vrijdag 29 juni 2007

HET SPIEGELPALEIS II

bitterlemon.eu - Discussie democratie (5) * BL Commentaar 29 juni 2007 * Correctivisme III

door Tom Zwitser

Een goede conservatief is, hoe kan het ook anders, uit het goede hout gesneden. Hij heeft vaak een hoop lef, stevige
vuisten en een opvliegend karakter. Hij durft ook buiten het café stevige taal uit te slaan en noemt de dingen dus ook
voorafgaand aan een biertje bij de naam. Conservatieven vliegen elkaar niet zelden flink in de haren, en dat is een
uitermate gezond teken. Toch hecht de conservatief bijzonder aan orde en maat.

Al deze deugden lijken mij op dhr. Roose van toepassing. Zijn mooie en uitgebreide weblog getuigt van een groot realiteitsbesef en van veel
lef. Ik ben ervan overtuigt dat zijn reacties op bitterlemon.eu op artikelen van dhr. Potoms en ondergetekende absoluut niet ingestuurd zijn
vanuit pesterig ressentiment, maar om een open en eerlijke polemiek te voeren. Welnu; ik meen dat wij een open en conservatieve polemiek
voeren, van conservatief tot conservatief. En daarin betreft het niet alleen maar een links probleem, maar het betreft veel meer de
conservatief als probleem. Niet de intenties, branie, lef en het goede karakter van de conservatief staan ter discussie, want het probleem
gaat verder dan dat.

Erik van Goor zegt in zijn artikel over rechtse media dat conservatieven vrijwel allemaal op dezelfde plek mank gaan: “Feiten zijn dus
links. (...) Juist de (rechtse) individualist die enkel en alleen pragmatisch en calculerend wil zijn, is blind voor deze zaken. En ideologisch
hulpeloos.(...) Rechts is namelijk wel blij met de wereld die links heeft gecreëerd.” Het ontbreekt de weerbare en gezonde conservatief vaak
aan ideeën. En dan blijft zijn ideologie vaak leeg of deze blijkt een ingeperkte en dubbelgebleekte light versie van links te zijn.
Wanneer we dus eigenlijk wel blij zijn met een linkse wereld, maar deze alleen maar willen inperken tot op de linkse helft om zelf de rechter
helft in bezit te nemen voelen we ons misschien wel de overwinnaar, maar we komen er nooit. Het instituut waar zowel links als rechts in
zitten is zelf links en we moeten leren van links hoe ze “de instituties van binnenuit hevormd hebben”. Want instituties zelf zijn nodig. Ze
moeten alleen hervormd worden. Maar kan dat in je eentje – met of zonder geld?

“Complexe maatschappelijke en culturele constellaties zijn niet te bevatten door een enkele individu, maar kunnen slechts begrepen worden
door en vanuit een traditie. Slechts een traditie van interpretatiekaders, oplossingsrichtingen, oorsprongsgeschiedenissen e.d., kan mensen
– bijvoorbeeld journalisten – ondersteunen in een kritische attitude die verder gaat dan reacties spuien op onwelgevallige feiten.” De
conservatieve traditie legt juist haar breekpunt niet bij bepaalde jaartallen: ze gaat verder dan 1789 en de Industriële Revolutie. Ze is niet
bereid zich neer te leggen bij de zogenaamde verworvenheden van links, ook al beslaan die een geschiedenis van eeuwen. De conservatief
móet wel voorbij het absolute karakter van bepaalde verworvenheden kijken, maar stuit daarbij op een aantal problemen:

“Rechts is over het algemeen te gezagsgetrouw voor een opstandige en wantrouwige houding ten aanzien van het gezag. En dat heb je wel
nodig om je ergens in vast te bijten. Rechts ontbeert kennis en traditie die er voor research nodig is. En wat is journalistiek zonder
research?” Met andere woorden: uiteindelijk breekt de voorliefde voor orde en maat de conservatief op en het weerhoudt er hem werkelijk
van doortastend te denken. Want wat wacht er buiten de rotte, maar toch linkse orde die men democratie noemt? We hebben nu in ieder
geval nog vrede in het land en denken die zelfs misschien op de hele wereld te kunnen afdwingen. Maar juist omdat de conservatief zo in
gezag gelooft, is hij geneigd te denken dat overal waar de dingen enigszins en met dicht geknepen ogen beschouwd marcheren, een zekere
mate van orde en gezag bestaat. Hij wil liever niet nadenken waarom de dingen zo marcheren en zeker niet deze gang der dingen op losse
schroeven zetten voor iets dat hij niet kent of weigert te doordenken. Daarom is een gemiddelde conservatief eerder behoudzuchtig dan
werkelijk fundamenteel. Hij bewaakt onbewust vaker het linkse er goed dan dat hij deze omver kegelt.

Tegenstellingen

De conservatief moet dus voortdurend een denkomslag maken en moet consequenter zijn dan zijn linkse collega’s. Hij moet die objectieve
verworvenheden van links ontmaskeren en van hun objectiviteit ontdoen. Deze verworvenheden zijn namelijk niet objectief, maar zijn
bepalend en inkaderend voor ons bestaan. Ook de conservatief moet zijn linkse bril afzetten. Anders kunnen we op den duur niet meer
buiten deze zaken denken, terwijl de conservatief dat voor zijn fundament wel móet doen. De conservatief wordt zogezegd de zure
protectionist op linkse bodem. Hij moet zich voor deze vervorming hoeden en zijn eigen bodem en intuities niet onder zich weg laten slaan.
Ook in de analyse van de staat, de democratie en het volk is zo’n consequente doordenking noodzakelijk. We moeten, om te beginnen,
helder de begrippen tegenover elkaar zetten:

Het volk is een klassieke entiteit, de massa is een modern product. Het volk beschikt over een zeker bewustzijn, de massa over
zelfbewustzijn. Het volk heeft niet de voortdurende confrontatie met haar spiegelbeelden nodig; zij leeft vanuit een innerlijke bron. De
massa moet voortdurend met haar eigen spiegelbeelden geconfronteerd worden en heeft dus een externe stimulus nodig, anders bestaat zij
niet.

Het verschil tussen bewustzijn en zelfbewustzijn is mijlengroot, zo niet kardinaal. Het volk heeft lak aan spiegelbeelden. Ze heeft geen
confrontaties met haar eigen mismaakte spiegelbeelden nodig om te weten wat goed en fout is. De massa heeft voortdurende de behoefte
aan confrontaties met haar eigen misvormingen omdat ze daardoor voortdurend kneedbaar is. Ze verkeert in voortdurende morele
verwarring. Haar misvormingen zijn haar leidraad; haar gezag; haar dagelijkse spiegel. Maar wie de spiegel in handen heeft, heeft de
massa in haar macht. Het klassieke volk daarentegen ontbreekt het aan spiegelbeelden, omdat ze niet eens denkt aan een behoefte aan
sturing en stimulus. Een gezond volk hoeft niet bijgestuurd en bespiegeld te worden. Het volk hoeft niet bestookt te worden met misvormde
spiegelbeelden.

Alle gezag voor het functioneren van de klassieke volksgemeenschap is inherent aan haar entiteit: zij functioneert en bestaat bij de vorming
van onbreekbare eden, verbonden en banden. Huwelijk, volk en familie zijn niet maakbaar, splitsbaar, opbreekbaar of samenstelbaar. Dat
is een organische eenheid. En deze banden worden ook intuitief door de conservatief erkend en geëerd. Wanneer de linksert van deze
natuurlijke banden en bonden af wil komen – en dat wil links – dan moeten we volgens Sloterdijk aan zelfgeboorte doen: we moeten onszelf
te boven komen. We moeten dus voortdurend zwanger van onszelf zijn en onszelf opnieuw baren. We baren als het ware onszelf naar mate
we door onze spiegelbeelden gestuurd worden.

Afhankelijk van het misvormde spiegelbeeld baren we onszelf weer net even anders dan de vorige keer. En dat maakt het narcisme van de
democratische massa tot zelfhaat. Voortdurend wijzen de misvormingen op afwijzing, tekortkoming, bijsturing en coaching. Het
misvormde spiegelbeeld doet ons onszelf op den duur haten en produceert zure en ontevreden reproducties van onszelf. We baren
ontevredenheid, en andere ondeugden omdat we denken dat dit van ons verlangd worden. Deze wordt ons immers in de reflecties en in feed
back aangereikt; de misvormde spiegelbeelden zijn immers altijd minder, slechter, onnatuurlijker en lelijker dan wij zelf. Maar de
spiegelbeelden hebben in de moderniteit altijd gelijk; zij bepalen ons handelen. Ontevredenheid loont in de democratie. Want het leidt
uiteindelijk tot voortdurende zelfcorrectie.

Het gezonde volk lacht hierom en verdwijnt dan weer uit het spiegelpaleis, maar wij zijn in voortdurende barensnood van onszelf. Het volk
heeft geen behoefte aan een spiegelbeeld, laat staan aan zelfbaring. Het volk neemt het leven zoals het dat met de banden en bonden
gegeven is: organisch en kleinschalig. Het volk heeft geen bewustzijn van zichzelf omdat ze niet voortdurend met haar spiegelbeelden wordt
geconfronteerd. Het volk is bewust áls volk. Ze is ongevoelig voor het narcistische wezen van de massamens. Deze mens, los van alles,
staat voor het volk aan de overkant van een grote kloof waar niets tussen in zit. Er is niet zoiets als een beetje volksmens en een beetje
modern. Goed, tot hiertoe de tegenstellingen. Want er zijn meer dimensies dan alleen de tegenstellingen.

Het vervormingsmechanisme

Belangrijk is dat de democratie niet alleen ons zelfbeeld vervormt, maar onderwijl ook zichzelf getransformeerd heeft. Net als het
liberalisme. Het oorspronkelijk liberalisme, waar sommige conservatieven steeds toe oproepen is er een van willekeur en managersdenken
geworden. Teruggaan naar het oorspronkelijk liberalisme leidt echter, zoals een vriend van mij onlangs zei, op zijn best opníeuw tot
willekeur en managersdenken, maar misschien zelfs tot erger. De democratie netzo. Een ingeperkte democratie bestaat niet. Dat was het
ooit, lang geleden in haar begindagen, toen het volksleven nog vitaal was. Maar een democratie kent geen inperking. Niet van buitenaf en
niet van binnenuit. Als we haar inperken, krijgen we op zijn best opnieuw de hele mikmak van 1816 tot nu opnieuw. Denk maar niet dat we
‘het nu helemaal anders zullen doen’. Alles herhaalt zich – op haar best – precies zo. En wel zo:

Zodra de democratie een volksregering is, heeft ze zichzelf al omgevormd tot een massa-controlerend lichaam. Dit heeft alles te maken
met de democratie als datgene dat zich inherent-aan-haar-aard voorbij alle gezag wil stellen. Wanneer er nog iets is dat verwijst naar een
buiten de democratie aanwezig gezag, dan bestaat de democratie niet, omdat het een democratie zonder gezag is. Het is dan hooguit een
commissietje binnen iets anders, maar geen democratie. In die fase is dus alles legitiem om de democratie vóór al het andere te stellen en
dat gebeurt nu volop. Wanneer de democratie dat voor elkaar heeft en alle extern gezag heeft opgeslokt en alles controleert, is ze ook geen
democratie meer, maar een openlijke dwangstaat waarin het volk gegijzeld wordt tegen zichzelf.

De democratie is dus een paradox die alleen bestaat als streven en daarmee nooit zelfstandig kan bestaan, niet ingeperkt en niet totalitair.
Omdat democratie altijd een streven is náár totalitair gezag, moet er dus ook altijd tegen gestreden worden door mensen die haar met
goede bedoelingen willen inperken. Er is dus altijd strijd zolang er íets is dat zich democratie noemt, in de kleine of de grote variant. Dit
streven moet ten koste van alles ophouden, dus iedere democratische aspiratie moet ophouden. Ergo; de democratie moet er hoe-dan-ook
uit.

En dan ons laatste misverstand: wie de democratie verwerpt wil niet iets ergs of juist helemaal niets ervoor in de plaats. Nee, de
conservatief moet terug naar zijn holistische volksverband en van daaruit consequent denken. Hij moet terug naar zijn uiterste basis en
niet naar de uiterste basis van de moderne maatschappij (want die is links). De uiterste basis voor links is de Staat. De uiterste basis voor
rechts is de familie, en wat daar uit voortvloeit: datgene dat we de republikeinse structuur kunnen noemen.

De volksgemeenschap

Waar we het over eens zijn is dat het volk, de volksgemeenschap en de daarin heersende mores nooit tegen zichzelf zijn gericht. Ze is altijd
gericht op het voortbestaan van de volksgemeenschap en waakt ervoor om getransformeerd te worden in een moderne massa. De
volksmores houden het volk gezond. Ze is sterk van binnenuit en weet de zwakken niet door geweld en dwang mee te nemen, maar door
solidariteit. Zwakkeren worden opgenomen in het organische geheel en zijn daarmee deel aan de volksgemeenschap, niet vanaf een zeker
stadium, maar vanaf het begin. In tegenstelling tot de democratie sluit de volksgemeenschap vanaf het begin iedereen in.

De volksgemeenschap bestaat noodzakelijk uit het geheel en niet uit partijen of uit een gedeelte, zoals de rijken,, de elite of zoals de
arbeiders en de armen. Zodra men zich op een gedeelte richt, sluit men dit gedeelte uit van het geheel. Wanneer er partijen, individuele
ontwikkeling, gelijkheid en democratie gepredikt wordt, wordt het geheel van haar noodzaak ontheven om een geheel te zijn. Met de
verdwijning van de noodzaak verdwijnt ook de volksgemeenschap zelf. Iedere poging om deze te herstellen zonder de partijen, individuele
ontwikkeling, gelijke rechten en democratie weg te gooien zal jammerlijk eindigen in protectionistisch gespartel van een
museumverschijnsel. Óf er is de illusie van de democratie dat wel alle geloof in zich opeist, maar nooit kan bestaan, óf er is de
werkelijkheid van een volksgemeenschap, dat zelf alle banden aanreikt en dus geen geloof eist, maar in geloof voorziet.

Die heelheid voorziet in een consensus; ze is de voorwaarde tot consensus. Maar dat is geen consensus van harmonie en vrede of, zoals
Roose zegt, “het vooral leuk houden met elkaar”. Binnen die consensus is de polemiek en de losse vuist niet uit te bannen. Men houdt elkaar
niet in een wurggreep of wil het geweld en de strijd uitbannen. Dat is immers modern-pacifistische propaganda. Met de prediking van
geweldloosheid heeft de staat zich over het volksleven ontfermd en eigende zich het geweldsmonopolie toe. Geweld is niet iets slechts; het is
soms nodig omdat de menselijke natuur niet in harmonie en vrede is op te sluiten. Want in dat sprookje is zij geweldloos, dus wapenloos en
dus weerloos. Het is fijn om als volksgemeenschap wat wapentuig in de kast te hebben, en een hooivork over de rug te hebben als er
vreemd volk komt ruzie zoeken, of als er hoogoplopende conflicten zijn.

In de democratie geloven wij daarentegen van ganser harte dat staatslichamen en rechters ieder conflict kunnen oplossen of de partijen uit
elkaar kunnen houden maar we merken aan alle kanten dat dit geloof nergens op gebaseerd is en dat men maar steeds weer opnieuw blijft
vragen om vertrouwen in het overheidskunnen. Alleen daardoor al is zij niet het vertrouwen waard.

Vroeger werden de conflicten in het weefsel van het volk gesmoord; op kleine schaal, met een paar verstandige mensen die de kemphanen
kennen en weten hoe ze met de een en met de ander om moeten gaan. Bovendien waren die mensen vaak wel voor rede vatbaar en werd er
niet zo zwaar getild aan een robbertje vechten. In een gezonde volksgemeenschap was dat mogelijk en deed men niet zo moralistisch als nu.
Vanuit de democratie wordt daarentegen wel een morele druk uitgeoefend op de burgers, maar is die overheid zelf zo immoreel als maar
mogelijk is. En ook dat is niet zomaar om te keren door inperking of iets dergelijks. Inperking is nog steeds de inperking op linkse
gronden. Het volk wordt voortdurend met pesterige maatregelen getroffen, terwijl de politiek zich aan de onderhandelingstafel aan ieder
moreel appèl kan onttrekken, want ‘dat is nu eenmaal onderhandelen’.

De doodstraf is allereerst een instituut gericht als wapen van het volk tegen haar ambtsdragers, niet tegen misdadigers. Daar komt het in
de praktijk wel op neer; misdadigers moeten de straf van het zwaard kennen, maar dat de ambtsdragers deze kennen, is veel belangrijker.
Misdadigers kunnen een brute moord op iemand uit het volk plegen, ambtsdragers kunnen heel het volk verkwanselen. De ambtsdragers
zijn niet gerechtigd om de doodstraf af te schaffen, noch de beul en het zwaard. Nu is de doodstraf wel afgeschaft, zogenaamd als gunst
aan de burger. Tegelijk rust het enige legitieme zwaard in de hand van de staat. Dat alleen al is een voorteken dat de staat haar volk
verkwanselt en onderdrukt. Het zwaard is eerst en vooral een instrument van de burger en niet – zeker nooit uitsluitend – van de staat. Zie
daarvoor ook de stukken van Erik van Goor over wapenbezit. Het is een van zijn thema’s.

Op de grens van volk en staat

De democratie is een instrument in handen van de staat. Zo gijzelt zij het volk en kan zij met het mandaat van het volk deze als
gemeenschap vernietigen en omvormen tot een psychologisch determineerbare massa van zichzelf ontwikkelende individuen die zich van
contract naar contract werken en van contractbreuk naar contractbreuk. Alles staat immers in dienst van de persoonlijke ontwikkeling.
De democratie is een wijze om de publieke kant van de staat te organiseren en zo tegelijk van de staat een private aangelegenheid maken.
De staat is natuurlijk een private aangelegenheid geworden, omdat zij zonder een deugdelijke buitenkant door het volksleven beknot en
ingeperkt wordt. Daarom moest ze, om haar macht te vergroten, zich eerst afscheiden van het volk. De staat heeft voor haar eigen
bescherming de democratie in het leven geroepen. Democratie is namelijk een ondoordringbaar scherm dat tussen staat en volk in staat.

Ze neemt het volk in zich op, en geeft daarmee de staat alle macht om met het volk naar goeddunken te handelen. Volk en staat vloeien niet
meer in elkaar over zoals dat vroeger het geval was, maar het volk wordt speelbal van de staatsmoraal, juist omdat ze in absolute zin van
de staat is gescheiden. Juist door de scheiding van volk en staat heeft de staat het volk aan zich kunnen onderwerpen. We moeten dus de
scheiding tussen volk en staat opheffen. Het scherm van de democratie (het spiegelpaleis) moet kapot, want deze fungeert als spiegelglas:
vanaf de kant van het volk worden alleen het volk en al de eigen misvormingen erin weerspiegeld, maar vanaf de veilige en private
binnenkant van de staat kan men er helder door naar buiten kijken en zien wat het volk zichzelf nu weer aandoet. De staat is nu
geprivatiseerd maar moet weer worden verheven tot de publieke zaak zelf. Staatsmanschap moet weer een ambt worden.

We moeten terug achter de spiegelpaleizen en voorkomen dat we opnieuw in de permanente revolutie van de democratie terecht komen en
de staat ons weer gijzelt. Deze permanente revolutie put het volk uit en maakt het murw. Een opstand moet een einde hebben en moet
gemotiveerd zijn vanuit de orde en niet de orde zelf als haar mikpunt hebben. En vanuit die orde moet ook weer het gewone leven ontstaan.

Besluit

Wat ik met deze woorden allemaal wil zeggen: ik wil dhr. Roose absoluut niet uitsluiten van het conservatisme, maar ik wil hem
uitnodigen om de linies te versterken en na te denken over een kritische theorie. Roose spreekt in termen van democratie. Maar zijn
handelen en denken weerspreekt reeds het primaat van de democratie. Hij is de man van familie, volk, traditie. Het volk was er volgens
hem zelfs voor de kerk; zou het volk dan ook niet voor democratie uitgaan? En familie? En traditie? En eigen verantwoordelijkheid? En
gemeenschap? Zouden al deze zaken dan ook niet voor democratie uitgaan? Maar wat blijft er dan nog van democratie over?

Ik wil hem uitdagen om verder te gaan dan ik, inconsistenties uit mijn betoog te halen en de hier beschreven gedachten consistenter te
maken. Alleen de mensen die dieper en verder durven door te dringen achter de spiegelpaleizen, achter de spiegelwanden van de democratie
en nog dieper de problematiek kunnen doordenken, die zijn te zijner tijd broodnodig en kunnen een voorhoede vormen, het voortouw
nemen, juist omdat zij al achter de spiegels gekeken hebben.

Niet omdat de democratie op sterven na dood is (dat is namelijk evident) en ons dus een gapende leegte wacht, maar juist omdat het volk
op sterven na dood is.

Geen opmerkingen: