermaak. Maar die werkelijkheid kan zelf niet bespiegeld worden. De tent diende als afscheiding tussen echt en niet-echt. Maar
wanneer iedereen in de tent blijft zitten vervaagt het besef van de werkelijkheid. Daarom is de werkelijkheid langzamerhand van de
spiegelwerkelijkheid uitgesloten. Eigenlijk is het spiegelpaleis bedoeld als een grote grap, maar wij lachen er niet meer om. Wij lachen niet
meer om onze misvormingen, maar huilen tranen met tuiten omdat wij alleen nog onszelf als misvorming – en dus als het probleem
kunnen zien dat nooit en in geen enkele hoedanigheid de goede vorm zal krijgen. Het probleem van de misvorming zal pas opgelost zijn
wanneer er niets meer is dat vervormd zal worden. Wij moeten daarom onszelf vernietigen. De spiegels en de tent eromheen worden nooit
ter discussie gesteld. De misvormingen zijn namelijk onze enige (fake)werkelijkheid geworden.

Het spiegelpaleis is geen volksvermaak, maar volksafbraak geworden. Dat mensen zich geen aanvaardbaar alternatief meer zouden
herinneren, betekent dat zij al sinds mensenheugenis (een paar generaties hooguit) naar hun eigen misvormde spiegelbeelden zitten te
staren, zonder nog te beseffen dat er buiten de feesttent een heel dorp, zoniet stad is waarvan alle bewoners naar de tent zijn gelokt. Een
feesttent die zegt geen uitgang te hebben is niet alleen verdacht maar wacht slechts een doel: de tent moet van binnen afgebroken en
neergehaald worden. Er ontstaat dan een korte worsteling met het tentdoek dat naar beneden komt, maar dat zal vast niet zo verstikkend
zijn als wij nu denken. Wellicht wachten diegenen die de moed daartoe opbrengen een heel dorp, een hele stad, of een heel land dat toch niet
zo verlaten blijkt te zijn, en dat, bevrijd van de misvormde spiegelbeelden, een ware verlossing zal zijn, na het hele verhaal met het
utopische spiegelpaleis. Zo draait de feesttent uit op een pseudo-apocalyptisch volksfeest waarna een ieder zijns weegs zal gaan.

Directe democratie

Wanneer Roose wel de partijdemocratie doorprikt als een spel van enkele vooraf samengestelde menu’s, is het heel verwonderlijk dat hij
verwacht dat directe democratie, middels referenda en dergelijke, wel degelijk verandering brengt. Ook referenda zijn vooropgestelde
keuzemenu’s waar, achter elke voorgekookte keuze, een geheel uitgedachte bureaucratische route is geplakt, om iedere uitslag zo om te
buigen dat het altijd in de juiste richting zal lopen. Weer treedt de vervorming op. Het blijkt dus dat ook de democratische processen al
zodanig gekromd zijn dat alles altijd in de richting gedraaid wordt waarin de democratie ze nodig heeft. De spiegels vervormen niet alleen,
ze zijn dus zelf ook vervormbaar. Dat is te zien bij het vierde kabinet Balkenende, die zich geen zier aantrekt van het
EU-grondwetreferendum uit 2005, maar in opperste wijsheid heeft besloten dat het Nederlandse volk alleen tegen de grondwet stemde
vanwege de daarin gehanteerde symbolen. Het resultaat is een grondwet die geen grondwet mag heten, omdat zij nog verder gaat dan een
grondwet. Een grondwet dient, zoals bekend, om de rechten van de enkeling te verdedigen tegenover de meerderheid. De nieuwe
non-grondwet van de EU dient ertoe om de EU, die daarin een rechtspersoon wordt, te beschermen tegen de volkeren die zij
vertegenwoordigt. De EU is in vrijwel alle kardinale punten van de volksstem ontbonden. Zowel nationale parlementen als de burgers
hebben weinig tot geen bindende macht meer over de EU. Deze is nu nog een stelsel van instanties die niet perse iets met elkaar van doen
hadden en als zodanig niet heel sterk. De afgewezen grondwet uit 2005 is middels de directe democratie in Nederland doorontwikkeld naar
een volledige ontbinding van politiek en volk. De politiek is in vrijwel geen enkel opzicht meer gebonden aan naties, volken of referenda. De
weinige referenda die gehouden worden, dienen alleen maar tot nog meer ontbinding. Een referendum is dus min of meer dit: “Bent u voor
een beetje ontbinding (keuze A), of bent u voor erg veel ontbinding (keuze B)”.

De theorie van de correctie

De titel correctivisme, meneer Roose, is de vernederlandsing van het Franse correctivisme. Wie mijn artikel leest, proeft hier en daar een
bepaalde voorliefde voor wat dieper nadenken, maar ik waak ervoor om te ‘theoretiseren’. Theoretiseren vooronderstelt een scheiding
tussen praktijk en theorie. Het –isme binnen mijn ‘correctivisme’ is gespeend van iedere vorm van theoretisering, in tegenstelling waar het
de bespreking van democratie vs consensus betreft. Alleen daar is in mijn artikel een bepaalde abstractie te bespeuren, maar niet een die
verder gaat dan de abstracties die de democratie zelf al aanbrengt. Consensus binnen de democratie wordt netzo abstract en ongrijpbaar
als democratie zelf. Daarbuiten, dat wil zeggen, binnen het volksleven en niet binnen een fascistische c.q. napoleontische staat, fungeert zij
als deugd.

De beschuldiging van theoretisering verhult dus mijn werkelijke aanklacht: de systemen en ideologieën van na de revolutie zijn natuurlijk de
werkelijke abstracties. Pas na de revolutie is de theorie en abstractie van de praktijk afgesneden en is er een theoretisch circus a la de
partijdemocratie voor terug geplaatst die voortdurend de praktijk i.c. de werkelijkheid van het volk corrigeert. Alle werkelijke praktijk is
verdwenen en bedolven onder systemen en ideologieën – bronnen van theorietjes. Maar ik wordt beschuldigd te theoretiseren over een
‘inmiddels niet meer vervangbaar systeem’. Ik wil zeggen: ieder systeem is niet alleen vervangbaar, maar zelfs per definitie illegitiem.
Consensus is dan ook geen systeem, laat staan een ideologie. Consensus in de autonome gemeenschap waakt ervoor om de dagdagelijkse
problemen door de mallemolen van systemen te laten draaien. Of door ideologieën genivelleerd en weggerelativeerd te worden.

In een gemeenschap waar consensus heerst hebben de ouderen nog wel een monopolie op wijsheid en gezag in plaats van te verzuren in een
bejaardentehuis. De veldwachter is een ambt dat samenvalt met de gemeenschap. Ideologie daarentegen ontstaat daar waar het leven in
zichzelf en met haar gebreken niet meer geaccepteerd wordt, maar constant gecorrigeerd moet worden en waar alle instituties van het
volk worden losgemaakt. Democratie ontstaat alleen daar waar Correctivisme ontstaat waar alle natuurlijke instanties als volksleven,
huwelijk en ordehandhaving niet meer vertrouwd worden. Democratie is het systeem waarin het volk ongewild zichzelf corrigeert.
Democratie is geen volksregering, maar volkscorrectie.

Ordelijk leven

Het grote verschil tussen ordehandhaving en correctivisme is dat ordehandhaving altijd samenvalt met de gemeenschap en niet vanuit
aparte bureaus (politie) of vanuit nog aparter instanties (ministeries) wordt bepaald. Correctivisme komt per definitie uit torens die buiten
het volksleven staan, ordehandhaving is onderdeel van het volksleven en kan per definitie geen staatsmonopolie zijn. Waar een scheiding in
stand gehouden wordt tussen theorie en praktijk, wordt zichtbaar dat beide een misvormde versie worden van het volksleven die geen
scheiding maakt in denken en doen, maar zoals Denis de Rougemont zegt “denkt met de handen”. Met andere woorden: alles wat recht
was, wordt door correctivisme en soortgelijke abstracties als democratie en maatschappij misvormd en krom gemaakt. Wat die
abstracties dan misvormen? Nu, de mens wordt uit zijn wereld losgemaakt, gezonde tradities worden tot een dialectiek van protectionisme
en progressivisme en ook pubertijd, gebrek aan huwelijksmoraal en individuele emancipatie zijn in het gezonde volksleven een grote
uitzondering. Moraal wordt niet ter discussie gesteld maar is inherent aan het leven in de gemeenschap. Het is dus ook niet nodig om
meningen te ventileren die deze gemeenschap ondergraven. Dat wil zeggen: omdat het vanzelfsprekend is, wordt er niet over
gediscussieerd. Mensen die het spiegelpaleis binnengaan ontdekken ineens zichzelf; als misvorming. Alles dat hen daarbuiten verbond met
de ander valt binnen weg, zeker wanneer je oog in oog staat met je eigen misvormde spiegelbeeld. Hooguit kun je nog lachen wanneer er
een ander naast je staat die er nog belachelijker in wordt afgebeeld. In het spiegelpaleis zijn er vrijwel alleen individuen, juist omdat daar de
vervorming toeslaat. Daarbuiten zijn er de gemeenschappen, de families en de daaraan verbonden autoriteiten. Daarbuiten is de
geboortegrond die geen enkel spiegelbeeld weerspiegelt, maar die dient om het eten en je huis op te (ver)bouwen.

Gewond raken, sterven aan ziekten en ouderdom gebeurt in het volksleven ook binnen de gemeenschap omdat het werk met de handen nu
eenmaal niet van gevaar gespeend is. Maar werk zonder de handen is nog veel gevaarlijker. Machines, ideologieën en programma’s nemen
het werk nu over en onze handen kunnen zonder eelt het leven door. De dood wordt niet uitgebannen, zoals men op ideologische grond nu
wel doet. Medicalisering is netzo goed een van de instrumenten van de Grote Nivellering. Met in haar vaandel de dood- en ziektebestrijding
lijkt ze een vanzelfsprekend kwaad te bestrijden, maar het enige dat ze doet is een zo groot mogelijke scheiding aanbrengen tussen het
leven en alles wat onvolmaakt is: ziekte, lijden en dood.

Consensus in de democratische arena is eigenlijk nooit consensus, maar een voortdurend proces van contractering en contractbreuk. In
mogelijkheid tot contractbreuk voorziet de rechtstaat dan ook rijkelijk. Democratie kent geen consensus. De kiezer kiest dus niet voor
consensus of vijandigheid, maar voor een combinatie van voorgegeven mogelijkheden, die naarmate de metingen voor de verkiezingen
voorspellen, zijn stem op de dag zelve strategischer maakt. Men verenigt zich voor bepaalde tijd met mensen die dezelfde mening
ventileren, maar wanneer deze geen maatschappelijk issue meer is, valt de vereniging in Mening & Activisme weg. Vrijheid van
meningsuiting is gebaseerd op tijdelijke contracten en individueel ‘denken’. Vrijheid van meningsuiting kent geen echte
gemeenschapsvorming. Om niet te zeggen: vrijheid van meningsuiting is als theoretisch goedmakertje in de plaats gekomen voor vrijheid
van gemeenschapsvorming. Een mening is altijd iets politieks, niet te vergelijken met de waarheid van de familie of van de gemeenschap.
Een mening is tegengesteld aan familie- en gemeenschapsvorming. En de gemeenschappen die nog zijn overgebleven worden intern
verdeeld omdat meningen zwaarder tellen dan bloedbanden. Bloedbanden worden daarentegen wel ontbonden door de rechter, maar
meningen acht men schadeloos.

Geen opmerkingen: